| |
| |
| |
Kopij voor De nieuwe taalgids
Aanbevelingen voor de uiterlijke vormgeving van artikelen en boekbesprekingen
1. Inleiding
Met ingang van jaargang 66 (1973) zal bij het zetten van kopij voor De nieuwe taalgids een andere werkwijze worden gevolgd. De tekst van elke bijdrage zal, voorzien van de nodige typografische aanwijzingen, op een ponsband worden overgebracht, die vervolgens via een computer zijn instructies zal doorgeven aan een zetmachine. De redactie heeft haar hart een ogenblik vastgehouden, maar de uitgever verzekert dat het resultaat van deze nieuwe produktiemethode zich op het oog nauwelijks zal onderscheiden van zetwerk dat zonder tussenkomst van de computer tot stand is gekomen. Drukproeven kunnen op de gebruikelijke wijze worden gecorrigeerd.
De reden tot deze omschakeling ligt uiteraard in de onrustbarende stijging van zet- en correctiekosten. Het nieuwe procédé maakt het mogelijk het tijdschrift iets goedkoper te produceren, zodat verhogingen van de (relatief lage) abonnementsprijs in de toekomst zo veel mogelijk kunnen worden beperkt. Het zetten van moeilijk leesbare kopij blijft echter even tijdrovend en daardoor kostbaar; en extra-correctie, veroorzaakt door het achteraf aanbrengen van wijzigingen in de gezette tekst, vormt een onnodige schadepost. De medewerkers aan het tijdschrift kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot het tegengaan van prijsstijgingen door ervoor te zorgen dat hun kopij werkelijk persklaar en in zo overzichtelijk mogelijke vorm aan de zetter kan worden voorgelegd. In de hieronder volgende paragrafen hebben wij gepoogd voor de uiterlijke vormgeving van artikelen en boekbesprekingen een aantal aanbevelingen te formuleren.
Deze ‘Aanbevelingen’ dienen ook een ander doel. Men behoeft geen haarklover te zijn om vast te stellen dat de wijze waarop wordt geciteerd, waarop naar andere geschriften wordt verwezen en waarop de titels van die geschriften worden vermeld of beschreven, in elke willekeurige aflevering van De nieuwe taalgids evenveel variaties vertoont als er auteurs aan het nummer hebben meegewerkt. En meestal nog meer, doordat sommige auteurs zich in één bijdrage nu eens bij déze, dan weer bij dié praktijk lijken aan te sluiten. Een streven naar grotere uniformiteit in de uiterlijke vormgeving, met eerbiediging uiteraard van ieders persoonlijke vrijheden in het inhoudelijke, is niet alleen wenselijk uit esthetisch oogpunt, maar ook van belang voor de wetenschappelijke verstandhouding en samenwerking. Het gaat hier immers goeddeels om internationaal erkende spelregels. Nu die eenmaal bestaan en in wijde kring in acht worden genomen, is er geen reden zich er niet aan te houden.
De opstellers van deze ‘Aanbevelingen’ maken geen enkele aanspraak op oorspronkelijkheid - het zou verkeerd zijn als het anders was. Wij hebben ons voordeel gedaan met een door Drs. A.M.J. van Buuren ten behoeve van zijn colleges aan Utrechtse neerlandici samengestelde syllabus, maar ook met de ‘huisregels’ van de uitgeversmaatschappijen Wolters-Noordhoff en Elsevier:
[j.ph. bloem]: Gids voor het persklaarmaken van manuscripten en het corrigeren van drukproeven. Groningen, 1971.
Kopij en boek; enige richtlijnen voor de samenwerking tussen auteur, uitgever en drukker bij de vervaardiging van het boek. Amsterdam etc., [1954].
| |
| |
Belangrijke raadgevingen zijn verder ontleend aan de volgende Engelstalige publikaties, waarvan vooral de eerste, uitgegeven en sinds 1951 in meer dan anderhalf miljoen exemplaren verspreid door The Modern Language Association of America (Materials Center, 62 Fifth Av., New York 10011) een boekje is ‘dat ge lezen moet als ge makelaar in koffi zyt, of als ge wat anders zyt’, met name promovendus in de letteren of medewerker aan De nieuwe taalgids:
The MLA style sheet. 2nd ed. [New York], 1970.
b. crutchley: Preparation of manuscripts and correction of proofs. 2nd ed. Cambridge, 1964. Cambridge Authors' and Printers' Guides 2.
Wij zijn ons er terdege van bewust dat sommige van onze wenken de schijn van schoolmeesterij kunnen wekken, of erger nog: van betweterij, vooral bij auteurs die als medewerker aan De nieuwe taalgids op een heel wat langere staat van dienst kunnen bogen dan de twee redacteuren die deze ‘Aanbevelingen’ hebben opgesteld. Daarom zij hier tot slot en wellicht ten overvloede herhaald dat het in de onderstaande paragrafen om aanbevelingen gaat, als men wil om dringende aanbevelingen, maar niet om redactionele voorschriften. Ook wie zich more maiorum, mits consequent, aan andere systemen van verwijzen, citeren en ‘titelbeschrijven’ wil houden, blijft in dit tijdschrift van harte welkom.
| |
2. De uitvoering van het typoscript
Kopij voor De nieuwe taalgids dient in machineschrift te worden ingezonden, getypt aan één zijde van het vel. Het papier moet goed beschrijfbaar zijn (met het oog op eventuele correcties en aanwijzingen voor de zetter), ongelinieerd en van het formaat A4 (29,7 × 21 cm), eventueel kwarto (27,5 × 21,5 cm). Een boven- en ondermarge van ca. 2,5 cm, een linkermarge van 3 à 4 cm, een rechtermarge van 1 à 1,5 cm blijven onbeschreven.
De regelafstand in het manuscript (ook in ingesprongen citaten en in het notengedeelte) moet gelijk zijn aan tweemaal de hoogte van een regel (dubbele interlinie).
De bladen van de bijdrage worden in de rechter bovenhoek Arabisch genummerd; de noten, doorlopend (niet per bladzijde) genummerd, worden op afzonderlijke, genummerde bladen achter de bijdrage toegevoegd. Op de bladen van het notengedeelte wordt in de bovenmarge vermeld: ‘Noten bij’, gevolgd door de auteursnaam en een verkorte titel van de bijdrage. Voor het bijeenhouden van de bladen gebruike men een paperclip, geen nietjes.
Onder de tekst van de bijdrage komt rechts, in klein kapitaal (op de schrijfmachine: kleine letters, dubbel onderstreept), de naam van de auteur, links zijn (academisch of persoonlijk) adres en eventueel een datering. De redactie stelt het op prijs als de auteur op de laatste bladzijde bij benadering het aantal woorden van zijn bijdrage, exclusief de noten, opgeeft.
Voordat een bijdrage kan worden ingezonden, behoort de auteur zijn typoscript enige malen grondig te hebben gecorrigeerd. Men kan proberen daarbij telkens op alles tegelijk te letten; een veel effectievere en efficiëntere werkwijze is echter, eerst het betoog aan een strenge keuring te onderwerpen (is het zin voor zin glashelder? is het bestand tegen de aanvallen van de onwelwillendste criticus?), vervolgens stijl en interpunctie te toetsen, dan de spelling (bij voorkeur de voorkeurspelling), om ten slotte alle citaten, verwijzingen en titelbeschrijvingen te controleren (en daarbij niet te ver- | |
| |
gelijken met fiches, aantekeningen of kladversie, maar met de bron: de geciteerde of beschreven werken zèlf).
Korte correcties in het typoscript worden boven de regel (niet eronder of in de marge) getypt of duidelijk (met inkt) geschreven. Correcties waarbij meer dan één regel moet worden vervangen of toegevoegd, kunnen als invoegingen worden behandeld. De correcte tekst wordt dan getypt op een afzonderlijk blad, genummerd (bijv.) 16A, en ingevoegd na de pagina waarop de fout voorkomt. De plaats van de invoeging wordt in het typoscript aangegeven met een pijl en een omcirkelde notitie in de marge (‘inlas, zie blz. 16A’) aangegeven. Misverstand kan worden vermeden door de correcte tekst op een strook over de foutieve te plakken (men zij gewaarschuwd: de meeste soorten doorzichtig plakband gaan na korte tijd tot een staat van kleverige ontbinding over).
De auteur doet verstandig een doorslag of fotokopie van de definitieve versie van zijn bijdrage te bewaren, waarop alle correcties zijn aangegeven.
| |
3. Aanwijzingen voor de zetter
Cursieve druk wordt in de kopij aangegeven door enkele doorlopende onderstreping, klein kapitaal door dubbele onderstreping van getypte kleine letters, KAPITAAL door het typen van hoofdletters of door drievoudige onderstreping. Het gebruik van vette druk en van spatiëring dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Wil men de zetter opmerkzaam maken op speciale verlangens, dan worden deze, omcirkeld, in de linkermarge genoteerd.
Bij verwijzingen binnen de tekst van het type ‘zie hierboven, blz. 16’ kan het juiste paginanummer uiteraard pas op de opgemaakte proeven worden aangegeven. Om vergissingen te voorkomen worden in de kopij op de plaats van het later in te vullen nummer drie nulletjes getypt (‘blz. 000’), terwijl in de marge, omcirkeld, de pagina van het typoscript wordt vermeld waarnaar verwezen wordt.
Wanneer een samenstelling aan het einde van een regel wordt afgebroken na een koppelteken, doet men verstandig dit laatste bij het begin van de volgende regel te herhalen, omdat de zetter anders het koppelteken voor een afbrekingsteken kan aanzien. Bij een tussenzin worden gedachtenstreepjes steeds voorafgegaan en gevolgd door een dubbele spatie.
| |
4. Titel, ondertitel, tussenkopjes, indeling, alinea's
De titel van een artikel wordt in kleine letters getypt (niet onderstreept), de ondertitel en eventuele tussenkopjes (wèl onderstreept) eveneens. Als in de titel van een artikel de titel van een afzonderlijk verschenen publikatie (bijv. van een roman of van een toneelstuk) of van een tijdschrift wordt vermeld, wordt deze onderstreept; in de ondertitel en in tussenkopjes geciteerde titels van deze soort worden niet onderstreept. Titels van niet afzonderlijk verschenen publikaties (bijv. gedichten) worden steeds vermeld tussen enkele aanhalingstekens (‘inverted commas’). Achter een titel, ondertitel of tussenkopje wordt nooit een punt geplaatst, en evenmin een nootcijfer; vraagtekens en uitroeptekens worden hier wel gebruikt.
Wanneer een bijdrage bestaat uit duidelijk te onderscheiden delen, en deze laatste weer uit onderdelen, kan de aanduiding daarvan door middel van tussenkopjes worden ondersteund door het gebruik van een ‘hiërarchie’ van Romeinse, respectieve- | |
| |
lijk Arabische cijfers of/en van hoofdletters, kleine letters en zo nodig Griekse letters, gevolgd door een punt (bijv. A., B., C.,...; A.a., A.b., A.c.,...; I.1, I.2, I.3.,...; I.1.a., I.1.b.,... Men kan desgewenst ook gebruik maken van een zogenaamd deci-, maalsysteem (bijv. 1., 1.1., 1.1.1., 2.,...).
De tekst wordt gestructureerd door middel van alinea's, die in de kopij worden aangegeven door inspringen (niet door een extra regel wit). Onder een titel, ondertitel of tussenkopje, een ingesprongen citaat of een regel wit, wordt niet ingesprongen. Men bedenke dat een opeenvolging van zeer korte alinea's (en gedrukte alinea's vallen altijd korter uit dan getypte) de tekst een onrustige aanblik geeft.
| |
5. Geciteerde en besproken woorden, termen en zinnen
Geciteerde woorden en termen worden in het algemeen tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst (bijv. het begrip ‘fin' amors’). In een taalkundig betoog worden besproken of als voorbeeld aangehaalde woorden echter gewoonlijk gecursiveerd (dus in getypte kopij onderstreept); desgewenst volgt de vertaling erachter, tussen enkele aanhalingstekens, zonder komma tussen woord en vertaling (bijv. Mnl. qualen ‘lijden, pijn hebben’). Een fonetische transcriptie wordt tussen teksthaken geplaatst, een fonologische transcriptie tussen zogenaamde ‘Duitse komma's’ (/ /).
De voorbeeldzinnen in syntactische studies worden doorlopend (tussen haakjes) genummerd en op een afzonderlijke regel geplaatst.
| |
6. Geciteerde titels
In de tekst van een artikel worden titels van andere geschriften op dezelfde wijze geciteerd als in de titel (zie hierboven bij 4). Bij de eerste vermelding van een werk (behalve in de titel) wordt in een noot een titelbeschrijving gegeven (zie hieronder bij 10); wanneer hetzelfde geschrift opnieuw wordt genoemd, kan men volstaan met een verkorte titel. Verkorte titels behoren gemakkelijk identificeerbaar te zijn; het werken met zelfgesmede letterwoorden is uit den boze (zie hieronder bij 12).
| |
7. Citaten
Citaten dienen volstrekt letterlijk te worden overgenomen. Citeert men een oude tekst naar de bron in plaats van naar een editie, dan behoren alle editoriale ingrepen (zoals aanpassing van de spelling van u en v, i en j aan hedendaagse spelgewoonten en de toevoeging of modernisering van interpunctie) in een noot te worden verantwoord. Toevoegingen aan citaten (waardoor de betekenis nooit mag worden verdraaid) worden tussen teksthaken geplaatst; weglatingen worden aangegeven door drie gespatieerde punten tussen teksthaken. In de geciteerde tekst aanwezige cursiveringen worden overgenomen; brengt men zelf in het citaat cursivering aan, dan dient dit (eveneens tussen teksthaken) te worden vermeld (bijv. ‘[curs. van mij, Y.Z.]’). Het woord ‘sic’ kan worden ingevoegd of toegevoegd als een curieuze spelling of redenering de lezer aanleiding zou kunnen geven, te betwijfelen of het citaat correct is overgenomen.
Korte citaten (van niet meer dan 2 à 3 regels) worden in de tekst opgenomen tussen dubbele aanhalingstekens; langere aanhalingen worden, ingesprongen, tussen twee witregels (op de schrijfmachine: tweemaal de hierboven bij 1 aangeduide regelafstand) geplaatst; aanhalingstekens blijven dan achterwege. Deze ingesprongen citaten worden gewoonlijk uit een kleiner corps gezet; men geeft dit aan door vóór het citaat een ver- | |
| |
ticale lijn te plaatsen en links daarvan, omcirkeld, de aanduiding ‘kl. corps’ toe te voegen.
Het verdient aanbeveling, citaten uit andere talen dan Nederlands en (modern) Frans, Duits en Engels in een noot te voorzien van een vertaling; desgewenst kan men in dergelijke gevallen ook de vertaling in de tekst opnemen en in een noot de oorspronkelijke tekst citeren.
| |
8. Bronvermelding
Bij alle citaten, bij ontleningen in de vorm van een parafrase en bij verwijzingen behoort de plaats in het geschrift waaruit het citaat of de ontlening afkomstig is of waarnaar verwezen wordt, nauwkeurig te worden vermeld. Een dergelijke bronvermelding bestaat in het algemeen uit een titelbeschrijving, de eerste maal in beknopte vorm (zie hieronder bij 10), de volgende malen in verkorte vorm (zie hieronder bij 12). gevolgd door een opgave van de eerste en de laatste pagina, of het eerste en het laatste vers, van het citaat of het tekstgedeelte waarnaar verwezen wordt. Aanduidingen als ‘t.a.p.’, ‘o.c.’ en ‘a.w.’ brengen zelfs de welwillendste lezer tot wanhoop; ‘ibidem’ mag alleen worden gebruikt als de vermelding van het aangehaalde geschrift onmiddellijk voorafgaat.
De bronvermelding kan worden opgenomen in een noot (zie hieronder bij 9), maar dikwijls verdient het de voorkeur haar, tussen haakjes, in de tekst van de bijdrage te laten volgen op het citaat of het ontleende tekstgedeelte. De keus tussen een noot of een verwijzing in de tekst wordt bepaald door het criterium van gemakkelijke leesbaarheid: noten leiden de aandacht van de lezer af van het betoog, lange bronvermeldingen in de tekst verstoren de samenhang.
In taalkundige publikaties vindt men thans vaak het gebruik, in de tekst te verwijzen naar een aan het slot opgenomen literatuurlijst, door middel van een vermelding van de auteur, het jaartal van het aangehaalde geschrift en, na een komma, de pagina('s) van het citaat (bijv. ‘Chomsky 1968, 73’).
Bij het verwijzen naar werken waarvan veel edities bestaan, dient steeds in het oog te worden gehouden dat de lezer de verwijzing met zo min mogelijk moeite moet kunnen opvolgen. Men citere of verwijze daarom bij voorkeur naar een standaardeditie of naar de recentste wetenschappelijke uitgave van de tekst. Bij teksten in verzen kan men beter verwijzen naar de versnummering dan naar de paginering van de gebruikte editie, bij toneelstukken naar bedrijf, scène en (eventueel) versregels.
Pagina's in oude drukken die niet gefolieerd of gepagineerd zijn, worden aangeduid door middel van de signatuur in de ondermarge, gevolgd door de aanduiding ‘r’ of ‘R’ (recto), resp. ‘v’ of ‘V’ (verso). A2r betekent: de recto-zijde van het tweede blad van het met A gemerkte katern. Ontbrekende signaturen worden, eventueel tussen teksthaken, aangevuld. [B6v] betekent: de verso-zijde van het (ongesigneerde) zesde blad van het met B gemerkte katern. Bij het citeren van zeldzame oude drukken verdient het aanbeveling, de bewaarplaats en de bibliotheeksignatuur van het geraadpleegde exemplaar op te geven.
Handschriften en archiefstukken worden aangeduid door achtereenvolgens de bewaarplaats (stad of dorp), de naam van de bibliotheek (eventueel afgekort) of het archief, en de bibliotheeksignatuur of het archiefnummer te vermelden. Eventueel kan tussen haakjes de gebruikelijke benaming van het handschrift worden toegevoegd.
| |
| |
Hierop volgt de verwijzing naar folio, pagina en/of kolom. Bijvoorbeeld: 'Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Ms. poet. et philol. fol. 22 (het Comburgse handschrift), f. 179r - 192v; Brussel, K.B., 15589 - 15623 (handschrift-Hulthem, ook genoemd: het (groot) Hulthemse handschrift), f.1r - 11r, a.
| |
9. Noten
Noten dienen in de eerste plaats ter documentatie van het betoog. Alleen waar opname in de tekst de voortgang van het betoog aanzienlijk zou schaden, kan een ‘terzijde’, een bijkomstig argument of een ‘afterthought’ in een noot worden ondergebracht - men hoede zich er echter angstvallig voor, de noten te laten uitgroeien tot kleine verhandelingen.
De noten worden doorlopend genummerd (zie hierboven bij 2). Een nootnummer wordt in de tekst van het artikel als een ‘superieur’ cijfer (iets boven de lijn) getypt; in het notengedeelte van de kopij staat het nootnummer, uitgesprongen, op de lijn en wordt zonder interpunctieteken gevolgd door drie à vier spaties. Het is gebruikelijk, noten te redigeren als zinnen, beginnend met een hoofdletter en eindigend met een punt. Als een noot een titelbeschrijving of een verkorte titel omvat kan deze in een zin worden opgenomen (zie hieronder bij 10, slot).
| |
10. Titelbeschrijving in de noten
In de noten bij een artikel kan, anders dan in een bibliografie, in het algemeen worden volstaan met een z.g. beknopte titelbeschrijving. Noodzakelijk is evenwel dat de lezer de door de auteur van het artikel geraadpleegde tekst zonder probleem kan vinden.
Het is uiteraard onmogelijk alle moeilijkheden die zich bij de beschrijving van titels kunnen voordoen, in dit bestek aan de orde te stellen. Voor moeilijke gevallen kan men te rade gaan bij de Regels voor de titelbeschrijving, Vastgesteld door de Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen, Leiden 197113, waarbij overigens wel moet worden bedacht dat deze Regels bedoeld zijn voor de beschrijving van publikaties ten behoeve van bibliotheekcatalogi. Hier moet worden volstaan met de summiere bespreking van de meest voorkomende gevallen. De allerbelangrijkste eis in dezen is dat men binnen zijn geschrift volstrekt consequent blijft bij een eenmaal gekozen methode.
| |
Voorbeelden:
a. h.k. poot: Minnezangen. Ed. C.M. Geerars. Culemborg, 19712. Klass. Ned. Lett. 31.
b. De lach in de literatuur. Zes lezingen, gehouden door J.H. Plokker, J.D. Meerwaldt, H. Brugmans e.a. Den Haag, 1955.
c. j. deschamps: ‘De fragmenten van twee handschriften van “De Spieghel Historiael” in vier kolommen’. In: Hulde-album Prof. dr. J.F. Vanderheyden. Z.p., [1970]. blz. 51-79.
d. j.c. brandt corstius: ‘Een voorgoed begonnen begin’. In: Algemene ge- | |
| |
schiedenis der Nederlanden. Onder red. van J.A. van Houtte, J.F. Niermeyer, J. Presser e.a. Dl. 12. Zeist etc., 1958. blz. 318-32.
e. p. minderaa: ‘Nijhoff en de eenvoud’. In: Opstellen en voordrachten uit mijn hoogleraarstijd (1948-1964). Zwolle, 1964. Zwolse Reeks 16. blz. 333-43.
f. j.c. bloem: ‘De mummie’. In: Verzamelde gedichten. 's-Grav., 19472. blz. 96-97.
g. k. fens: ‘Puriteinen en piraten, filosofen en sluipmoordenaars; over het proza van Vestdijk’. In: Merlyn 1 (1962/63) afl. 2. blz. 23-37.
h. h.a. wage: [Rec. van] P. Hijmans, Johan Willem Frederik Werumeus Buning, 4 mei 1891-16 november 1958; notities over werk en leven met brieven en documenten. Gron., 1969. In: Ntg 64 (1971). blz. 144-46.
| |
Toelichting:
ad a. - Hoofdwoord is de auteursnaam, in klein kapitaal, voorafgegaan door de initialen, en gevolgd door een dubbele punt.
- De titel van een afzonderlijk verschenen publikatie wordt gecursiveerd (die van een artikel of een onderdeel van een afzonderlijk verschenen publikatie tussen enkele aanhalingstekens geplaatst); de spelling wordt nauwkeurig gehandhaafd; hoofdletters worden alleen gebruikt wanneer het thans, voor de taal waarin het werk geschreven is, geldende spellingsysteem dat vergt.
- Aanduidingen als ‘Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door’ worden in een beknopte titelbeschrijving samengevat als: ‘Ed.’.
- Plaats (bij meer dan één plaats: alleen de eerstgenoemde, gevolgd door: ‘etc.’) en jaar van uitgave (tezamen worden deze gegevens ‘het impressum’ genoemd) worden overgenomen van vóór- en eventueel achterzijde van het titelblad of uit het colofon, de plaats in de daar gegeven vorm (ev. afgekort), het jaartal in Arabische cijfers. Worden de gegevens uit andere bronnen geput (voorbericht, bibliografie), dan worden ze tussen teksthaken geplaatst. De delen van het impressum worden gescheiden door een komma, en gevolgd door een punt.
- De druk wordt aangeduid door een ‘superieur’ cijfer na het jaartal en vóór de punt, tenzij men het van belang acht aan te geven dat het om een ‘2e, uitgebr. en omgew. dr.’ gaat; in dat geval kan dit op de hier aangeduide wijze worden vermeld vóór het impressum.
- Reeksaanduidingen worden op voor neerlandici duidelijk herkenbare wijze afgekort, en alleen gevolgd door het nummer (indien aanwezig) in Arabische cijfers. (Gaat het om een reeks waarmee de lezer van de Ntg niet geacht kan worden vertrouwd te zijn, dan geve men een direct herkenbare afkorting.) Het is gewoonte, de voornaamste (distinctieve) woorden in een reekstitel van een hoofdletter te voorzien.
ad b. - Publikaties met meer dan drie auteurs worden beschreven als anoniem, d.w.z. op de titel. Hetzelfde geldt voor werken die zijn verschenen ‘onder redactie van’. ook wanneer er slechts één redacteur is. Bloemlezingen uit het werk van meer dan één schrijver worden beschreven op de naam van de samensteller(s), mits er niet meer dan
| |
| |
drie zijn, en met uitzondering van almanakken en jaarboeken, die als anonieme werken worden behandeld.
- Van redacteuren en samenstellers wordt niet meer dan een drietal vermeld; gevolgd door: ‘e.a.’ als er meer dan drie zijn.
ad c. - Binnen een titel voorkomende woorden worden beschreven op de wijze die de auteur van de publikatie heeft toegepast.
- Adellijke en academische titels worden weggelaten, maar niet wanneer zij deel uitmaken van een titel.
- Omvang en plaatsing van het artikel worden aangegeven met: ‘blz.’ of ‘p.’ (géén hoofdletter), gevolgd door de vermelding van de eerste en de laatste pagina - wat het laatste gegeven betreft, beperkt tot twee cijfers als begin en einde binnen hetzelfde honderdtal vallen (dus: 92-95, 173-85, maar: 296-304). Men vermijde aanduidingen als ‘e.v.’, ‘vlg.’, ‘sqq.’.
ad d. - Deelaanduidingen komen vóór het impressum. Verwijst men naar het gehele werk, dan volgt achter het impressum het aantal delen, en, indien het getal afwijkt, ook het aantal banden. B.v.: ‘3 dln. in 4 bdn.’.
ad e. - Wanneer men verwijst naar een artikel in een verzamelbundel van één auteur, wordt de auteursnaam niet herhaald.
ad f. - Gedichten die deel uitmaken van een bundel, worden, evenals artikelen, tussen enkele aanhalingstekens geplaatst.
- Het belang van vermelding van het impressum wordt in een geval als dit duidelijk: er bestaat nòg een Verzamelde gedichten2 van J.C. Bloem, waarin men het aangehaalde gedicht vergeefs zal zoeken: Amst., 19652. Ned. Klass.
ad g. - Titel en ondertitel worden gescheiden door een puntkomma.
- Van een tijdschrift wordt na de (afgekorte) titel de jaargang vermeld in Arabische cijfers, gevolgd door het jaartal tussen ronde haken.
- Wanneer elke aflevering zelfstandig gepagineerd is, dient uiteraard ook het nummer van de aflevering vermeld te worden. (Men zij op zijn hoede: dit is in de ene jaargang van een tijdschrift soms anders dan in de andere, b.v. in Merlyn en De beweging.) Wordt een tijdschrift uitgegeven in een aantal afzonderlijk gepagineerde delen per jaar, dan moet ook het deel worden genoemd: Leiding 1 (1930) dl. 2 blz. 301.
- Is het juiste ogenblik van verschijnen van belang voor het betoog, dan kan uiteraard ook de maand genoemd worden: ‘afl. 3 (maart)’, of zelfs: ‘afl. 3 (maart, versch.: mei)’.
ad h. - Boekbesprekingen beginnen meestal met een titelbeschrijving van het besproken werk. Hoofdwoord wordt naar vanzelf spreekt de naam van de recensent, en vóór de titelbeschrijving wordt tussen teksthaken toegevoegd: ‘[Rec. van]’.
- De namen van tijdschriften en standaardwerken worden in de regel afgekort. Een lijstje van veelgebruikte afkortingen volgt hieronder bij 12.
Wanneer men daaraan de voorkeur geeft, kan men, in tegenstelling tot de in de bovenstaande voorbeelden gevolgde methode, de delen van de titelbeschrijving van elkaar scheiden door komma's. In dat geval dient een eventuele ondertitel met een hoofdletter te beginnen, vervalt de komma tussen plaats en jaar van uitgave, en kan het impressum tussen ronde haken worden geplaatst. Deze wijze van noteren kan wenselijk zijn wanneer de titelbeschrijving in een zin is opgenomen.
| |
| |
Waar het niet-Nederlandstalige titels betreft, houde men zich bij voorkeur aan dezelfde regels die hier gegeven zijn voor Nederlandstalige werken. Er is weinig reden om voor enkele in een artikel aangehaalde Engelse of Amerikaanse boeken ineens het Angelsaksische systeem te gebruiken, met zijn overvloed aan hoofdletters, en er is in het geheel geen motief om te verwijzen naar S. 76 of T. IV.
Wanneer in linguïstische artikelen een literatuurlijstje wordt verstrekt aan het slot, dient de beschrijving ter wille van de alfabetisering te worden aangepast, als volgt:
chomsky, n....
groot, a.w. de...
kraak, a., en w.g. klooster...
Structure, The, of language; readings in the philosophy of language. Ed. J.A. Fodor and J.J. Katz....
| |
11. Boekbesprekingen
De titelbeschrijving boven een boekbespreking dient volledig te zijn, en niet, zoals in de noten bij een artikel, beknopt. Dit brengt mee:
dat de werkzaamheden van een editeur niet worden samengevat in de aanduiding: ‘Ed.’: dat de drukaanduiding komt vóór het impressum, met zo nodig de toevoeging ‘herz. en uitgebr.’ of een soortgelijke kwalifikatie;
dat alle plaatsen van uitgave worden aangegeven;
dat tussen plaats en jaar van uitgave de naam van de uitgever(s) wordt vermeld, en dat het aantal bladzijden van het besproken boek wordt opgegeven.
Ter voorlichting van de lezer dient zo mogelijk aan het slot van de titelbeschrijving de prijs van het boek tussen teksthaken te worden toegevoegd.
| |
Voorbeelden:
g.p.m. knuvelder: Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Dl. 1 [: Van de aanvang tot de vroege Renaissance]. 5e, geheel herz., dr. 's-Hertogenbosch, Malmberg, 1970. X, 534 blz. [Prijs: f 50,-]
j.a. dèr mouw: Brieven aan Frederik van Eeden. Uitgeg., ingel. en van aant. voorzien door H.G.M. Prick. 's-Grav., Ned. Lett. Museum en Doc. Centrum, 1971. 109 blz. Achter het boek 9 (1970) afl. 3. [Prijs per jg. (3 afl.) voor Ned. en België: f 17,50; voor het buitenland: f 20,-; deze afl. afzonderlijk: f 12,50]
| |
12. Afkortingen
Men make bij voorkeur gebruik van de volgende, voor de neerlandicus direct begrijpelijke, afkortingen:
BNM - Bibliotheca neerlandica manuscripta
BNTL - Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap
Driem.bl. - Driemaandelijkse bladen
FdL - Forum der letteren
GLN of Gesch. lett.Ndl. - Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden
LB of Leuv. bijdr. - Leuvense bijdragen
LT, Lev.T. of Lev. talen - Levende talen
Med. Ned. Ak., Lett. - Mededelingen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
| |
| |
Wetenschappen, afd. Letterkunde
MEW - Moderne encyclopedie der wereldliteratuur
MNW, Mnl. W. of Mnl. Wbk. - Middelnederlandsch woordenboek
Neoph. of Neophil. - Neophilologus
NGN - Nomina geographica neerlandica
Ntg - De nieuwe taalgids
SpL - Spiegel der letteren
TLT - Tijdschrift voor levende talen/Revue des langues vivantes
Ts of TNTL - Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde
VMA of VMVA - Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde
WNT - Woordenboek der Nederlandsche taal
Wanneer men er niet zeker van is dat een afkorting voor de lezer van de Ntg direct duidelijk is, gebruike men een iets uitvoeriger vorm. Dus liever Cambr. hist. Eng. lit. dan het in de Angelsaksische landen gebruikelijke CHEL.
Correctietekens voor drukproeven uit Normblad NEN 632
| |
| |
De doorzichtigheid van afkortingen is van groot belang voor de leesbaarheid van een artikel. Om die reden is het gebruik van zelfgemaakte afkortingen die uit de beginletters van die titelwoorden bestaan, ongewenst. Men hanteert dus liever: Vestdijk, Filosoof dan: Vestdijk FES of DFEDS, liever: Bilderdijk, Ondergang dan: Bilderdijk, OEW.
| |
13. Correctie van drukproeven
Voor het corrigeren van de drukproeven dient gebruik gemaakt te worden van de hierbij afgedrukte genormaliseerde correctietekens.
Als het beslist noodzakelijk is van de tekst in de ingeleverde kopij af te wijken door woorden of zinsdelen te vervangen door andere, hoede men zich in het bijzonder voor het veroorzaken van verloop, waardoor meer dan één regel opnieuw gezet moet worden.
Het nieuwe procédé dat vanaf jaargang 66 (1973) bij het zetten van De nieuwe taalgids zal worden toegepast, brengt mee dat de gehele regel (bij verloop de gehele passage) waarin een correctie is aangebracht, moet worden gecontroleerd.
Zetsel met correctieverwijzingen en de revisie ernaast
| |
| |
| |
14. Index
De cijfers verwijzen naar de paragrafen. |
‘Ed.’ 10 ad a, 11 |
|
editoriale ingrepen 7 |
A4-formaat (kopij) 2 |
‘e.v.’ 10 ad c |
aanhalingstekens (dubbele) 5, 7 |
extra-correctie 1, 12 |
- (enkele) 4, 5, 10 ad a, 10 ad f |
|
aantal woorden (opgave van) 2 |
foliëring 8 |
aanwijzingen voor de zetter 2, 3 |
fonetische transcriptie 5 |
adres (auteur) 2 |
fonologische transcriptie 5 |
afbrekingsteken 3 |
formaat (kopijbladen) 2 |
afkortingen (titelbeschr.) 10 ad g, 10 ad h, 11, 12 |
fotokopie (typoscript) 2 |
aflevering (titelbeschr.) 10 ad g |
geciteerde woorden 5 |
afzonderlijk versch. publ. 4, 10 ad a |
gedachtenstreepjes 3 |
alfabetisering (titelbeschr.) 10 |
gedichten (titelbeschr.) 10 ad f |
alinea's 4 |
|
almanakken (titelbeschr.) 10 ad b |
handschriften (aanduiding van) 8 |
anoniemen (titelbeschr.) 10 ad b |
hoofdletters (in titelbeschr.) 10 ad a |
archiefstukken (aanduiding van) 8 |
hoofdwoord (titelbeschr.) 10 ad a |
artikelen (titelbeschr.) 10 ad a, 10 ad e |
|
auteursnaam 2 |
‘ibidem’ 8 |
- (titelbeschr.) 10 ad a, 10 ad d |
impressum 10 ad a, 10, 11 |
‘a.w.’ 8 |
indeling (tekst) 4 |
|
initialen (titelbeschr.) 10 ad a |
besproken woorden, termen en zinnen 5 |
inlas (kopij) 2 |
Bloem, J.Ph. 1 |
inspringing 4, 7 |
bibliotheeksignatuur 8 |
interlinie (kopij) 2, 7 |
bloemlezingen (titelbeschr.) 10 ad b |
interpunctie 7 |
boekbesprekingen 10 ad h, 11 |
- (in titelbeschr.) 10 ad g, 10 |
bovenmarge (kopij) 2 |
inverted commas 4 |
bronvermelding 8 |
invoegingen (kopij) 2 |
Buuren, A.M.J. van 1 |
|
|
jaarboeken (titelbeschr.) 10 ad b |
citaten 7 |
jaargang (titelbeschr.) 10 ad g |
controle (citaten etc.) 2 |
jaartal (titelbeschr.) 10 ad a, 10 ad g |
- (correcties) 13 |
jaar van uitgave (titelbeschr.) 10 ad a |
correctie (kopij) 2 |
|
- (proeven) 13 |
kapitaal (druk) 2, 3 |
cross-references 3 |
klein corps 7 |
Crutchley, B. 1 |
klein kapitaal (druk) 2, 3, 10 ad a |
cursieve druk 3, 4, 5, 10 ad a |
koppelteken (kopij) 3 |
cursivering (in citaten) 7 |
Kopij en boek 1 |
|
kwarto-formaat (kopijbladen) 2 |
datering (bijdrage) 2 |
|
decimaalsysteem 4 |
letterwoorden 6, 12 |
deelaanduiding (titelbeschr.) 10 ad d |
linkermarge (kopij) 2, 3 |
doorslag (typoscript) 2 |
literatuurlijst 8, 10 |
drukaanduiding (titelbeschr.) 10 ad a, 11 |
|
dubbele interlinie 2 |
marges (kopij) 2 |
Duitse komma's 5 |
MLA style sheet 1 |
| |
| |
nootnummers 9 |
spelling (in titelbeschr.) 10 ad a |
noten 2, 8, 9, 10 |
‘sqq.’ 10 ad c |
nummering (kopijbladen) 2 |
standaardeditie 8 |
- (noten) 2, 8 |
structurering (tekst) 4 |
|
superieur cijfer 9, 10 ad a |
‘o.c.’ 8 |
|
ondermarge (kopij) 2 |
‘t.a.p.’ 8 |
onderstreping 3, 4 |
teksthaken 5, 7, 10 ad a, 11 |
ondertitel 4 |
tekstwit 7 |
- (titelbeschr.) 10 ad g |
titel 4, 10 ad a, 10 |
ontleningen 8 |
- (verkorte) 2, 6, 10 ad g |
|
titelbeschrijving 6, 8, 9, 10 |
paginavermelding (citaten) 8 |
titels (geciteerde) 6 |
- (titelbeschr.) 10 ad c |
titulatuur (titelbeschr.) 10 ad c |
paginering (oude drukken) 8 |
toevoegingen (aan citaten) 7 |
parafrase 8 |
tussenkopjes 4 |
plaats van uitgave (titelbeschr.) 10 ad a |
typoscript 2 |
plakband (kopij) 2 |
|
prijsopgave (titelbeschr.) 11 |
uitgever(ij) (titelbeschi.) 11 |
|
|
|
verloop (in zetsel) 13 |
recensies 10 ad h, 11 |
versnummers (citaten) 8 |
‘[Rec. van]’ 10 ad h |
vertaling (van woorden) 5 |
rechtermarge (kopij) 2 |
- (van citaten) 7 |
redacteuren (titelbeschr.) 10 ad b |
verwijzing 8 |
reekstitels (titelbeschr.) 10 ad a |
- (binnen de tekst) 3 |
regelafstand (kopij) 2, 7 |
verzamelbundels (titelbeschr.) 10 ad b, 10 ad e |
Regels voor de titelbeschrijving 10 |
vette druk 3 |
samenstellers (titelbeschr.) 10 ad b |
‘vlg.’ 10 ad c |
‘sic’ 7 |
voorbeeldzinnen 5 |
signatuur 8 |
voorkeurspelling 2 |
spatiëring 3 |
|
speciale verlangens (typografie) 3 |
weglatingen (in citaten) 7 |
spelling 2, 7 |
witregels 7 |
Utrecht, Instituut De Vooys
w.p. gerritsen
augustus-september 1972
a.l. sötemann
|
|