De zuilen van Dèr Mouw
In ‘Schaepman's Zingende Zuilen’ (De nieuwe taalgids 6e aflevering, 1969) gaat J.H.J. Willems na, op welke wijze Schaepman tot de verbinding van zuilen en zingen kan zijn gekomen.
J.A. Dèr Mouw, gewaardeerd door Kloos, laat de zuilen van het Parthenon weliswaar niet zingen, maar dan toch wel musiceren, evenmin aanvaardbaar voor hen die beeldspraak tot het louter visuele willen beperken. Adwaita heeft er een langere aanloop voor nodig dan de dichter-staatsman:
Ik sprak enthousiast over 't Parthenon,
Hoe 't op veerende berg zweefde, als een blank
Snaarinstrument, dat door zijn zuilen, rank,
De wereldlucht tot aan de horizon
Maakte tot één akkoord van marm'ren klank -
Die langere aanloop - de vergelijking van het Parthenon met een snaarinstrument en de daaruit volgende gelijkstelling van zuilen met snaren - bereidt de synesthesie voor, waarin horen en zien je vergaat. Mogelijk daardoor heeft de even gewaagde gevoelsverbinding als die van Schaepman geen fronsende wenkbrauwen van critici opgeleverd.
w.h. morel van mourik