Rottenis
NTg. LXIV, 459 (voetnoot) zijn twee plaatsen vermeld waar Vestdijk, in zijn vertaling van Conan Doyle, The Hound of the Baskervilles, het woord rottenis gebruikt. Het betekent daar, blijkens het verband, ‘door rotting ontstane weke bovenlaag van de bodem’ (rotte bladeren enz.).
In ongeveer dezelfde betekenis komt het voor in Vestdijks De koperen tuin (derde druk; Den Haag, z.j.), blz. 189:
Hoe vreemde geuren waren de Tuin nu gaan vervullen: molm en fijne rottenis, de eindeloze nuances der dorre bladeren.
In een passage van Avontuur met Titia (herdruk in de reeks De Salamander; Amsterdam, 1952), blz. 21, kan de betekenis omschreven worden als ‘rotzooi, prulwerk’:
Het mooiste was, dat ik heel goed wist dat het rottenis was wat ik schreef;...
Zo zal het ook opgevat moeten worden op blz. 175 in Ivoren wachters (zesde druk; Amsterdam, 1964):
(Hij stond op), liep naar de muur, waar hij een reproduktie van Toorop bekeek [.....]
Er was weinig op de wereld dat hij zozeer verafschuwde als Toorop. [.....]; toen herinnerde hij zich, dat het maar een huurkamer was waar zij woonde, zodat zij niet aansprakelijk kon worden gesteld voor deze rottenis.
Deze drie bewijsplaatsen van rottenis ben ik verschuldigd aan wijlen Prof. Dr. C.F.A. van Dam, die aan zijn mededeling toevoegde: ‘Het woord komt in het oeuvre van Vestdijk telkens voor.’
Het woord is, zover mij bekend, in geen woordenboek te vinden. Het zal door Vestdijk gevormd zijn. Of het navolging zal vinden, staat te bezien. Voorlopig lijkt het heel wat minder opgang te maken dan een woord waarvan we weten dat het door Multatuli gevormd is, nl. buitenissig. Dat is zo aangeslagen, dat het, nog geen veertig jaar nadat zijn maker het voorbeeld had gegeven, al een plaats kreeg in het WNT, mèt de afleiding buitenissigheid, en citaten uit verschillende auteurs.
Utrecht, Karel Doormanlaan 158
C.B. van Haeringen