De weet van Kikman
In N.Tg. LXIII p. 44 wees ik op een semi-officieel gebruik van weet in de oude betekenis van ‘gerechtelijke (dus officiële) mededeling’ nog in 1844 en wel t.a.v. een aanspreker te Leiden; naar aanleiding hiervan zond de Redacteur mij een tweetal ingekomen reacties. De heer J.Ch. Vintges geeft enkele citaten uit het Woordenboek der Nederduitsche en Fransche Taalen van F. Halma, 2e druk 1729. Hieruit blijkt dat, anders dan het door mij vermelde Nieuw Woordboek van Hannot-v. Hoogstraten, 3e druk 1736, Halma naast de algemene bet. ‘kondschap’, ‘aankondiging’ ook nog de oude, officiële bet. kent: ‘De Heeren hebben hem eene openbare weet toegezonden’ en ‘Hij is met een openbare weet aan de stadspoorten ingedaagd.’ - Merkwaardig, dat Halma dit nog doet en H.-VH. niet meer, terwijl volgens C.G.N. de Vooys N.Tg. XXVIII p. 266 Van Hoogstraten zich bij de keuze van woorden beperkte tot de ‘schrijftaal’, m.a.w. conservatiever was dan Halma.
De heer A.C. Vermast schrijft, dat in zijn geboorteplaats Yerseke de aanspreker zei: ‘Ik brienge joe de wete dat,...’ en dat de dorpelingen dan ook zeiden: ‘Ik è de wete had, dat...’ en ‘Ik zag de liekdienèèr lòòp'm en die was de wete an 't doen’. De heer V. besluit zijn brief met de constatering: ‘Hier is dus het officiële element nog wel degelijk aanwezig.’ Hij vermeldt helaas zijn leeftijd niet, zodat niet valt vast te stellen, wanneer dit in Yerseke (nog) gezegd werd. Maar al zou het er vandaag de dag nog gezegd worden, wat zeer wel mogelijk is, dan is dit toch een heel andere kwestie. Ik schreef over het gebruik van weet in 1844 door een A.B.-spreker als Kneppelhout, terwijl de heer V. een dialect ter bewijsvoering kiest. Dialecten toch plegen of plachten, met name in sterk geïsoleerde streken, heel oude woorden c.q. uitdrukkingen en ook vroegere betekenissen van nu nog gangbare woorden te bewaren; zij kunnen dus niet aangevoerd worden als bewijsmateriaal pro of contra een bewering die het A.B. betreft.
Hapert NBr., Loonseweg 38
j.h.j. willems