Deconfessionaliseren
NTg 65 (1972), 136 wijst C.B. van Haeringen op de mogelijkheid, dat formaties op -ing opgekomen zijn, voordat een verbum in gebruik was of is waarbij ze als afleidsels kunnen gelden. Hij noemt dan deconfessionalisering, waarvan hij een voorbeeld uit een dagblad van 28 april 1971 aanhaalt. Hij vraagt, of een werkwoord als deconfessionaliseren met hebben of zijn zal worden vervoegd en ook, of het subject niet eerder een collectivum zal zijn dan een woord als kiezer. Deconfessionaliseren en gedeconfessionaliseerde middenpartij citeert hij uit de N.R.C. van 26 november 1971.
Zonder zekerheid te verschaffen of het verbum dan wel de afleiding op -ing het oudste is, kan ik deconfessionaliseren aanwijzen in De Volkskrant van 14, 15 of 16 juni 1966, waaruit ik citeer: ‘“Wageningen, 14 juni - Omdat het christen-zijn niet als basis van het engagement van de Unie van Katholieke Studenten in Nederland (UKSN) als beweging genomen kan worden, dient de volgende stap het zoeken van een andere basis te zijn. Hierbij zou de UKSN wel eens voor het dilemma kunnen komen te staan om ofwel te deconfessionaliseren ofwel zich te beperken tot een binnenkerkelijke dialoogfunctie met uitspraken over maatschappelijke problemen, die voor iedere Nederlander duidelijk zijn.” Dit zei zaterdag de aftredende voorzitter van de UKSN, de heer F.N. Stokman in de jaarvergadering in Wageningen’. Een voorbeeld derhalve van het werkwoord, gebruikt in 1966, en met een collectivum als onderwerp, zoals Van Haeringen - terecht - verondersteld heeft.
Het werkwoord heeft ook al een nomen agentis opgeleverd: ‘Vroeg of laat was de KVP tóch door de christelijke bodem gevallen. De deconfessionaliseerders nemen immers toe in tal en last’, aldus E.C.M. Jurgens in een artikel of een ingezonden stuk, waarvan ik de herkomst niet heb genoteerd.
j.b. drewes