De Nieuwe Taalgids. Jaargang 64
(1971)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 482]
| |||||||||||||||
Nog meer aanwijzingen voor de bekorting van Lanceloet en het Hert met de Witte Voet?In het als de Lancelot-compilatie van Van Velthem bekendstaande Haagse HandschriftGa naar voetnoot1, komt een gedeelte voor, dat o.a. door Prof. A.M.E. Draak is uitgegeven onder de hierboven aangehaalde titelGa naar voetnoot2. In de inleiding tot haar uitgave stelt Prof. Draak, dat wij zeer waarschijnlijk met een bekorte versie te doen hebben. Zij leidt dit af uit een naar evenredigheid te lange scene in het werkGa naar voetnoot3. Er zijn in de tekst echter nog enkele plaatsen aan te wijzen, die duiden op bekorting en ook verminking van de tekst. In het begin van het verhaal wordt verteld van een aantal, als bewakers van het Hert met de Witte Voet dienstdoende leeuwen. Dit wordt als volgt beschreven: 33[regelnummer]
Vort so bliken optie berge
Die lyone groet alse dwerge
Die den hert alle wachten.
De ridders van de tafelronde is verzocht de witte voet te bemachtigen. Als Keye een kans gewaagd heeft en onverrichter zake is teruggekeerd, gaat Lanceloet zijn geluk beproeven. Bij het bos gekomen, waarin zich het hert bevindt, wordt hij door de leeuwen aangevallen, hetgeen als volgt wordt beschreven: 181[regelnummer]
Eer hi int wiket conde comen,
Hebbene die lione vernomen:
Met crachte hebben sine bestaen.
Genindelyc werdi hem saen
185[regelnummer]
Optie lione met sinen swerde,
Want hi haers sere begerde.
Vij lione waren daer doe -
Hord, ic mach u secgen hoe,
Wildi die redene daer af horen.
190[regelnummer]
Een riddere hadde geweest tevoren
Dire drie hadde geslegen doet.
Hi werde hem als dijs hadde noet;
Nochtan moesti tachterst sterven
Ende sijns lives derven.
195[regelnummer]
- In segt over waer niet vort,
Maer also alsict hebbe gehort
Soe darict u vertellen wel. -
Lanceloet, die riddere snel,
Sloech mengen slach optie lione,
200[regelnummer]
Die hem wreet waren ende cone
Ende hem niet ende vermeden.
| |||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||
De verklaring in vss 187 vv hebben wij voor het begrijpen van het verhaal echter in het geheel niet nodig. Wel zou dat het geval geweest zijn, indien er eerder in de tekst sprake van tien leeuwen was geweest. Vandaar dat Prof. Draak zich afgevraagd heeft of in vs 34 niet Tien i.p.v. Die gelezen moet worden. Een alleszins logische emendatie, die echter onmiddellijk de vraag oproept, waaròm die verklaring van vs 187 vv. zo plompverloren in de tekst is geworpen. Wij zullen trachten hier een antwoord op te geven. We moeten daartoe eerst op een paar andere vreemde zaken in deze tekst wijzen. In vs 190 is sprake van één ridder, doch als later in het verhaal Walewein op zoek gaat naar Lanceloet, dan vindt hij 500[regelnummer]
Beide die voete ende die hande
vanden ridders dire bleven doet
en even daar voor heeft de koningin, aan wie de witte voet gebracht is, haar raadslieden als volgt toegesproken: 409[regelnummer]
‘Hier es comen nu tote mi
Een riddere, in weet wie hi si,
Ende heeft hier bracht den witten voet
- Het heefter menech riddere goet
Sijn lijf daer ombe verloren -
In het Handschrift, dat, zoals bekend is, zeer sober is uitgevoerd, wordt door middel van een aantal grote, doch nauwelijks versierde initialen de tekst in drie delen gesplitst. De eerste afdeling is 136 regels groot, de tweede 341 en de derde 373Ga naar voetnoot1. Als we nu de gegevens waarover we thans beschikken bij elkaar zetten’ dan krijgen we het volgende waslijstje:
De eerste vijf feiten zijn te verklaren en in overeenstemming met de twee laatste te brengen, zonder dat we ons daarvoor in al te veel bochten hoeven te wringen. We gaan dan uit van de emendatie van Prof. Draak voor vs 34. Het voorbeeld voor de tekst in het Haagse Handschrift is tijdens het afschrijven bekort en kan er ongeveer als volgt hebben uitgezien: De als bode gezonden jonkvrouw vertelt aan het hof van Koning Arthur van de wens van haar meesteres, dat haar de witte voet van het hert gebracht wordt. Waarom | |||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||
komt zij met die wens aan het Hof van Koning Artur? Omdat het hert bewaakt wordt door tien woeste leeuwen en het tot nu toe niemand is gelukt om deze te verslaan. Wel zijn er eens, misschien door één dappere ridder, drie van de monsters verslagen, maar het ontbreekt thans in haar land aan vrijwilligers om het karwei te klaren. Vandaar. Als nu Lanceloet na Keye, die onverrichterzake is teruggekeerd, ten strijde trekt zijn alle gebruikelijke voortekens gunstig. Er zijn nog zeven leeuwen, drie zijn er doodgeslagen, hij is de derde in een reeks van uitgedaagden en de tekst zegt 149[regelnummer]
Hi was vro ende blide.
Nu waest in dien tide
Dat coren bloide op dat velt.
Hi reet singende sinen telt,
Niet te sere no niet te sachte.
Op deze manier kàn er natuurlijk niets fout gaan. Dat er wel degelijk wat fout gaat, kan men slechts zien als een blijk van de vakkundigheid van de dichter van de oorspronkelijke tekst. Maar nu is men gaan bekorten, door voor het eigenlijke verhaal ogenschijnlijk niet belangrijke gedeeltes weg te laten. Zo'n stuk was het relaas van de gevechten, door de bode gedaan. Te laat merkte men, dat nu ook de logische samenhang van het verhaal teloor dreigde te gaan en met name de gunstige voortekens. Deze kon men natuurlijk in dit werk niet missen, zodat ijlings het aantal zeven en de drie verslagen leeuwen in de tekst werden gehaald. Het invoegen is waarschijnlijk gebeurd door middel van vs 187-197. 187 zou dan een wijziging kunnen zijn van een oorspronkelijke regel, die als volgt op vs 198 aangesloten zou kunnen hebben 187[regelnummer]
(Die Vij dwerge waren harde fel)
(Maer) Lanceloet, die riddere snel,
Sloech mengen slach optie lione
Kunnen we hieruit misschien opmaken, dat er in het eerste deel een bekorting heeft plaatsgevonden, we kunnen de plaats waar het mes in de tekst is gezet waarschijnlijk vinden tussen vs 60 en 61. Hier luidt de tekst als volgt: 58[regelnummer]
En si die hare gebringen can
Vanden hert den witten voet
Hine es te winne niet so goet
Soe wien die den lyoen slaet
Eer hi den hert oec gevaet
Hi moet di jacht en stic herden
Hier zou, tussen 60 en 61, een uitweiding over het waaròm van het ‘hine es te winne niet so goet’, in verband met gebracht het verslaan van ‘den lyoen’ bepaald niet misplaatst zijn.
Tot slot nog een paar opmerkingen over de tekst zelf. Het is opvallend welk een | |||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||
druk gebruik er is gemaakt van het getal drie, vooral in het begin van het verhaalGa naar voetnoot1. Het stuk is in drie delen verdeeld, Lanceloet is de derde ridder en verder wordt het nog zesmaal functioneel in de tekst gebruiktGa naar voetnoot2. Opvallend ook is de overeenkomst van de versregels 191-192 met vs 211-212. 191[regelnummer]
Dire drie hadde geslegen doet
Hi werde hem als dijs hadde noet
211[regelnummer]
No vlien daer hijs hadde noet
Mettien sloech hire III doet
Hebben bij het inlassen van vss 187-197 211-212 als voorbeeld gediend? Onmogelijk is het beslist niet. Zoals vaak, roept het oplossen van het ene vraagstuk het andere in het leven. Hier is dat ook het geval. Zoals bekend, is Lanceloet en het Hert met de Witte VoetGa naar voetnoot3 verwant met een Oudfranse tekst, het Lai de Tyolet, dat in 1879 door Gaston Paris in een reeks Lais inédits werd uitgegevenGa naar voetnoot4. Volgens Prof. Draak stammen beide werken af van een gezamenlijke oertekst X, waarvan Witte Voet, misschien via nòg een tussenversie Witte Voet I afkomstig isGa naar voetnoot5. Als nu echter, hetgeen wij aannemelijk maakten, de verkortingen in het Haagse Handschrift gemaakt werden en de emendatie van vs 34 juist is, volgt daar uit, dat in de oertekst het hert door tien leeuwen bewaakt moet zijn. Wat lezen we nu echter in het Lai de Tyolet? 353[regelnummer]
S'il ne me donne le blanc pié
Du cerf, qui est et bel et grant
Et qui tant a le poil luisant
Por poi qu'il ne semble doré
De set lions est bien gardé.
Zonder een diepgaand onderzoek naar de verhouding van X met Tyolet en Witte Voet zal hierop wel geen antwoord mogelijk zijn, doch zowel X als Witte Voet I ontbreken (nog).
Dordrecht, Malusstraat 17 r. hamburger |
|