De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Het voorbeeld van Hein van Akens vertaling van de Roman de la RoseSedert geruime tijd beschikken wij over een uitstekende editie van de Franse Roman de la Rose, bezorgd door E. Langlois in de reeks tekstuitgaven van de Société des anciens textes français (Paris 1914-1924, 5 dln.). De standaardtekst van Langlois is een zo zorgvuldig mogelijke benadering, op grond van een nauwkeurige vergelijking van ± 300 hss., van de oorspronkelijke bewoording der dichters Guillaume de Lorris en Jean de Meun. Eraan voorafgegaan was trouwens een grondige studie van die handschriften, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in Les manuscrits du Roman de la Rose, Description et classement, Travaux et Mémoires de l'université de Lille, N.S. 1, vol. 7 (Lille-Paris 1910). Hierin komt Langlois tot de conclusie dat, voor wat het eerste gedeelte van het gedicht, het werk van Guillaume de Lorris, betreft, de hss. in twee groepen kunnen worden ingedeeld. De hss. van groep ii vertonen, naast gemeenschappelijke fouten, een paar merkwaardige interpolaties. Een derde groep hss. gaat nu met i, dan weer met ii. Tot de eerste groep behoren de families A B C D H en het hs. Be, tot de tweede groep de families J K L M N en de hss. Ra, Ri, tot de derde de hss. Ba Bâ. Voor wat de voortzetting door Jean de Meun aangaat, volstaat een indeling in twee groepen op grond van de straks te bespreken interpolatie tussen RLa. 8178-8179: groep i wordt gevormd door de families A B C en de hss. Eb He, groep ii door de families J K L M NGa naar voetnoot1. Aan de hand van het rijke variantenapparaat in bovengenoemde werken heeft K. Heeroma in zijn editie van De Fragmenten van de tweede Rose, Zwolle 1958 (Zwolse Drukken en Herdrukken 33), een poging gewaagd om aan te wijzen welk handschrift van de Mirouer aus Amoureus de dichter van de z.g. ‘tweede’ mnl. Rose-vertaling tot voorbeeld heeft gediend. Hij is daarbij tot de vaststelling gekomen dat deze, dikwijls in afwijking van de standaardtekst, een hs. van de verwante groep B C He Eb voor zich moet hebben gehad, en wel meer speciaal BeGa naar voetnoot2. Misschien loont het de moeite, dat wij op onze beurt eens zouden onderzoeken welk handschrift, c.q. welke groep handschriften, Hein van Aken als legger kan hebben gebruikt voor zijn verdietsing van de beroemde Franse minne-allegorie. De sleutel hiertoe bieden ons vooreerst die plaatsen, waar de manuscripten van het Franse gedicht merkbaar van elkaar verschillen. Er is RoV. 2893-2937 doorlopend sprake van drie wachters om de rozeknop te | |
[pagina 242]
| |
beschermen in plaats van vier: Dangier, Quade Tonge en Scande. ‘Peor’ (= Vrese), die in een hele reeks Franse handschriften RLa. 2836 mede genoemd wordt, ontbreekt in het mnl. Het spreekt vanzelf, dat aan de mnl. bewerking slechts een Frans handschrift kan ten grondslag liggen, dat dezelfde fout vertoont en dit is het geval met Ra Ri en de in menig opzicht nauw verwante versies K L M N, tot op zekere hoogte ook met Ba Bâ. Want RoV. 2895-2902 Een man ende ene vrouwe
....
Quade Tonge so hiet die man
....
....
....
....
Die vrouwe was geheten Scande
gaat immers met Ra Ri K L M N, waar we vss. 2835-2837 telkens een gemeenschappelijke fout aantreffen: Une fame e un vilain ome
Li om Male Bouche se nomme
E la fame si a non Honte
tegenover de standaardtekst: Male Bouche le jangleor
E avuec lui Honte e Peor.
Evenzo bestaat er overeenkomst tussen Ra Ri K L M N en Van Akens vertaling op de volgende plaatsen:
Dus sijn bewacht van desen drien
= RLa. 2863 Or sont as rosiers garder troi,
waar elders: ... garder quatre;
RoV. 2937 Die drie die daer waren hoede
= RLa. 2867 Se d'eus trois ne fusse agaitiez,
naast: Se par eus...
Ba heeft de juiste lezing RLa. 2835-2837, 2863, maar gaat vs. 2867 met Ra Ri K L M N; | |
[pagina 243]
| |
Bâ leest correct RLa. 2835-2837, 2867, maar heeft het vs. 2863 abusievelijk over drie wachters. Er is nog een andere, meer aperte reden, waarom we de versies Ba Bâ bezwaarlijk als het voorbeeld van Hein van Aken kunnen beschouwen. Er komt namelijk in het mnl. gedicht een interpolatie voor RoV. 7688-7689 Want ermoede dat verstaet
Doet enen broeder den anderen haeten,
welke interpolatie in Ba Bâ ontbreekt, maar wel wordt aangetroffen in Ra Ri K L M N tussen vss. 8178 en 8179 E cil qui povres apparront
Lor propre frere les harrontGa naar voetnoot1.
Een tweede, niet minder merkwaardige invoeging, die in Ri M N niet gevonden wordt, heeft de mnl. tekst gemeen met Ra K L, waar tussen vss. 2836 en 2837 van Quade Tonge gezegd wordt: Nez fu sachiez en Normandie
C'est uns vilains que Dieu maudie
= RoV. 2899 Ende was van Normandien geborenGa naar voetnoot2.
Tenslotte kan Ra maar moeilijk als prototype van Van Akens bewerking gehandhaafd blijven wegens RoV. 684 Scone gincsi op hare voete
= RLa. 737-738 Ainz se savoit debrisier
Ferir dou pié e envoisier,
twee verzen die in Ra ontbreken.
Er is dus enige aanwijzing om Hein van Akens voorbeeld te gaan zoeken in de omgeving van L K en van de Franse versies die er op een of andere wijze mee verwant zijn, ofwel in een van de archetypi waarvan zij afhankelijk zijn. Het materiaal, door E. Langloi samengelezen, laat ons niet toe meer precieze conclusies te trekken. Nu eens gaat de mnl. Rose met L, zoals RoV. 8875 Dat wijf sonder conciensie es
= RLa. 9416 | |
[pagina 244]
| |
Fame si n'a point de conscience (K: de science);
dan weer met K, zoals RoV. 8907 Doe was al sonder symonie
= RLa. 9526 Lors iert amour senz symonie (L: senz seignourie)Ga naar voetnoot1.
Uit de lijst der handschriften, medegedeeld in Les manuscrits du Roman de la Rose, blzz. 238-240, dienen dus diegene geweerd als voorbeeld van de ‘eerste’ mnl. vertaling, die 1o. in het gedeelte van Guillaume de Lorris vss. 2835-2867 bij herhaling vier in plaats van drie wachters vermelden, en vss. 737-738 alsmede de interpolatie tussen vss. 2836 en 2837 ontberen; 2o. in het vervolg van Jean de Meun tussen vss. 8178 en 8179 het citaat missen uit Spreuken 20, 7, dat door een of andere kopiïst moet zijn ingevoegd. Eveneens kunnen de handschriften uit de lijst van Langlois, die na ca. 1300 zijn ontstaan, de mnl. dichter evenmin tot voorbeeld hebben gediend. Gent w.e. hegman |
|