Bestaat er een middelnederlands woord ‘oone’?
Van Seggelen heeft in zijn uitgave van Het liedboek van Liisbet Ghoeyuaers, Zwolle [1966], bij c. 5 van lied xl, luidende ‘hy es een hemelsce oone daer hy met lonen sal’, de volgende voetnoot geplaatst: ‘oone staat niet in het Mnl. Wb. Lec. veronderstelde dat het een zaak was die de zaligen in de hemel als beloning zou worden gegeven. Hij wijzigde dan ook Hy es in Het es’. De tekst van Lecoutere in de Leuvensche Bijdragen iii [1899] geeft wat Van Seggelen als één regel afdrukt in twee regels (17 en 18): ‘Het es een hemelsce oone Daer hy met loonen sal’, voorzien van de voetnoot: ‘v. 17 Hs. Hy es - vv. 17-18 op één regel geschreven’. Lecoutere zegt dus niet expressis verbis wat Van Seggelen hem in de mond legt, al wijst de door hem aangebrachte verandering van Hy es in Het es wel in die richting.
Het gedichtje luidt:
1[regelnummer]
Ic bidde den ouersten heere
Van gode moet hy vloeyen hy es soe rijke
3[regelnummer]
Nemmermeer en wert verstaen sijn ongemetenheit
Hy es soe ouersoete van rechter edelheit
Op dat hy rechter trouwen
5[regelnummer]
Hy es een hemelsce oone daer hy met lonen sal
6[regelnummer]
Ic bidde den ouersten heere
De plaats biedt echter nauwelijks enige moeilijkheid, als wij in het Liedboek elders lezen: ‘Wie haer aenbeet hi heeft te lone Ihesus christus marien sone’ (7,1); ‘sinen loen int hemels lant’ (13,6); ‘met sonderlingen lone’ (14,1); ‘Daer hi heeft te loene Gods soene dien hi wael behaecht’ (15,4); ‘Daer ontfeet hi sinen lone’ (17,2); ontfaet den loen (20,9); ‘Dat een rose ons geleit Tot soe hogen lone’ (25,2); ‘Hy heeft daer bouen in sijn rijc Den hoechsten loen’ (35,4); ‘sinen loen int hemels lant’ (46,6).
De voor de hand liggende verbetering van een niet bestaand oone in loone of lone past geheel in de gedachtenwereld en in de woordkeus van het liedboek en geeft een correcte tekst. Lecoutere's verandering van Hy es in Het es verstoort de thematiek van het gedichtje.
j.b. drewes