Velen
Van het werkwoord velen schrijft Dr. A. Sassen, Lingua xxi, 400, dat het ‘can only be used as an infinitive in combination with the verb kunnen’, en heel veel lezers van het zeer lezenswaardige artikel waarin die passage voorkomt, zullen daarmee hebben ingestemd. Toch gaat het iets te ver. Bij Van Dale-Kruyskamp is het niet ‘only’, maar ‘vrijwel alleen’, en die voorzichtiger formulering vindt steun bij het W.N.T. (xviii, 1590). Daar staat het volgende i.v. velen: ‘Zelden vindt men het als een vervoegd ww., t.w. in den tegenw. tijd’. Daarna komt een verwijzing naar een plaats bij Samuel Coster, gedateerd 1618, die niet aangehaald wordt. Aanhaling had hij misschien wel verdiend, omdat het veelt aldaar niet overduidelijk is, en wel wat toelichting had kunnen velen. Het is Isabella (verschijningsjaar 1619) vs. 1278, dat met de twee volgende verzen aldus luidt, volgens de uitgave van Kollewijn:
Of 't wispeltuur' ge luck (dat niet gestadich veelt,
Maar rolt en solt den mensch, daar 't spottelijck me speelt)
Bereyden op een nieuw' weer and're ongelucken,...
Wel aangehaald worden twee andere bewijsplaatsen, een uit 1764, ‘Wat Sterv'Iing veelt die barsse taal?’, en een uit 1936, ‘dat veel ik niet’. Een nog recenter bewijsplaats heb ik aangetroffen in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 6 juli 1957: ‘Dan doemt het beeld op van de man met zeer sterke overtuigingen, die daar geen kritiek op veelt’. C.B.v.H.