Een guitigheid van Jonckbloet?
In zijn Physiologie van Den Haag (1843), een tamelijk flauwe navolging van de Physiologies van die tijd, neemt de jonge Jonckbloet anoniem zijn stad en zijn stadgenoten op de korrel. Op p. 151 schrijft hij, in het hoofdstukje Het Haagsche Bosch en Scheveningen: ‘Diligences, omnibi, aardappelen en ander rijtuig, met twee en vier paarden bespannen, snellen in eene onafgebroken lijn langs de zeestraat, terwijl een onafzienbare tros... het gangpad daarnevens opvult...’ Zijn cursivering van het woord ‘aardappelen’ wijst erop, dat dit woord een specifiek Haagse, althans geen algemeen bekende term voor een bepaald type rijtuig is geweest; ik heb het woord in die betekenis nergens kunnen vinden.
Het gaat hier echter om de pluralis omnibi. Van een gestudeerd man uit die jaren als Jonckbloet, van zijn twaalfde jaar tot zijn thesisdefensie met Latijn doordrenkt, kan men een dergelijke lapsus moeilijk verwachten. We moeten dus wel aannemen, dat het hier een grapje is geweest. Ik heb het Ned. Wb. nog even opgeslagen - men kan nooit weten - maar dit kent, zoals te verwachten viel, uitsluitend het meervoud omnibussen. Deze pluralis komt bij Jonckbloet niet voor: hij gebruikt het woord maar éénmaal.
j.h.j. willems