Het werkwoord plachten
Het W.N.T. xii, 1, 2159 vermeldt een werkwoord plachten als ‘gewestelijk (in Rijnland) naast Plegen in gebruik voor: uit melken gaan, en dus waarschijnlijk oorspronkelijk: (de koeien) verzorgen’. Voor vroeger tijden is de beperking tot Rijnland zeker te eng. Hooft schrijft in zijn Neederlandsche Histoorien (1642) in het achtste boek: ‘Eetwaaren, en krysgereetschap, plachtende te vooren by enkele sleeden, in stadt te koomen, werden haar nu met heele scheepen toegebraght’ (Servire 1964, blz. 299). Hooft was geen Rijnlander. Hij heeft het niet over het melken, zelfs niet over het verzorgen van koeien of andere wezens. Zijn werkwoord plachten betekent ‘gewoon, gewend zijn’, een betekenis die vroeger en nog thans aan plegen, placht eigen is. De infinitief plachten moet wel gevormd zijn bij een als zwak preteritum op gevat plachten, maar heeft het op den duur in het Hollands toch blijkbaar niet kunnen bolwerken.
b. van den berg