Praktisch = vrijwel
Bij de behandeling van praktisch als bijwoord leest men in het W.N.T. XII, II, 3835 [1949]:
‘Het bijw. practisch, dat ook de bet. “in feite, inderdaad” kan hebben, wordt tegenwoordig dikwijls gebezigd in de ruimere, vagere opvatting “vrijwel, zoo goed als, eigenlijk”, die zich uit de zoo juist genoemde zal hebben ontwikkeld: wat in naam, in theorie niet als volkomen geldt, is dat inderdaad, in de practijk, veelal wel’.
Als oudste bewijsplaats geeft het W.N.T.:
Als het weder dan aanhoudend vochtig is, dan is het gewas op het land praktisch niet droog te krijgen, Versl. Landb. 1919, 4, 21.
Bij praktisch = vrijwel wordt hier dus niet gesproken van een anglicisme. De andere Nederlandse woordenboeken doen dit evenmin, waarbij men kan vermelden dat de 24ste druk van Koenen [1956] nog wel van een anglicisme sprak.
De stijlboekjes hebben vaak wel bezwaren. B.C. Damsteegt, In de doolhof van het Nederlands5 [1954] vermeldt op blz. 42 dat ‘praktisch de laatste tijd zeer veel gebruikt wordt in de betekenis van het Engelse practically’ en hij voegt eraan toe: ‘Dit anglicisme is ook in de gesproken taal diep doorgedrongen’.
Dit diep doordringen in de gesproken taal lijkt mij zeer juist, maar dan vooral doordat dit gebruik niet van de laatste tijd, maar al van de 19de eeuw dateert. Op blz. 37 van ‘De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel’, uitgegeven door Harry G.M. Prick, ['s-Gravenhage, 1971] schrijft Van Deyssel in een brief van 12 januari 1885, na eerst kritiek geleverd te hebben op het tijdschrift de Kunstbode:
‘Doch, gaandeweg, wordt het beter. Het laatste nummer, van eergisteren, is, praktiesch, goed.’
De heer Prick maakte mij er in een brief van 30 maart 1971 op attent dat ‘in het Van Deysselarchief zich een ongepubliceerde tekst moet bevinden waarin Van Deyssel schrijft over iemand die lang met zijn gezondheid gesukkeld had, maar wiens gezondheid op zeker tijdstip gelukkig weer als praktiesch goed kon worden beschouwd.’
Dat men in professorale kring praktisch = vrijwel niet schuwt, moge blijken uit K. Heeroma: ‘Stelt men zich op historisch standpunt, dan moet men bij alle verkort geschreven woorden dus een punt plaatsen, in principe “ergens”, practisch altijd achter het woord’. (Onze Taal, 18, 27 [1949]).
Alkmaar, Ruysdaelkade 26
c. kostelijk