| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids 134 (1971), nr. 3
Dit nummer heeft als thema Het lege woord. We signaleren o.m. een bijdrage van P.A. Verburg (Het ‘lege woord’) en van de oud-hoogleraar in de sociale geneeskunde uit Leiden, A. Querido. In De blokkendoos van Babel schrijft hij dat het een tragische vergissing is het woord een communicatiemiddel bij uitstek te noemen.
| |
Maatstaf 19 (1971), nr. 1
De openbare les van D.W. Fokkema, die hij op 11 mei 1971 aan de Rijksuniversiteit in Utrecht hield, opent de nieuwe jaargang. In Cultureel relativisme en vergelijkende literatuurwetenschap gaat hij nader in op historisme en perspectivisme in de literatuurwetenschap.
| |
Soma 2 (1971), nr. 12/13
T. Graftdijk opent ons door middel van zwaarmoedige notities zijn hart en graaft De moordkuil voor anderen als C. Buddingh' en Jaap Harten. - D.A. Kooiman ziet Spiegels en lachspiegels in Bernlefs laatste roman, Het verlof. - T.G.(raftdijk) kondigt aan, dat de Poëzie van Vestdijk integraal heruitgegeven zal worden (najaar 1971). - In zijn intieme optiek 5 verhaalt R.A. Cornets de Groot over Vestdijk en over Fata Banana. - H.R. Heite beziet Het serene gelaat van de kritiek op Polet in Sybren schreef een boek. Vervolgens wordt De sirkelbewoners ‘duidelijk een tegenvaller’ genoemd. - Voor de rest veel korte besprekingen van onlangs verschenen literatuur.
| |
Spiegel der Letteren 13 (1970/1971), nr. 3
Ontleedkunde van J.J.M. Westenbroek over Huygens' ‘Op de dood van Sterre’ en de afsluiting van ‘Dagh-werck’ vinden we in het eerste artikel, An anatomy of melancholy. - Gezelle, de ‘flaminguist’ baarde nogal wat opzien, toen hij op 10 september 1885 in Tielt een rede hield. J. Boets gaat er nader op in. - Gust Faes heeft het dier en het dierlijke in de poëzie van Hugo Claus uitgebreid geanalyseerd, zegt hij zelf. Zijn bevindingen treft men, gecomprimeerd, aan in Hugo Claus: het verdierlijkte lichaam. - In Margine deelt O. Dambre Nog aanvullende wetenswaardigheden over Justus de Harduwijn mee. - Bij de Boekbeoordelingen bespreekt L. Rens het Memoriaal van Bredero en Rondom Bredero. - Verder korte beoordelingen van Multatuli en de kritiek (van J.J. Oversteegen) en van de tweede druk van Der Doppelroman (van F.C. Maatje) door M. Janssens, wiens Tachtig jaar na Tachtig daarna door Paul de Wispelaere niet bijster gunstig wordt ontvangen. - R.F. Lissens bespreekt Oostnoordoost. Facetten van de uitstraling van Vlaanderens taal en literatuur van Ludo Simons, alsmede Philip A. de Pillecyns Sociaal probleem en verhalend proza 1830-1886. Een sociografische literatuurstudie. - Oversteegens Vorm of vent wordt - zeker niet te vroeg - met wenkbrauwgefrons bekeken door R. Henrard. Oversteegen moet zich van hem afvragen of hij, al zwerende bij de vergoddelijkte wetenschap, de literatuur en de kunst niet de dood instuurt. - Een lijst van licentiaatsverhandelingen en doctorale dissertaties uit 1969 en 1970 besluit dit nummer.
| |
| |
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 3
Willy Martin wijdt aan Stijlonderzoek per computer: enkele beschouwingen, aan de hand van Boek Alfa en Het afscheid van Ivo Michiels. - Naar aanleiding van een zelfportret geeft Anton Korteweg een kritische benadering van Herman Teirlincks laatste roman. - Jean Marie Maes neemt Smits ‘Literatuurhistorie bij een Meilied van Hooft’ onder de loep en is het niet eens met de opvattingen die de Utrechtse emeritus-hoogleraar in zijn afscheidsrede naar voren brengt.
| |
Ons Erfdeel 14 (1971), nr. 3
Antoine Braet houdt zich bezig met De vrouw in de poëzie van Du Perron en Liliane Wouters vertaalde enkele van zijn gedichten op creatieve wijze in het Frans. - Zowel in Oslo als in Bergen wordt Nederlands gedoceerd, vertelt Prof. dr. K. Langvik-Johannessen trots in Het Nederlands in Noorwegen. - Jaak Kolenberg belicht de bekendheid van Multatuli in Frankrijk. - De schim van Simon Vestdijk (1899-1971) doemt door middel van C.J.E. Dinaux als eerste op in de Kulturele kroniek. - Paul de Wispelaere kreeg de Prijs (voor de) literaire kritiek; het juryrapport en het dankwoord van de bekroonde zijn in de kroniek opgenomen. - George Wildemeersch is bijzonder ingenomen met Annie Romein-Verschoor: herinneringen van een erflaatster. - Veel minder te spreken is Marcel Janssens (Er is altijd méér, Hamlet) over de interviews van Robin Hannelore met Hubert Lampo in Er is méér, Horatio. - Jan van de Vegt bespreekt twee dichtbundels van Ellen Warmond en vindt ze, ondanks zijn Skepsis in het kwadraat, ‘toch wel het lezen waard’. - D.F. Spangenberg geeft een overzicht van de Afrikaanse dramakuns in die sestigerjare. - Dit tijdschrift kan natuurlijk niet voorbijgaan aan het laatste produkt van Nederlands-Belgische samenwerking, de film die zo'n royale ontvangst kreeg in het land der blinden. H.S. Visscher bekeek ‘Mira’ filmisch, Ludo Simons zag ‘Mira’, historisch, d.w.z. in verband met Streuvels' oorspronkelijke roman.
| |
Medium Aevum 40 (1971), nr. 1
N.F. Blake heeft in zijn bespreking van Van den vos Reinaerde: legal elements in a Netherlands epic of the thirteenth century van F.R. Jacoby nogal wat bedenkingen tegen dit in 1970 in München verschenen werk.
| |
Werkgroep 18e eeuw, nr. 11/12
Deze aflevering bevat de tekst van de voordrachten die gehouden zijn tijdens een door de werkgroep georganiseerd symposion op 4 en 5 september 1970 te Amsterdam. Onderwerp was toen de Frans-Nederlandse betrekkingen in de 18e eeuw.
| |
Tijdschrift v. Ned. taal- en letterkunde, 87 (1971), nr. 1
F. Claes publiceert de Kanttekeningen van Kiliaan bij zijn Etymologicum Teutonicae Linguae; deze laatste aantekeningen van Kiliaans hand in een exemplaar van 1599 maken dit tot ‘de vierde uitgave van zijn woordenboek’. - W.G. Klooster en H.J.
| |
| |
Verkuyl onderzoeken zinnen van het type Gedurende een week lag Lex plat en Die wedstrijd duurde lang in hun studie De transformationele relatie tussen duren + specificerend complement en bepalingen van duurmeting. - K. Heeroma wijdt een artikel aan de terminus a quo van de Reinaert, die opgeschoven zou kunnen worden tot 1262: Reinaert, en Jacob van Maerlants Alexander, Merlijn en Troye. - P.J. Meertens bespreekt de studie die D. van der Haar heeft gemaakt van Genemuiden en het Genemuidens: Gaellemuun en 'et Gaellemunegers.
Nr. 2
G.A. van Es publiceert het begin van een studie in verband met ‘een moeilijke en gezien de tegenstrijdige opvattingen en dooreenwarrende termen een ondoorzichtige taalkundige materie’: Het aspect als syntactische functie. - K. Heeroma geeft uitbreiding aan en correctie op eerder gepubliceerde opstellen over Jan Moritoen: men zou Jan Moritoen als navolger moeten karakteriseren juist op grond van begin en slot van de eerste allegorie. - A. Derolez oppert ‘ernstige bezwaren’ tegen het artikel over de lijst der Dietse boeken van Rooklooster van R. Lievens; deze voorziet de kanttekeningen van een naschrift.
| |
Studia Neerlandica nr. 5 (1971-1)
De Maen by Endymion van H.K. Poot heeft tot verschillende interpretaties aanleiding gegeven. A.N. Paasman waardeert deze en voegt er de zijne aan toe: Loopt, geitevoeten! Over de interpretatie van De Maen by Endymion. - M.K. van Dort-Slijper bespreekt de indeling die Den Hertog heeft gegeven van de bepalingen van gesteldheid en onderzoekt vervolgens speciaal de Bepaling van gesteldheid met als. - W.G. Klooster gaat na in hoeverre er aanleiding zou bestaan een bijwoordelijk karakter toe te kennen aan een aantal modale bepalingen: Reductie in zinnen met ‘maatconstituenten’ (bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid, als in: Jan weegt 80 kilo).
| |
Levende Talen nr. 279 (juni/juli 1971)
Binnen enkele jaren zal het mondeling eindexamen m.a.v.o., h.a.v.o. en v.w.o. zijn vervangen door het schoolonderzoek. Enkele beschouwingen en verslagen in verband met Het schoolonderzoek Nederlands geven een voorlopige toetsing. - ‘Modern projectonderwijs dwingt tot gemotiveerd en verantwoord taalgebruik’, aldus B.H.J. Evers in het februarinummer van L.T., waarop I. van der Velde reageert met Project-onderwijs dwingt tot gemotiveerd en verantwoord taalgebruik. - J. de Rooy komt terug op zijn NTg-artikel Onzijdige voornaamwoorden en het naamwoordelijk gezegde en draagt Aan Zwaan, die dit artikel had bekritiseerd, een nadere explicatie op. - De Berichten en mededelingen zijn onder meer gewijd aan de promotie van P.E.L. Verkuyl (op Il Pastor Fido), aan de belangstelling voor Nederlands in de Verenigde Staten en aan de inaugurele rede van W. Blok (Tijdopnamen).
| |
Tijdschrift voor Levende Talen 37 (1971), nr. 2
Het spreektaalvers ontleent zijn poëtische werking aan de dialectiek van het alledaags taalgebruik, geperst in het keurslijf van een klassieke, geijkte prosodie, aldus
| |
| |
L. Gillet, die een genuanceerd antwoord geeft op de vraag: Parlando-poëzie: een literair-historisch begrip?
Nr. 3
W. Gobbers schetst stand, noden en toekomstperspectieven van de bibliografie van de Nederlandse literatuurstudie: Bibliographica Neerlandica, waarin wordt geconstateerd dat we ‘in bibliographicis op een belangrijk keerpunt’ staan.
| |
Leuvense Bijdragen 60 (1971), nr. 1
Praktijk en theorie van de TG-grammatica komen achtereenvolgens aan de orde in de eerste twee bijdragen van dit nummer. O. Leys geeft een beschrijving van Die Präpositionalinfinitive im Deutschen en noemt terloops ook nederlandse zinnen van het type hij vroeg mij om te komen. - R.G. van de Velde onderwerpt in zijn opstel Darstellungstechnische Probleme der T.G.G. methodologische en wetenschapstheoretische implicaties aan een kritische beschouwing. - R. Jongen publiceert het vervolg van zijn Vergleichende Untersuchung des Lautmaterials verwandter Mundarten. - H.T.J. Miedema gaat in op de niet-friese ingweonismen in Schönfeld's Historische Grammatica: Noordzeegermaans en Vroegoudfries. - L. Peeters geeft zijn lezing Zu ‘Ysengrimus’, Liber Secundus VV. 69-70: ‘Celebrant’. - ‘Voor een juist begrip en inzicht in kennis en bekwaamheid van de dichters van onze ridderromans’ is een behoorlijke kennis van de uitrusting van de helden uit die romans noodzakelijk; M.J.M. de Haan levert een uitvoerige beschrijving van de vele onderdelen Van Ridders Abite.
| |
Taal en Tongval 23 (1971), nr. 2-3
Deze dubbele aflevering is speciaal Voor Dr. Jozef Leenen bij zijn tachtigste verjaardag; de inleiding door W. Pée wordt gecompleteerd door een aanvullende Bibliografie J. Leenen. - D.P. Blok presenteert ‘enige opvallende feiten’ als resultaat van zijn onderzoek naar De namen op -rlo (-rler) in Zuidoostelijk Nederland. - W. Couvreur bespreekt Een Nederlandse brief van de vader van ‘de Brabantse aksentspelling’ Jan des Roches aan Frans Mols en Jan Grangé. - Jo Daan handelt over het Verschuiven van isoglossen, met name op de Veluwe. - B.C. Damsteegt geeft illustraties bij de vraag: Enkel of dubbel medeklinkerteken in woorden als Viëtnam(m)ees. - F. Debrabandere noemt drie stadia waarin de Zuidnederlander het Nederlands leert; bij een vergelijking tussen Westvlaams en algemeen Nederlands wordt dit laatste gekenmerkt als ‘didaktisch gezien eigenlijk een vreemde taal’. - Een kaart illustreert J. Goossens' onderzoek naar het woord Bakker in het Brabants. - P. Bougard en M. Gysseling publiceren Nederlandse teksten (kwitanties) uit Polincove (Pas-de-Calais). - K. Heeroma geeft een correctie op de destijds door hem voorgestelde etymologie van Ui. - Worden en zijn als hulpwerkwoorden van de lijdende vorm in de Oudenaardse oorkondentaal leverden het materiaal voor de bijdrage van M. Hoebeke. - P.J. Meertens levert opnieuw een bijdrage over Vogelnamen; deze keer over de kneu. - L.C. Michels beproeft de omschrijving van Nationaliteit in een door hem aangetroffen toepassing. - H.T.J. Miedema levert een kaart van, resp. geeft enige informatie bij Fries sneon ‘zaterdag’ en snein ‘zondag’. - J.L. Pauwels doet verslag van zijn onderzoek naar het plurale tantum
Fontonten. - W. Pée geeft een dringende waarschuwing aan gebruikers van
| |
| |
Blancquaerts reeks Nederlandse dialektatlassen. - A. Seeldraeyers trekt een vergelijking tussen de Statenoverzetting en de nieuwe vertaling van psalm 22 Op de wijze van Ajéleth Hassáhar. - Yvette Stoops deelt in ruim tien bladzijden Iets mee over de dubbele ontkenning bij Willem Ogier. - C. Tavernier brengt Nogmaals lancxhenen ter sprake en corrigeert daarbij haar eerdere verklaring. - V.F. Vanacker wil twee syntagma's lokaliseren: Is hij de(n) eerste(n) of zijn(en) eerste(n)? - Wat vin je hiervan is de illustratieve titel van C.B. van Haeringens opstel over reductie die de verbale stam kan vertonen. - R. van Passen stelde - met op de achtergrond de theorie van J. Leenen - een onderzoek in naar de Praktijk van de straatnaamgeving te Lint (in het Antwerpse). - J. Verhasselt vestigt de aandacht op een bijzonder aspect van de invloed van het Frans op het Nederlands: Valse vrienden. - A. Weijnen maakt een aantal opmerkingen over Adaptatie en permanentie bij ontleningen.
| |
Driemaandelijkse Bladen 23 (1971), nr. 1
T. de Vries zet zijn artikel Uit een oud doopboek voort en K. Heeroma vervolgt het zijne over Het dialect van Kuinre. - J. Goossens bespreekt Twee boeken over Oostnederlandse dialecten, de dissertaties van H. Entjes en G.H. Kocks (resp. Die Mundart des Dorfes Vriezenveen en Die Dialekte von Südostdrente und anliegenden Gebieten). - G. Mulder levert een tiental pagina's Kanttekeningen bij enkele Stellingwerfse plaatsnamen. - J. Wieringa geeft richtlijnen in verband met een zeer dringende aangelegenheid: Het vastleggen van de terreinnamen van Drenthe en Westerwolde. - K. Heeroma heeft zich een keer voorgenomen: ‘Vanavond volg ik dus Awater's spoor’; zijn naamkundige naspeuringen leidden hem naar het Rijksarchief in Arnhem, omdat Awater een gelderse ‘kernnaam’ bleek te zijn. - R.A. Ebeling maakte een naamkundige schets bij Eenshuistra.
| |
Onze Taal 40 (1971), nr. 5
Als Onze Taal de eerste veertig jaargangen afsluit met een register, zal ook dit meinummer moeilijk te ‘vangen’ zijn. Een kleine toelichting door J. Veering bij een gedeelte van Vondels vertaling van Horatius' Ars Poetica, een en ander naar aanleiding van een citaat op het congres over ‘Van Dale’. - Een ingezonden stukje als reactie op de veroordeling in O.T. van Uitvinden in een bepaalde toepassing. - Twee niet ondertekende bijdragen: een Kleine taalles over ‘spanning’ in de zinsbouw en een kanttekening bij foute spellingen in engelse opstellen. - Verder als gebruikelijk de signaleringsrubriek met nieuwe woordvormingen.
| |
Neerlands Volksleven 21 (1971), nr. 1
Deze speciale uitgave is gewijd aan Limburg en bevat bijdragen tot de taal en het historisch volksleven van de beide Limburgen en het aangrenzende Rijnland. Dit uiterst lezenswaardige nummer is opgedragen aan de onlangs overleden Maurits de Meyer. - Gilbert De Smet begint met Oostmaaslandse epische poëzie omstreeks 1200, over de lokalisering van de oudste Middelnederlandse epische gedichten. - Ook typisch Limburgs zijn de gedachten van P.L.M. Timmers over Carnaval en carrus navalis. - Ver- | |
| |
der: Bijdrage tot de woordstratigrafie van de Limburgse Romana van J. Goossens en een artikel waarin Matthias Zender de Verbreitung von Sagenmotiven und Vorstellungen des Volksglaubens im Rheinland beschrijft. - De overige bijdragen gaan over devotieprentjes, inwijdingsriten, volksgerichten en ploeghaken.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen 30 (1971), nr. 1
De oostduitse dialectoloog O. Kieser maakte studie van de termen voor ‘Akkergrens’ in de Fläming en verder zuidwaarts. - J. Goossens neemt in Algemeen Vlaamse woordenschat stelling tegen de zienswijze van R. Emmerman in W.T., wiens conclusie ‘waardeloos en nietszeggend’ wordt genoemd. - G. De Smet stelt ook hier Nogmaals de term Moedertaal aan de orde. - De rubriek Nieuwe Uitgaven wijdt aandacht onder meer aan: J. van Bakel, Automatische syntactische analyse van Nederlandse teksten; en W. Martin, Inverte Frequentielijst van het Nederlands.
| |
ITL nr. 11 (1971)
Aan de bibliografische verwarring rond de titel van dit tijdschrift heeft de review nu een eind gemaakt: ‘The only accepted abbreviation for bibliographical purposes is ITL’. - A. van Katwijk heeft in zijn artikel De samenstelling van toonhoogtekontoeren ‘de problematiek van klemtoon en intonatie in een ruimer kader geplaatst dan dat van de pure linguistiek’. (Het artikel is een enigszins gewijzigde versie van een bijdrage aan Taalwetenschap in Nederland, dat dit jaar verschijnt). - Een lijst van 70 studies die in ITL zijn besproken, besluit de aflevering.
| |
Neerlandica extra Muros nr. 16 (voorjaar 1971)
Ook in deze aflevering weer vele wetenswaardigheden over de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek en nieuws Van buiten de muren. - De rubriek Het Nederlands in de wereld bevat de integrale tekst van het besluit, een baccalaureaatsexamen-nederlands in Frankrijk in te stellen, zoals weergegeven in het ‘Journal Officiel de la République Française’ d.d. 29 september 1970.
| |
Beiträge zur Gesch. der deutschen Sprache und Lit. (Tübingen) 93 (1971), nr. 1-3
Th. Klein stelde een onderzoek in naar Gedehntes a und langes â in der Sprache Heinrichs von Veldeke; vooral in rijmpositie zouden deze klanken een waardevolle aanwijzing betekenen bij de tekstkritiek van Veldekes werk. - Der Natureingang in den Liedern Hadewijchs wordt door H. Schottmann gesteld tegenover die in de wereldlijke lyriek.
|
|