Meer clubsen en een clubs
Op blz. 279 van de 63ste jaargang vermeldt dr. Willems het gebruik van een meervoudsvorm clubsen in 1795 en in 1836. Hij durft ‘geen conclusie trekken omtrent de frequentie’.
In hetzelfde jaar als het tweede geval dat hij noemt, verscheen het eerste deel (A-K) van het Algemeen Noodwendig Woordenboek der Zamenleving, ‘aanvankelijk zamengesteld door P.G. Witsen Geysbeek; en na diens overlijden vervolgd door eene vereeniging van vaderlandsche geleerden’ (Amsterdam, gebr. Diederichs, 1836). Ik weet niet wie het artikel Club op blz. 357 heeft bijgedragen. Daarin vindt men de vorm Clubs enige malen achtereen als subject van een meervoudige persoonsvorm. Maar dan heet het: ‘Bij het bedaren van den storm der omwenteling, en toen de gemeene man inzag dat het voor hem beter was te arbeiden dan in Clubsen al drinkende staatkundige plannen te ontwerpen, waarop de regering toch geen acht sloeg, verliepen de Clubsen van zelve’ enz.
Tezelfdertijd was er bovendien een enkelvoud clubs in gebruik. Bakhuizen van den Brink schrijft 12 november 1831 aan zijn medestudent Van Geuns, de latere Gidsredakteur, over ‘het bestaan van een soort Amsterdamschen klubs’ (L. Brummel, De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht, Den Haag 1969, blz. 91). Uit de -n van het adjektief is in de haastig geschreven brieven van Van den Brink niet te bewijzen dat we met een mannelijk enkelvoud te doen hebben. Maar uit het vervolg wordt het getal wel duidelijk. Als synoniemen dienen cercle en vereeniging, en ‘Leden van de klubs zijn’ negen met name genoemde personen. Deze klubs is dus een klub.
Leiden, Mariënpoelstraat 61
c.a. zaalberg