De Nieuwe Taalgids. Jaargang 63
(1970)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Van nieuwe hap tot super-ouwe stompIn de 52ste jaargang (1959) van de NTg heeft C. Kostelijk op blz. 165 de woorden versieren, organiseren en hap in het militaire slang behandeld. Veel aandacht besteedt de schrijver aan het woord hap, waarvan hij veronderstelt dat het tijdens de Koreaanse oorlog ontstaan is, toen de vrijwilligersdetachementen kwamen en gingen en men respectievelijk van nieuwe en oude hap sprak. Zeer terecht merkt de auteur op, dat dit woord zich in de militaire taal een vaste plaats heeft verworven dank zij het tweemaandelijkse doorstromingssysteem, beter bekend als het fillersysteem. Overigens is het woord filler zelf in de militaire taal een scheldwoord geworden, waarmee de leden van de oude hap de recruut minachtend betitelen. Eén betekenis van het woord hap wordt in het bovengenoemde artikel niet vermeld en wel die van ‘een bepaald legeronderdeel’. Op de vraag aan een militair: bij welke hap ben jij ingedeeld?, zal men niet als antwoord krijgen: bij de lichting 1969-3, maar: bij de Aan- en afvoertroepen, of: bij de Limburgse Jagers. Ook kennen de soldaten nog de stiekeme hap, waarmee de Geheime Dienst wordt aangeduid. Vrij groot is het aantal synoniemen dat voor hap gebruikt wordt en waarmee de soldaten elkaar in een rangorde van militaire anciënniteit plaatsen. Zo wordt voor ouwe hap ook wel ouwe stomp gebruikt, terwijl een lid van de ouwe hap ouwe jongen, ouwe joekelGa naar voetnoot1, ouwe stompGa naar voetnoot2, ouwe teringsnikkel of ouwe natopeuk wordt genoemd. Is voor een soldaat het einde van de diensttijd in het zeer nabije verschiet, dan noemt men hem zelfs super-ouwe jongen of super-ouwe stomp. Een lid van de nieuwe hap wordt, behalve met filler, ook nog wel aangesproken met mooie zwiepstengel, terwijl van dezelfde nieuweling ook gezegd wordt dat hij naar de fourier stinkt. Hoeft de militair nog maar zeer kort onder de wapenen te zijn, dan zal hij aan een minder bevoorrechte collega, min of meer treiterend, vragen: heb je nog terug van dertig dagen?, waarmee hij tevens zijn absolute ervaring inzake alles wat de dienst betreft wil benadrukken. Tenslotte vermeld ik nog een aantal woorden-enkele voorbeelden uit vele-uit het militaire slang, die alleen met elkaar gemeen hebben dat ze getuigenis afleggen van de zin voor humor, die de soldaat eigen is. Slecht bereid eten heet dienstgeheim, de eetzaal vreetschuur, een soldaat eerste klas is een eenpitter wegens zijn ene distinctief op de mouw, dienstfiets is de benaming voor het weinig modieuze brilletje dat verstrekt wordt door de Militair Geneeskundige Dienst, een marechaussee heet ook wel een kalkemmer, de sergeant van de week weekdier en een onderofficier Jan de Regelaar. Bij het militaire slang moet men er rekening mee houden, dat de levensduur van woorden en uitdrukkingen sterk uiteenloopt, terwijl verschillende woorden in de ene kazerne of legerplaats wel, in de andere niet gebezigd worden. Roermond, oktober 1969 paul c.h. van der goor |
|