De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 340]
| |
Kooplui in conflict met hun gewetenIIn 1540 verscheen van de hand van de Duitse neolatinist Thomas Naogeorgus de Tragoedia alia nova Mercator seu IudiciumGa naar voetnoot1. Het spel is een variatie op het motief van Elckerlyc in protestantse geest, tegelijk een felle satire op de rooms-katholieke leer en praktijk. Dramatische kracht en levendigheid kenmerken het, zodat het niet te verwonderen valt dat het herhaaldelijk in onderscheidene talen vertaald isGa naar voetnoot2. Hoe sterk reformatorisch het is, moge blijken uit het volgende zeer schematische overzicht van de inhoud der eerste drie bedrijven. Het vierde en vijfde bedrijf laat ik hier nu buiten beschouwing, omdat ze voor mijn betoog geen direct belang hebben. De bode van de dood, Lyochares geheten, is op weg naar de koopman Mercator. Hij treft buiten diens woning een in wanhoop verkerende vrouw aan, die zich bekend maakt als Conscientia, het geweten van Mercator, en ze vertelt dan, dat haar man haar verstoten heeft en het nu houdt met de hoer Sors, dat is zoveel als het Kapitaal. Lyochares verzekert Conscientia, dat hij haar spoedig haar rechtmatige plaats zal terugbezorgen. Bij het huis van Mercator staande, kunnen zij beiden het gesprek horen dat de koopman met zijn dienaar Lucrum - Winst - voert. Het wordt daaruit wel zonneklaar, met wat voor bedrieglijke praktijken Mercator zich bezighoudt en wat de enige begeerte van zijn hart is. Niet zonder reden heeft hij Conscientia verjaagd! De bode van de dood treft Mercator dus aan in een staat waarin hij wel allerminst voorbereid is op de laatste pelgrimagie. Het is de befaamde situatie: hevige paniek bij de tot sterven opgeroepene, als eenmaal tot hem doordringt hoe het er met hem voor staat. Van omkopen is allicht geen sprake, uitstel is onmogelijk. Met de hem ter beschikking staande middelen brengt Lyochares een dodelijke ziekte in het lichaam van Mercator teweeg. De ontboden artsen staan stuk voor stuk machteloos. Als ze hun honorarium in handen hebben - ze zijn keihard: boter bij de vis! -, verdwijnen ze voorgoed. De teruggekeerde Conscientia maakt het haar man op zijn ziekbed natuurlijk niet gemakkelijker. Ze geeft hem de verzekering, dat hij na het goddeloze leven dat hij geleid heeft niet op de hemel hoeft te rekenen. Wat hij haar voorhoudt aan goede daden - allerlei volslagen uitwendige religieuze praktijken die hij beoefend heeft - brengt daar geen verandering in. Satanas verschijnt alvast, in de zekerheid dat deze man voor hem is; hij toont Mercator het boek waarin zijn leven opgetekend staat. Het spreekt vanzelf dat de duivel een ondubbelzinnig plezier beleeft aan de situatie. In een volgende scène komt de Parochus op, de priester, die naar Naogeorgus' bedoeling uiteraard de voosheid van het roomse geloof moet demonstreren. Het zegt al genoeg dat Satanas en Conscientia volkomen onzichtbaar voor hem zijn. De auteur heeft de dramatische mogelijkheden van deze blindheid van de geestelijke bijzonder | |
[pagina 341]
| |
effectief, zij het niet zonder platvloersheid, uitgebuit. Conscientia en Satanas blijven onafgebroken in oppositie en de priester gaat tenslotte af zonder iets met zijn ongegronde vertroostingen te hebben kunnen uitrichten. Zo blijft Mercator wanhopiger dan ooit achter. In het derde bedrijf roept Christus de apostel Paulus op om naar de aarde te gaan en de koopman door onderricht in de evangelische leer tot bekering te brengen. Cosmas, die als arts moet optreden, zal hem daarbij van dienst zijn. De koopman zelf, die zich van alle creaturen verlaten ziet, komt tot het oprechte besef van zijn geestelijke doodstaat. Maar als dit inzicht zich baanbreekt en hij zich in zijn ellende tot God wendt, is er principieel iets veranderd en in het slot van de desbetreffende monoloog horen we dan ook dat hij zich tot zijn eigen verwondering enigszins verlicht voelt. Daarop verschijnen Paulus en zijn metgezel, en in een boeiende scène komt de koopman nu tot het ware licht. Van wat hem wezenlijk hindert wordt hij genezen, want Cosmas dient hem een medicijn toe waardoor hij alles wat er aan verkeerds in hem zat uitbraakt: altaren die hij gesticht heeft, missen, kapellen, het moet er allemaal uit waar hij de hemel mee meende te kunnen verdienen. Zo wordt ook zijn Conscientia gezuiverd en ziet hij af van alle troost buiten Christus. Daarmee is zijn vrees voor de dood overwonnen. | |
IIOver mogelijke betekenis van dit boeiende spel voor de Nederlandse literatuur in de zestiende en zeventiende eeuw is voorzover ik weet nog nooit iets te berde gebracht. Mak, sprekende over de invloed die er van Elckerlyc is uitgegaan, noemt het terloops als de protestantse Elckerlyc, en wel in één adem met de Comedie van de Rijckeman van CoornhertGa naar voetnoot1. Op een eventueel direct verband tussen deze twee spelen gaat hij evenwel niet in. En toch lijkt het me de moeite waard de Rijckeman nauwkeurig met de Mercator te vergelijken. Zonder hier nu in details te treden - ik hoop gelegenheid te vinden de zaak grondiger te onderzoeken - wil ik er de aandacht op vestigen dat het niet uitgesloten is, dat Coornhert zijn toneelstuk geschreven heeft als een reactie op de felle satirische tragedie van Naogeorgus. Er zijn talrijke frappante overeenkomsten! RijckemanGa naar voetnoot2 is een wereld koopman, die zijn vrouw Consciencie laat wegjagen om gerust te kunnen leven met zijn bijzit, de enige op wie hij belust is, Overvloet. Net als in Mercator vinden we bij Coornhert een scène waarin Consciencie, buiten huis gezet, zich schreiend beklaagt over wat ze te verduren heeftGa naar voetnoot3. In Rijckeman treffen we ook een bekeringsscène aan, alleen: niet van de Rijckeman zelf, maar van Lazarus, vs. 1229-70, bestaande uit een volslagen verlaten zijn van alle schepselen, erkenning van eigen schuld, gevolgd door een nieuw gevoel van verlossing. Ook in Rijckeman tenslotte - om het hier nu maar bij te laten - keren de rollen van de wereldsgezinde rijkaard en zijn Consciencie helemaal om: eerst is zij de verstotene, | |
[pagina 342]
| |
terwijl hij in zorgeloosheid leeft; maar als hij weet dat hij sterven moet, keert zij in haar eigenlijke functie van onruststookster in volle kracht terugGa naar voetnoot1. Onderzocht moet natuurlijk ook worden in hoeverre de overige spelen van Coornhert de weerslag van Mercator te zien geven. Zo acht ik het veelzeggend, dat we in de Comedie van Israel een braakscène vinden - men vergeve mij het woord - die duidelijke gelijkenis vertoont met die in MercatorGa naar voetnoot2. Is eenmaal aannemelijk geworden dat Coornherts Rijckeman iets met Naogeorgus' tragedie te maken heeft, dan komen mijns inziens op z'n minst twee kwesties aan de orde die zorgvuldige studie vereisen: (1) de structuur van Rijckeman. Mak heeft in een scherpe analyse nogal wat aanmerkingen daarop gemaaktGa naar voetnoot3. Hij wees allerlei inconsequenties en tegenstrijdigheden aan. De vraag moet nu gesteld worden: in hoeverre is de bouw van het spel mede bepaald door eventuele invloed van Mercator? Zijn de ongerijmdheden en inconsequenties, aangenomen dat Maks nogal felle requisitoir juist is, misschien ook verklaarbaar uit de invloed van het Latijnse spel? Structuur en strekking van Rijckeman moeten dus m.i. opnieuw aan de orde komen. (2) de verhouding van de jonge Coornhert tot de evangelische opvattingen van de reformatie. Heeft Coornhert zich in zijn jeugd tot de reformatie aangetrokken gevoeld en is zijn oppositie ertegen wellicht die van de in zijn verwachtingen bedrogen en ontgoochelde aanhanger? Ik denk hier b.v. aan de merkwaardige overeenstemming tussen de bekering van Mercator en van Lazarus. Ik ben van mening, dat Coornherts theologie dringend een onderzoek behoeft. Op dit punt ben ik het graag met Mak eens, als hij constateert dat Coornherts geestelijke ontwikkelingsgang eigenlijk nog nooit uit de doeken is gedaanGa naar voetnoot4. | |
IIIEr is op z'n minst nog een Nederlands spel uit de zestiende eeuw, dat opnieuw bezien moet worden in het licht van Mercator. Dat is het Spul van Sinnen van de Siecke StadtGa naar voetnoot5, het bekende spel over het zieke Amsterdam, gewoonlijk gedateerd op ± 1536. Ook hier wil ik maar een enkel punt in het kort aanroeren. In het allegorisch opgezette werk heeft Sulck Veel, de rijke koopman(sstand) van Amsterdam, zijn vrouw, Vrese des Heren, verjaagd. Hij leeft nu met de ‘huer’ (hoer) Financij. Dat is op zichzelf al een interessante parallel met Naogeorgus. Des te frappanter is het, dat diezelfde verstoten vrouw, de wettige echtgenote van de wereldse koopman, in het spel tweemaal met de naam Conciencij genoemd wordtGa naar voetnoot6. Als het hiermee alleen al waarschijnlijk wordt dat ook hier invloed van Mercator in het spel is, komt de datering van het Spul eveneens op de helling. Ik geloof dat men | |
[pagina 343]
| |
zich de ontstaanstijd ervan zonder bezwaar ook na 1540, het jaar van Mercator, kan denken. Een boekje uit 1583 staat bekend als de eerste Nederlandse vertaling/bewerking van het spel van Naogeorgus. Het heet Een Seer schoon Comedie oft Spel vanden bekeerden Coopman, en is in Antwerpen verschenen. Het voorzover ik weet enig overgebleven exemplaar bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek te LeidenGa naar voetnoot1. Volgens Bolte is de voorrede van 1 mei 1550. Dit is naar ik meen een vergissing, die berust op een voor het aangeven van het cijfer 8 gebezigde letter S. Er staat: ‘DIt werck is begost ouer te setten//Metterhulpen Godss vvilt hier op letten.//Den eersten, Mey, Anno, 15S0.’ De vertaler heeft waarschijnlijk twee à drie jaar aan het vertalen besteed. Bolte noemt de naam van de man niet. Ik geloof die gevonden te hebben in een acrostichon op een van de laatste bladzijden van het boekjeGa naar voetnoot2: FOndeert op dwoort Christus den steen tis u noot
Recht sult ghy en u huys moghen blijuen staen
Als die stormen comen van Hel duyvel en doot
Naer gheenen anderen wech en moghen wy gaen
Sonder dolen wilt Godts woort in u hert ontfaen.
Leert van hem ons eenich leeraer alleene
Een zeer cortte leere heeft hy ons ghedaen
Eewich in rust te leuen en sonder weene
Reene can hy ons maken en anders gheene
Soo laet ons waken//en hier naer hem haken
Eer op ons zijn oordeel come int ghemeene.
Aenmerckt zijn woort vattet wel voor allen saken
Een snijdende sweert teghen die helsche draken
Remedie voor alle sieckten en qualen
Soet en licht cant alle druck en last maken
Compt alle tot hem ghy en sult niet falen
Hy sal u ontlasten en u schult betalen
Op hem alleen wilt setten u betrouwen//al
Tot inder doot//ter noot// hy u onthouwen//sal
De gevonden naam: frans leerse (uit) aerschot heb ik elders nog niet aangetroffen. In zijn overzetting van Mercator betoont Leerse zich ook wel meer een ijverig volhouder dan een talentvol taalkunstenaar. ‘Met Godts gratie volendt. Anno. 1583’ zet hij onder de tekst van zijn vertaling, en het klinkt als een zucht van verlichting. Ook de overige vertalingen uit de zestiende en zeventiende eeuw hoop ik in mijn onderzoek te betrekken. Ze bewijzen, dat Naogeorgus' werk nog lange tijd weerklank gevonden heeft in Nederland. Dordrecht l. strengholt |
|