De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||
‘Zijn’ + voltooid deelwoordDe groep ‘zijn’ + voltooid deelwoordGa naar voetnoot1 kan naar men weet de dienst vervullen van werkw. gezegde, in de bedrijvende of lijdende vorm, of van naamw. gezegde: ‘Ze zijn gekomen’; ‘Ze zijn uitgelachen’; ‘Ze zijn bedroefd’. De conservatieve grammaticaGa naar voetnoot2 wil dat men ter vaststelling van de functie van deze groep een betekeniscriterium aanlegt: is er sprake van een toestand dan heeft men met een naamwoordelijk gezegde te doen (‘Onze speelplaats is al jaren geasfalteerd’), is er sprake van een werking dan heeft men met een werkwoordelijk gezegde te doen (‘Onze speelplaats is door de leraren geasfalteerd’). Dit is niet zó gek; het adjectief in de functie van naamw. deel heeft als semantisch kenmerk, dat het een kwaliteit van het onderwerp noemt. Een voorwaarde is dan natuurlijk wel, dat de context voldoende semantische informatie geeft om het werkwoordelijk of naamwoordelijk karakter van het deelwoord vast te stellen. Dat is niet het geval in geïsoleerde constructies als ‘De gemoederen zijn verhit’ en ‘Zijn geestigheid is overdreven’, maar wel in ‘De gemoederen zijn nog steeds verhit’ (naamw. gezegde) / ‘De gemoederen zijn door zijn hartstochtelijke toespraak verhit’ (werkw. gezegde) en ‘Zijn geestigheid is de laatste tijd wel eens wat overdreven’ (naamw. gezegde) / ‘Zijn geestigheid is door zijn virenden wel eens wat overdreven’ (werkw. gezegde). Een definitief uitsluitsel geeft dit criterium niet; dat blijkt al in de juist gegeven voorbeelden: semantisch kàn ‘De gemoederen zijn door zijn hartstochtelijke toespraak verhit’ beschouwd worden als een zin met een naamw. gezegde (‘De gemoederen zijn tengevolge van zijn hartstochtelijke toespraak verhit geraakt’) en ‘Zijn geestigheid is de laatste tijd wel eens wat overdreven’ als een zin met een werkw. gezegde (‘Men heeft zijn geestigheid de laatste tijd wel eens wat overdreven’). In de door hem grondig bewerkte 21e dr. van Rijpma's Nederlandse Spraakkunst sprekend over ‘het volt. deelwoord, in de valentie van een adjectief gebruikt als nw. deel van het gezegde’ merkt J. van Bakel op: ‘Een voltooid deelwoord dat zinsdeel is in het middenstuk is daardoor gekenmerkt als geen deel uitmakende van de werkwoordsgroep’Ga naar voetnoot3. M.i. registreert de schrijver daarmee impliciet het formele criterium om vast te stellen of de groep ‘zijn’ + voltooid deelwoord de functie van werkw. gezegde heeft, of van naamw. gezegde. Dit criterium kan als volgt geformuleerd worden: In een zinsstuk met bijzinwoordorde kan het voltooid deelwoord als deel | |||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||
van het werkw. gezegde niet, als deel van het naamw. gezegde wél tussen de delen van een voornaamw. bijw. beginnend met ‘daar-’ geplaatst worden. Ter toelichting volgen twee reeksen voorbeelden. Reeks I geeft zinnen met een werkw. gezegde; er is maar één mogelijkheid: ‘dat ie daarover gevallen is’; niet: ‘dat ie daar gevallen over is’. Reeks II geeft zinnen met een naamw. gezegde; er zijn twee mogelijkheden: ‘dat ie daarvoor benauwd is’ en ‘dat ie daar benauwd voor is’.
De zinsstukken 1 en 2 van reeks I bevatten een werkw. gezegde in de bedrijvende vorm. De werkw. rest is hier het volt. deelw. van een mutatief werkwoord. Mutatie impliceert werking. Mogelijk daardoor domineert bij de deelwoorden van mutatieven het handelingsaspect zozeer, dat zij niet als adjectief in de valentie van naamw. deel kunnen optreden. Ze kunnen dan ook niet geplaatst worden tussen de beide delen van het voornw. bijw. De betekenis van het tweede deel van het voornaamwoordelijke bijwoord heeft daarbij geen formele invloed: het geldt evenzeer voor ‘daarover’, ‘daarmee’ etc. als voor ‘daardoor’. 1 en 2 van reeks II geven voorbeelden van tot adjectieven verstarde volt. deelwoorden. Zij hebben daardoor duidelijk de functie van naamw. deel en kunnen dan ook, zonder dat men het Nederlands enig geweld aandoet, tussen de delen van een voornw. bijw. geplaatst wordenGa naar voetnoot1. Maar hier heeft de betekenis van het tweede deel in een enkel geval wel formele invloed, nl. als dit tweede deel gevormd wordt door ‘-door’. Het voornw. bijw. ‘daardoor’ geeft het tot adjectief verstarde deelwoord zijn verbaal karakter terug; ‘zijn’ + volt. deelw. vormt dan een werkw. gezegde en niet mogelijk zijn daardoor de constructies ‘Ik denk dat ie daar benauwd door is’ / ‘Ik begrijp dat je daar verheugd door bent’. ‘Veranderd’ in vb. 3 van reeks I kan zowel opgevat worden als deelwoord van een mutatief (‘anders worden’) als van een actitief werkw. (‘anders maken’). In beide gevallen zal ‘daardoor’ het verbale karakter van het deelwoord zo doen domineren, dat tussenplaatsing niet mogelijk is. Heeft het actitieve deelwoord ‘veranderd’ de valentie van een adjectief in de betekenis ‘anders’ (zie vb. 3 van reeks II), dan is tussenplaatsing wel mogelijk (uitgezonderd weer bij ‘daardoor’). Voorwaarde is dus dat het deelwoord de waarde van een adjectief heeft. Het is de vraag of dit bij ‘gestegen’ in vb. 4 van reeks II het geval is, het geval | |||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||
kàn zijn: het is het deelwoord van een mutatief werkwoord en deze deelwoorden, zo werd hierboven betoogd, hebben een dusdanig sterk verbaal karakter, dat dit de betekenisontwikkeling tot predicatief adjectief belemmert. Volgens mijn taalgevoel is splitsing hier niet mogelijkGa naar voetnoot1; vandaar de tussen haakjes plaatsing van 4-II. Tussenplaatsing bij ‘daardoor’ is ongetwijfeld niet mogelijk (4-I). De voorbeelden 5, 6 en 7 bevatten deelwoorden van actitieven. In 5-II moet de adjectivische waarde van ‘vereffend’ betwijfeld worden; in verbinding met ‘daardoor’ ontbreekt ze zeker (5-I). ‘Verlost’ en ‘bedroefd’ maken als verstarde adjectieven tussenplaatsing mogelijk (6-II, 7-II), behalve weer bij ‘daardoor’ (6-I, 7-I), dat het verbale karakter ook aan deze deelwoorden teruggeeft. De hierboven telkens weer gebleken formele invloed van ‘-door’ (in ‘daardoor’) dunkt me uit semantisch oogpunt wel verklaarbaar: het heeft hier steeds een sterk causale, ‘verbaliserende’ valentie; het is semantisch bezien hetzelfde ‘door’ als van de ‘bepaling-met-door’ die de ‘actor’ noemt in zinnen met een passieve constructie van een actitief werkwoord. Curaçao t.j.m. versteeg |
|