| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids 134 (1971), nr. 5/6
Onder de degelijke titel Chomsky, man en werk geeft Pieter A.M. Seuren een duidelijke inleiding over de taalkundige en politieke opvattingen van de man die door de Sunday Times tot de ‘Makers of the twentieth century’ werd gerekend. - Leo Ross laat in Homoseks zijn belezenheid in allerlei literaire werken waarin sprake is van homosexualiteit blijken, maar dit levert weinig meer op dan een homo-erotische anthologie. - Overspel en film, ingewikkelde plots en Nabokov, dit alles wijst Ton Anbeek aan in Bernlefs antirealisme. - Nuttig is de recensie van G.E. Booij, Maatje en de taalkunde, waarin nogal wat kritiek geleverd wordt op de taalkundige opmerkingen in Literatuurwetenschap.
nr. 7
Geen bijdragen die in het bijzonder voor neerlandici van belang zijn, maar wel een belangwekkend artikel van de anglist Th. de Jong over Claude Lévi-Strauss, Het gedachte denken.
| |
Moer (1971), nr. 3
Behalve een aantal kleine, waaronder polemische, artikelen bevat dit nummer ook Projectwerk met literaire en ‘taalvaardige’ componenten van J.S. ten Brinke.
nr. 4
Deze aflevering is gewijd aan Taalkunde. - H. Wesdorp geeft antwoord op de vraag Hoe moeilijk is de spelling der werkwoordsvormen? - Jan H.J. Luif betrekt Nieuwe taalkundige inzichten en het ‘ontleden’ op elkaar. - In verband met de geschiedschrijving van het Taal-denkprogramma brengt A.K. de Vries enkele Opvattingen over taalverwerving naar voren. - Drs. Ben Evers is Op weg naar een ander grammatica-onderwijs en brengt daarover verslag uit. - A.J. Vervoorn geeft de stand van zaken weer van het Frequentieonderzoek van het Nederlands.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 7
Michel Bartosik vervolgt zijn opstel over De ruimte in de poëzie van Hans Lodeizen.
| |
Quaerendo 1 (1971), nr. 4
Het toepassen van een analytische bibliografische methode is een sine qua non voor de studie van de publiceringsgeschiedenis, zegt Werner Waterschoot On ordering the ‘Poeticsche Werken’ of Jan van der Noot. - Voor wie geïnteresseerd is in het tijdschrift Van nu en straks is van belang het artikel La formation et l'éducation typographiques de Henry van de Velde van Fernand Baudin.
| |
Raam nr. 76/77 (1971)
Van Jacques Kruithof verschijnt binnenkort Het onverzadelijke oog, een bloemlezing uit het naturalisme. Zijn inleiding, De vernieuwing van het proza, staat alvast in Raam. - Gerard Knuvelder ‘verslaat’ de dissertatie van Mej. S.A.P.J.H. Iansen, Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van Rhetoriken, in Beeld van Matthijs Castelein. - René
| |
| |
Marres oordeelt in De onmacht van de macht positief over drie novellen van Alfred Kossmann (Studies in paniek). - Verder bespreekt J.J. Wesselo twee boeken van Daniël Robberechts.
nr. 78
F.A. Jansen bespreekt in Het gelijk van Pyrrhon Hermans' Tranen der acacia's. Deze roman kan volgens hem een voorstudie worden genoemd van De donkere kamer.
| |
Raster 5 (1971), nr. 3
Rudy Kousbroek krijgt de kous op de kop gezet door H.C. ten Berge; onder het gras van zijn uiterst negatieve recensie in de NRC/Handelsblad van het Hermans-nummer van Raster zit een redelijk grote adder, zo lezen we nu. Kousbroek graaft een kuil zegt Ten Berge, die het spreekwoord kennelijk graag in vervulling ziet gaan door de bozige recensent uit te nodigen voor het gastredakteurschap van een door Raster uit te brengen alternatief Hermans-nummer.
| |
Soma nr. 17 (1971)
In De moordkuil bespreekt T. Graftdijk poëzie van ‘de Dordtse amateur-voetballer’ Cees P(B)uddingh'. - Samen met D.A. Kooiman vindt hij Hermans' nieuwste roman ‘een boek dat men met de ademloze geboeidheid leest die men zich alleen nog van zijn jongensboeken herinnerde’. De Herinneringen van een engelbewaarder wordt in het onderhavige stukje coöperatie (Hermans' grote medelijden) overigens tot twee maal toe als De wolk van niet weten betiteld. - In Het karretje op de zandweg verdiept L. Ross zich in Jan Pieter Heije, die iedereen kent zonder hem te kennen. - H.R. Heite had met Gerrit Kouwenaar een gesprek. Een boeiend interview. - R.A. Cornets de Groot (Intieme optiek 6) is wat bedroefd over de reactie in deze rubriek op zijn ‘beginselverklaring’ in de eerste Intieme optiek: ‘de ellende is dat lieden die zelf absoluut geen enkel vertrouwen hebben in de eigen, d.i. persoonlijke percepties, er altijd op uit zijn anderen te wantrouwen - met methodische zelfverzekerdheid’. Verder gaat deze zesde Intieme optiek over Donner en Mulisch.- Vele korte boekbesprekingen besluiten dit nummer.
| |
Spiegel der Letteren 13 (1970/71), nr. 4
In een omvangrijk artikel levert M. Rutten een literair-theoretisch pleidooi voor een driedubbele in plaats van de traditionele tweedubbele benadering van een literair kunstwerk (De derde weg van de kritiek). Behalve naar inhoud en naar compositorische aspekten (‘eerste vorm’) is er volgens Rutten ook een onderzoek naar de ‘tweede vorm’ nodig: ‘de creatieve bepaaldheden (...) die (...) het nieuw artistiek kunstwerk en wereldbeeld esthetisch niet enkel vertegenwoordigen, maar wezenlijk zijn’. - Aansluitend bij een artikel in SpL 2 (1959) geeft W.F. Hegman nu in de Kroniek het eerste deel van De studie van de Middelnederlandse letteren sedert 1959. - Boekbeoordelingen: J.I.M.v.d. Kun's Handelingsaspecten in het drama is opnieuw uitgegeven, tot vreugde van C. Tindemans. Ook blijdschap bij L. Rens voor de fotostatische herdruk van de Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland van J.A.
| |
| |
Worp. M. Janssens is over het algemeen wel te spreken over Literatuurwetenschap van Frank C. Maatje. Verder komen nog het Jahrbuch für Internationale Germanistik (I, 1) en de Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften (III, 1) aan de orde.
| |
Streven (1971/72), nr. 1
In Terzijde bekijkt K. Fens o.a. Het levenswerk van Knuvelder en zijn motto, n.a.v. de 5e druk van de eerste twee delen van het Handboek. De kritiek blijft voorzichtig.
| |
Tirade nr. 169 (1971)
‘In heel veel opzichten is Omzien in verwondering toch een heel mooi boek’ concludeert Josine W.L. Meijer in haar bespreking van het tweede deel van Annie Romeins autobiografie. - Samen naar het einde. Gezellig met Hans van Straten praten ‘over een doodsfantasie met incestueuze implicaties’, nl. W.F. Hermans' Samen naar Oostende.
| |
Werkgroep 18e eeuw, nr. 13 (1971)
Simone Dubois geeft uitgebreide Documentatie over Belle van Zuylen (Mme. de Charrière). - De prijsvragen van Teylers Genootschappen in de 18e eeuw zijn geregistreerd door J.G. de Bruyn. - P.J. Buijnsters spreekt in een recensie van Goethe und der Kreis von Münster (...) herausgegeben von (...) E. Trunz over Nieuw licht op Frans Hemsterhuis.
| |
Modern Philology 69 (1971-1972), nr. 1
In de rubriek Book reviews bespreekt Alan M.F. Gunn The ‘Roman de la Rose’: A Study in Allegory and Iconography door John V. Fleming.
| |
Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 51 (1971), nr. 2
J.D.P. Warners wijdt een beschouwing aan Erasmus, Augustinus en de retorika, waarbij Vondel het laatste woord krijgt.
| |
The Modern Language Review 66 (1971), nr. 4
Helen C.R. Laurie wil komen Towards an interpretation of the ‘Conte du Graal’.
| |
Forum der Letteren, 12 (1971), nr. 2
Een bijzonder nummer, opgedragen aan de voorzitter der redaktie, Stutterheim. - E.M. Uhlenbeck heeft enkele redenen, waarom hij zo laat antwoordt op Kraak's Negatieve Zinnen. Zijn doel is aan te tonen, dat de kritiek in Kraaks dissertatie op enkele publikaties van hem ‘vrijwel nergens hout snijdt’. - Een aantal Nieuwe voorbeelden voor Stutterheim worden ‘Bij wijze van commentaar’ door C. van Bree bijeengezet.
| |
| |
| |
Foundations of Language, 7 (1971), nr. 3
P.A.M. Seuren bespreekt Syntaxis van A. Kraak en W.G. Klooster.
| |
Levende Talen oktober 1971, nr. 281
Dra. J. Schepel analyseert de term Polyinterpretabel. - B. Jansen tracht Dilemma's voor de neerlandicus tot een oplossing te brengen. - Door J.J. Vos wordt informatie verstrekt t.a.v. de didaktiek van het Nederlands bij het M.E.A.O. - In R.M. Rilke en Albert Verwey - een hoofdstuk uit: Leo Simoens, RMR en de Lage Landen, in voorbereiding - vraagt schr. zich af, waarom ‘er geen sterkere banden tussen beide dichters zijn geweest’. Licht op deze zaak werpen de korrespondenties van Verwey met Melchior Lechter en Hilde Telschow. - De Berichten en mededelingen maken melding van het Nederlands in achtereenvolgens Frankrijk, Parijs en de Verenigde Staten, Tien jaar letterkunde in Zuid-Afrika en Frequentieonderzoek Nederlands.
| |
november 1971, nr. 282
Dit nummer is gewijd aan diverse aspekten van het lezen en het leesonderwijs. In dit kader stelt J. Ch. Dupuis de vraag Hoe een literaire tekst te benaderen? Het bij toeval ontdekte ‘meesterwerkje’ Marie-van-drie-hoog-achter wordt - al persiflerend - van een aantal kanttekeningen voorzien na een proefbehandeling in een 5de klas Gymnasium.
| |
Onze Taal 40 (1971), nr. 9-10
In het hoofdartikel Welopgevoed bespreekt J. Veering de relatie tussen taalgebruik en milieu. - Verder een aantal niet ondertekende bijdragen: het woord Maatschappij, de taal van opschriften en verboden op toegangskaarten, woorden van het type Oudemannenhuis, aanbevolen woorden voor Benamingen voeding, tenslotte: hoe moet men Verkleinen en afbreken? - Ter afsluiting de signaleringsrubriek met taaleigenaardigheden.
| |
Studia Neerlandica nr. 6 (1971)
De generatieve linguïstiek drukt een zwaar stempel op dit nummer, al begint W. Blok deze aflevering met het vervolg van zijn serie Onbekende fragmenten uit de nalatenschap van P.C. Boutens. Behalve enkele gedichten uit het archief van de erven Boutens ook een paar nooit gebundelde, maar wel in tijdschriften verschenen gedichten. - ‘Een lastig te benoemen zinsdeel’ is Het voorzetselvoorwerp, dat als nominale constituent door M.C.v.d. Toorn wordt bekeken. - E.C. Schermer-Vermeer valt T. Pollmann aan op diens Passieve zinnen en het geïmpliceerd logisch subject (in: Stud. Neerl. 1 (1970), nr. 2) en spreekt van Passiefvorming bij zinnen zonder menselijk subject. - G.E. Booij heeft Het modale werkwoord ‘kunnen’ onderzocht, uitgaande van het model van de generatieve semantiek van Gruber. - S.G. Nooteboom maakt Enkele opmerkingen over de relatie tussen generatieve fonologie en experimentele fonetiek. - Fundamentele kritiek op de opvattingen van R.P. Botha (in diens The function of the lexicon in transformational generative grammar) wordt geleverd door J.P. Hoepelman en B.
| |
| |
Willink. In Linguïstiek en methodologie gaan zij nader in op het verband tussen moderne vormen van methodologie en de transformationeel-generatieve grammatica.
nr. 7
Th.v.d. Hoek plaatst enkele Opmerkingen over zinscomplementatie (n.a.v. het artikel van De Geest in Stud. Neerl. 1 (1970), nr. 3). - In een onderzoek naar de diepte-syntactische laag heeft H. Hamburger De functie van de indirecte betekenis in enige sprookjes van Godfried Bomans bezien. - D.A. Wells ziet het verband tussen The Middle Dutch Moriaen, Wolfram von Eschenbach's Parzival and medieval tradition anders dan mevr. H. Paardekooper-Van Buuren, wier artikel in Ntg. 62 (1969) hij hier bestrijdt.
| |
Tijdschrift voor Geschiedenis 84 (1971), nr. 2
Van tijd tot tijd wordt een geheel nummer van dit tijdschrift gewijd aan een speciaal thema. Het thema van deze aflevering is ‘Sociale stratificatie en mobiliteit in het verleden’. In dit kader plaatst J. Mertens Enkele kanttekeningen bij Middeleeuwse sociale structuren. - Johanna Maria van Winter schrijft over De middeleeuwse ridderschap als ‘classe sociale’.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen 37 (1971), nr. 4
In Martinus Nijhoff en Guillaume Appollinaire, Dichters van een nieuwe wereld vergelijkt S. van Bremt Awater en Zone. - J.P. Willems bespreekt de derde druk van Paardekoopers Beknopte ABN-Syntaxis (1968).
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 81 (1971), nr. 4
G. Kazemier heeft drie redenen om zich in zijn beschouwing te bepalen tot de verhouding van Hadewych en de Minne in haar Strofische Gedichten. - Hermesdorfs boek Recht en taal te hoofde was voor K. Heeroma aanleiding om zich te verdiepen in De Reinaert en het recht. - Is ‘Marienlied’ Een ouderdomsgedicht van Jan van Hulst? vraagt Heeroma zich verder af. - Th. Weevers leidt De structuur van Verwey's cyclus ‘Het lachende raadsel’ af uit één aspekt van de beeldspraak: hij onderzoekt daarvoor de dominerende beelden. - In de rubriek Boekbeoordelingen worden besproken:
Vanden levene ons Heren, ed. W.H. Beuken, deel I, II en Den Tempel onser Sielen door de schrijfster der Evangelische Peerle, ed. Alb. Ampe.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen 30 (1971), nr. 2
M. van de Velde behandelt sociale factoren die een rol spelen bij Taalbarrières. Hij besluit Een inleiding tot het probleem met een bibliografie van geraadpleegde literatuur. - Na een inleiding over leven en werk van Anna Louisa Geertruida Toussaint worden de Achtergronden van Majoor Frans nader bekeken door Tj. W.R. de Haan. - W. Hoebeke stelt Nogmaals Martijn van Torhout aan de orde. - In Reynaert-Heinrico pedagogo wil E. Cramer-Peeters het onderzoek naar het Reynaertprobleem een andere richting geven.
| |
| |
| |
Volkskunde 72 (1971), nr. 1
Nog steeds komen er nieuwe Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. S. Top verzorgt de 28e aflevering over Het Vrijbos, M.D.v.d. Linden de volgende over De Denderstreek tussen Ninove, Geraardsbergen en Herzele. - Het middeleeuwse Wenduine kan bogen op enkele bij- en spotnamen. Eric Lepeer zocht ze op.
nr. 2
In Lodewijk van Vethems vervolg op de Spieghel Historiael van Maerlant komen enige verzen voor over Willem van Saeftinge. Lucien Dendooven ziet in De abdij Ter Doest en Willem van Saeftinge de ontwikkeling van een heldensage. - De 30e en 31e aflevering van de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied zijn van resp. M. van Kerckhoven (Grensgebied Kempen-Hageland) en A. van Looy (Tussen Mechelen en Leuven (Brabantse Kempen)). - Niet direct van belang voor alle neerlandici, maar zeker interessant voor de mediaevisten onder hen zijn de artikelen van J.A.L. de Meyere over De voorstelling van een ‘kluitboog’ bij de Meester van Catharina van Kleef en van A.G. Homblé, Phlebotomische en hygiënische voorschriften in XVe- en XVIe-eeuwse handschriften en kalenders.
| |
Nova et vetera 49 (1971/72), nr. 1
A. van Heeswijck geeft Enkele beschouwingen over het spraakkunstonderwijs ten beste. De acht doelstellingen die te vinden zijn in de Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal worden kritisch bekeken.
| |
It Baeken 33 (1971), nr. 4
Over de relatie tussen Moedertaal en kultuurtaal handelt een uiteenzetting van F.J. Bergstra.
Aan de abonnees:
De steeds stijgende kosten, gemoeid met de vervaardiging en de verzending van De Nieuwe Taalgids, maken het helaas noodzakelijk de abonnementsprijs voor de vijfenzestigste jaargang te verhogen tot f 25,-. De prijs voor een los nummer bedraagt nu f 5,-. Wij vertrouwen dat u voor deze noodzakelijke maatregel begrip zult hebben. Wolters-Noordhoff nv
|
|