Rit o.
Betreffende dit znw., vroeger wegens de samenhang met rijden ook rid gespeld, leert ons het Woordenboek, dat het behalve als masculinum ook als neutrum voorkomt, dit laatste nl. in de betekenis ‘Een der onderscheidene wedloopen van een paard op een harddraverij’. (Noteren wij in het voorbijgaan dit op). Noch onder de samenstellingen met rit noch als afzonderlijk lemma wordt het woord postrit vermeld, dat wél voorkomt, met enige uitvoerigheid gedocumenteerd, i.v. post: ‘rit met wagen of paard in dienst der post’. Waar in de aangehaalde bewijsplaatsen het genus blijkt, is dit onzijdig. Van betrekkelijk recente datum - 1905 - zijn een paar citaten van dagpostrit en nachtpostrit, beide met de resp. den.
Dat dan ook het simplex in deze postale toepassing met onzijdig genus in gebruik is geweest niet alleen, maar zelfs regulair was, wordt duidelijk uit het boekje van Dr. E.A.B.J. ten Brink over de geschiedenis van het postvervoer (Bussum, 1969). Daarin lezen wij op p. 17: ‘... postritten, tot in de negentiende eeuw altijd onzijdig gebruikt’; en in aansluiting daaraan op p. 18: ‘het grote rit naar Hamburg’, ‘het rit voor de Engelse post’, ‘het Engelse rit’. Een op p. 30 in facsimile afgedrukte Bekendmaaking uit 1789 brengt ter openbare kennis, dat aan den minst aanneemenden zullen worden besteed het Post-rit tot het ryden der Brieven maalen van Den Haag tot Alphen, en het Post-rit tot het ryden der Amsterdamsche Brieven Maalen van Den Haag tot Lisse.
Nijmegen, v. Schaeck Mathonsingel 29
l.c. michels