De Nieuwe Taalgids. Jaargang 63
(1970)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 483]
| |
Raam. Nr. 66In dit nummer, dat als titel draagt ‘Geert van Beek vijftig’, treft men naast creatief werk van Van Beek de volgende publicaties over zijn werk aan: Corn. Verhoeven, Interscript met Geert van Beek; N.N., Publicaties van Geert van Beek; Bernard Kemp, Danse Macabre; N.N., Publicaties over Geert van Beek; D.A. Bobbe, Metafysische bindingen in het werk van Geert van Beek; Jan Elemans, Een Chinese puzzel; Jacques Kruithof, Toxiuh ilpilia zonder uitstel; N.N., Jury-oordeel Vijverbergprijs 1968. | |
Kentering. XI, Nr. 3In Vestdijk en Verwey ziet R.A. Cornets de Groot Vestdijk als schakel tussen de theorieën van Verwey en Forum. | |
Werkgroep 18e eeuw. Nr. 8Deze aflevering van het documentatieblad is geheel gewijd aan de Frans-Nederlandse literaire en taalkundige betrekkingen in de 18e eeuw. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXIII, Nr. 4Gerard Walschap houdt zich bezig met De ontoereikendheid van het woord. | |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXVI, Nr. 3F. van Passel en J. Nivette publiceren de eerste aflevering van een artikelenreeks waarin zij een Statistische studie van de syntaxis in de Nederlandse toneeltaal maken. - M. Dupuis begint een serie artikelen Over het werk van Jan Wolkers. - Boekbesprekingen o.m.: J. Hoogteyling, Taalkunde in artikelen (door J.P. Willems). | |
Dietsche Warande & Belfort. CXV, Nr. 5Jef Geeraerts: groot talent constateert Lieve Scheer.
Nr. 6 Gerard Walschap bekijkt wat De wet van vernieuwing voor de letterkunde en de literator te betekenen heeft. - Lieve Scheer beschouwt de Wonderbaarlijke ‘Ranonkel’ van Hamelink als een ‘vreemdsoortig gewas dat in onze Nederlandse letterkunde zo bizar en afstotend-verrukkelijk wortel is komen schieten’. | |
Spiegel der Letteren. XII, Nr. 4E. de Bock houdt zich bezig met de Waardering van de Rederijkers. - L. Oey-De Vita poogt nader te komen tot het geven van een antwoord op de vraag Wat is de oudste druk van Bredero's Spaanschen Brabander?. - In Nogmaals ‘Cheops’ gaat R.F. Lissens in op wat Martien J.G. de Jong over dit gedicht schreef in ‘Leopolds Cheops. Een interpreterend essay met tekstuitgave’. - In de rubriek in Margarine maakt B. de Ligt | |
[pagina 484]
| |
enige aantekeningen bij Focquenbroch, familie en kennissen. In dezelfde rubriek heeft P.Th. Elsinga enkele Gegevens van letterkundige handboeken met elkaar vergeleken. Boekbeoordelingen o.m.: A.M.J. van Buuren en W.P. Gerritsen, Vermakelijk bibliografisch ganzenbord (door A.N. Paasman); Bloemlezing uit de ‘Over-Ysselsche Sangen en Dichten’ van Jacobus Revius, met inleiding en aantekeningen van Dr. W.J.C. Buitendijk (door L. Rens); J. Vondels Joseph in Dothan, van een inleiding en aantekeningen voorzien door Dr. J.P. Warners en Dr. F.L. Zwaan (door L. Rens); W.A.P. Smit, Hooft en DIA (door L. Rens); Constantijn Huygens' Hofwyck, bezorgd en ingeleid door Prof. Dr. P.J.H. Vermeeren (door L. Rens); L.M. van Dis, Acht lezingen (door L. Roose). | |
Ons Geestelijk Erf. XLVI, Nr. 2B. Spaapen zet zijn in het vorige nummer aangevangen artikelenreeks over Hadewijch en het Vijfde Visioen voort. | |
Ons Erfdeel. XIII, Nr. 3Eugène van Itterbeek beschouwt Internationale impulsen in de Nederlandse letteren: Henriëtte Roland Horst over Jean-Jacques Rousseau. - Met als ondertitel Fragmenten van een interpretatie schrijft K. Meeuwesse een aantal aantekeningen Bij Achterbergs Ballade van de gasfitter. - In de rubriek Kulturele kroniek o.a. de volgende beschouwingen: Th. Herrman jr., J.W.F. Weremeus Buning; Ward Ruyslinck, Mulisch, onze man in Havanna; Marcel Janssens, B.F. van Vlierden tussen het wonder en de verwondering; Aldert Walrecht, Jacques Hamelinks Ranonkel (een analytische annotatie); Paul de Wispelaere, Definitieve geboorte? (in memoriam Ed. Hoornik); Eugène van Itterbeek, Tachtig jaar na tachtig. - In de rubriek Nederlandse taal- en kultuurpolitiek o.a.: A.W. Willemsen, Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap; J.E. Huisman-Bazuin, Het Nederlands in Suriname. - Van de Bibliografie van het nederlandstalige boek in vertaling wordt de zeventiende aflevering gepubliceerd.
Nr. 4 Jan van der Vegt wijdt enige bladzijden aan de poëzie van Jacques Hamelink: de chaos te lijf. - In de rubriek Kulturele kroniek o.a. de volgende korte beschouwingen: Marcel Janssens over de bundel Droevig feest van Walter Haesaert; Eugène van Itterbeek, Daniël Van Ryssel: Een voorlopige balans; Paul de Wispelaere, Wie is bang voor Huug Kaleis (n.a.v. diens ‘Schrijvers binnenste buiten’). - De Bibliografie van het nederlandstalige boek in vertaling wordt voortgezet met aflevering achttien. | |
Standpunte. XXIII, Nr. 4 (Nuwe Reeks Nr. 88)Elsa Nolte schrijft over Oppermans Vergelegen en die Geskiednis: Die Religieuse implikasies van die drama. - Pierre H. Dubois geeft de zevende aflevering van zijn serie Kroniek der Nederlandse letteren.
Nr. 5 (Nuwe Reeks Nr. 89) T.T. Cloete schrijft in memoriam N.P. van Wyk Louw †. - J.C. Kannemeyer wijdt enige pagina's aan Twee debuutdramas, te weten ‘Die nag van legio’ van P.G. du Plessis en ‘'n Skip is ons beloof’ van George Louw. - Waar ging Vondels voorkeur | |
[pagina 485]
| |
naar uit, naar Epos of Tragedie? Op deze vraag tracht S.J. Pretorius een antwoord te geven. - H.W. Truter maakt enkele Aantekeninge by ‘Gijsbrecht van Aemstel’. - Met aflevering acht zet Pierre H. Dubois zijn Kroniek der Nederlandse letteren voort. | |
Forum der Letteren. 1970, Nr. 1Bibliografisch gezien moet het een achteruitgang heten dat niet meer te onderkennen valt dat met deze aflevering de elfde jaargang start. - J.C. Kamerbeek levert een kort betoog over de Positie der Philologie; ‘in hoeverre het al of niet van toepassing is op andere gebieden (dan dat der “klassieke letteren”), mogen anderen beoordelen’. - C.F.P. Stutterheim betrekt in Spaansche Brabander, Bredero, Lazarillo zowel het werk, als het voorwerk en het voorbeeld. | |
Tijds. voor Ned. taal- en letterkunde. LXXXVI, Nr. 3K. Heeroma wijst in verband met De localisering van de Tweede Reinaert o.m. op ‘provisoor’, in welk hollands woord de dichter ‘zich ‘verraden’ laten wilde’. - L. Strengholt stelt Sonnetten en pseudosonnetten bij Vondel tegenover elkaar. - G.A. van Es vervolgt en besluit zijn bijdrage over Plaats en functie van de passieve constructie in het syntactisch systeem van het Nederlands. - R. Lievens gaat in op De lijst der dietse boeken van Rooklooster en geeft daarbij ‘Eén identifikatie en een interpretatie’. - Twee boekbeoordelingen door C.A. Zaalberg: Wolfskehl und Verwey, ed. Mea Nijland-Verwey, en M.F. Valkhoff, Studies in Portugese and Creole. - C. Kruyskamp toont veel waardering voor J. Landwehr, Emblem Books in the Low Countries. | |
Studia Neerlandica. I, Nr. 2W. Blok publiceert Onbekende fragmenten uit de nalatenschap van P.C. Boutens en geeft verder nog enige aanvulling ‘op de beste editie van Boutens' verzen die wij bezitten’, de Verzamelde lyriek. - In De relevantie van logische operatoren voor de analyse van temporele bepalingen komt H.J. Verkuyl tot de conclusie ‘dat er logische principes ten grondslag liggen aan de linguïstische ordening van tijdservaringen van taalgebruikers’. - Passieve zinnen zonder door-bepaling staan centraal in het artikel van T. Pollmann, Passieve zinnen en het geïmpliceerd logisch subject. - W.M.H. Hummelen beschrijft aan de hand van werken van Duym en Van Haecht Typen van toneelinrichting bij de rederijkers. | |
Taal en Tongval. XXII, Nr. 1-2Twee herdenkingsartikelen van W. Pée openen deze aflevering: Professor Dr. Hermann Teuchert negentig jaar en Professor Dr. Adolf Bach tachtig jaar. - L. Koelmans levert een artikel Over de plaats van het zinsdeel niet. - Oorspronkelijk bedoeld voor het Van-Haeringennummer van de Ntg is de bijdrage van W. Pée en J. Taeldeman, Nog eens de ‘intervocalische tenuis-verschuiving in Vlaanderen’. - H. Heikens en R. van de Schaaf noemen in een overzicht van opnamen van Dialekten op de band de aanwinsten van Amsterdam sinds 1962 en van Gent sinds 1966. - J.B. Berns komt terug op een eigen artikel, over Kabal: Oud versleten paard. - Van de grote reeks boekbesprekingen noteren wij: A. Kraak en W.G. Klooster, Syntaxis, en W.G. Klooster, H.J. Verkuyl en J.H.J. Luif, Inleiding tot de syntaxis (tezamen besproken door S.C. Dik); Jan Stroop, Paardebloem à la carte (door J. Goosens); de tweede aflevering van het Woor- | |
[pagina 486]
| |
denboek van de Brabantse dialecten (door J. Stroop); het vijfde deel van het Woordeboek van die Afrikaanse taal (door F. van Coetsem); en verder een viertal boekbesprekingen in verband met Fries. | |
Levende Talen. Mei.F.L. Zwaan laat zien dat Het vinnich stralen van de son, het eerste vers van Granida van Hooft, ‘grammatisch interessante aspecten’ vertoont. - In Enige opmerkingen over Gorters Mei toont H. Linsen aan, welke punten van overeenkomst hij meent te vinden bij een vergelijking van Gorters Mei met de Narcissus-episode in Ovidius' Metamorfosen.
Juni - juli In dit Joyce-nummer geen bijdragen in verband met de neerlandistiek.
Augustus-september Dit nummer opent met een bijdrage ‘Van de didactiekcommissie van de sectie Nederlands’: Naar een didactisch verantwoorde spelling, waarin amendementen worden geformuleerd op de Eindvoorstellen. - P.A.G. Dijkstra geeft een vervolg op Spelen met de pen, waarin vormen van ‘productief schriftelijk taalgebruik in de klas’ worden besproken. - J. de Gier vestigt de aandacht op een van de Oude indelingen van enige strofische vormen in de Mariken van Nieumeghen: die van P. Leendertz jr., en sluit daarmee aan bij de bijdrage van A.H. Nijhof in L.T. enkele jaren geleden. - H. Ruessink deelt de substantieven in Van eigennaam tot eigenschap. - De didactiekcommissie van de sectie Nederlands formuleert Richtlijnen voor de beoordeling van schoolboeken. | |
Onze Taal. XXXIX, Nr. 6Het nummer opent met een bijzonder lezenswaardige bijdrage, die bestaat uit Twaalf opmerkingen over u, het kortste woord in onze taal. - Een lijst van luchtmachtwoorden, variërend van afplasser tot wolkenboer, demonstreert een ludieke vorm van taalgebruik. - Nauwelijks bekomen van de education permanente signaleert de redacteur tal van nieuwe gebruiksmogelijkheden en -onmogelijkheden; daarbij is hij, waarschijnlijk mét vele anderen, op zoek naar een vertaling voor Intercity.
Nr. 7/8 Benadrukt, bij nader inzien geen germanisme, geeft C.A. Zaalberg een artikel in de pen over taalverandering, waarbij ontleningen een rol spelen. - Mej. J. Daan reageert op Taalpolitiek in het meinummer van Onze Taal. - A.D. Fokker Sr. zet een vraagteken bij hetzelfde artikel: Taalpolitiek? - G.J. Uitman zet enkele omschrijvingen van Diakonaat en diakonie bij elkaar. - U en uw zijn in Onze Taal van juni niet helemaal recht gedaan aldus J.J.M. Bakker. - Een redactionele bijdrage over Hebben en zijn culmineert in de regel: bij onovergankelijke werkwoorden gebruikt men zijn behalve bij het duratief aspect. - Verder enkele kleinere bijdragen over accentuering over Haplologie en over Persoonlijk. | |
V.W.S.-nieuws. VI, Nr. 2In de discussies naar ‘doelmatiger spelling’ bijdragen onder meer over: Spellingsuit- | |
[pagina 487]
| |
spraak en andere spellingperikelen; Over de spelling van g/ch v/f z/s; en De spelling in andere talen: Papiamento en Sranantonga. | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVIII, Nr. 6Ada Deprez levert met haar bijdrage Ferdinand Augustijn Snellaerts jeugdjaren te Kortrijk (1809-1827) ‘het enigszins gecondenseerde begin van een uitvoeriger stuk gewijd aan Snellaerts jeugd- en studietijd’. - G. de Smet onderzoekt de herkomst van de term Moedertaal (het klassieke Latijn gebruikte patrius sermo). - In de rubriek Nieuwe Uitgaven wordt aandacht geschonken onder meer aan: G.G. Kloeke, Bibliografie en Dagboekfragment; J. Daan en D.P. Blok, Van Randstad tot Landrand; het Woordenboek van de Brabantse dialecten; R.G. van de Velde, De studie van het Gotisch in de Nederlanden; en J. Stroop, Paardebloem à la carte.
XXIX, Nr. 1 Ada Deprez vraagt aandacht voor Gents eerste hoogleraar in - onder andere - de Nederlandse taal- en letterkunde: J.M. Schrants verblijf te Gent. - In de rubriek Nieuwe Uitgaven een korte bespreking van F. de Schutter, Het vers van Jonker Jan van der Noot.
Nr. 2 In het kader van een studie van A. Ampe levert J. Goossens een bijdrage over De taal van Jan van Eyck. - G. de Smet vraagt Eerherstel voor Jan Gymnick, die ‘werkelijk een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld in de taalkundige geschiedenis van het Nederlands op de drempel van de Nieuwe Tijd’. - Wie is Henric die de Reinhart maakte, vraagt E. Cramer-Peeters zich af. Henric van Veldeken en Heinrich der Glîchezare zou één en dezelfde dichter zijn. - Korte boekbesprekingen worden gewijd onder meer aan: de eerste aflevering van de Verschaeviana; W.H.M. Mattens, De indifferentialis; en F. Baur, Scripta minora. | |
Leuvense Bijdragen LIX, Nr. 2, BijbladG.R.W. Dibbets onderzoekt de relatie tussen Hexham en Dafforne; niet Van der Schuere, maar Dafforne zou een bron zijn geweest voor de auteur van onder andere Een Nederduytsche Grammatica, van 1648. - Van de boekbesprekingen noemen we: J. Stroop, Paardebloem à la carte (besproken door E. Eylenbosch); M. Hoebeke, De Middeleeuwse Oorkondentaal te Oudenaarde (R. Willemyns); C. Huygens, Avondmaalsgedichten en heilige dagen, ed. F.L. Zwaan (K. Porteman). In de kroniek wordt onder meer aan de orde gesteld: W.G. Klooster, H.J. Verkuyl en J.H.J. Luif, Inleiding tot de syntaxis. | |
Nu Nog. XVIII, Nr. 4J. Leenen publiceert opnieuw: De kunst van kort te zijn. - H. Bobine bevestigt een conclusie van Y. Stoops, dat ten aanzien van de Woordschikking ‘de Zuidnederlandse afwijking niet zo algemeen is als soms wordt beweerd’. - Remi Sterkens reageert op een opmerking van J. Verhasselt over de schrijfwijze - al of niet met hoofdletter - van U, u, uw. - Verder de bekende rubrieken Taaladvies en V.B.O.-nieuws. | |
[pagina 488]
| |
Review of the I.T.L., 1970, Vol. 7Wat gestart is als Tijdschrift van het I.T.L. draagt nu als titel Review of the I.T.L. óf I.T.L., Review for Applied Linguistics; het valt moeilijk uit te maken. - R. Dirven bespreekt Inleiding tot de syntaxis door W.G. Klooster, H.J. Verkuyl en K.H.J. Luif: De TG grammatica in dienst van de didactiek van het Nederlands.
Vol. 8 J. De Kock geeft in verband met Automatisering en Taalkundigheid. Enkele methodologische overwegingen. - G. Jucquois levert een Compte-rendu van het Retrograde Woordenboek van de Nederlandse Taal, samengesteld door E.R. Nieuwborg. | |
Etudes Germaniques. XXV, Nr. 1In de rubriek Bibliographie critique een bespreking door René Stempfer van Der Doppelroman van F.C. Maatje. | |
The Modern Language Review. LXV, Nr. 3P.F. Vincent bespreekt Het poëtisch programma van Tachtig door J.C. Brandt Corstius. |
|