De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Maatstaf. November 1968Antal Sivirsky maakt enkele opmerkingen over Nederlandse lyriek in hongaarse vertaling. December 1968 K. Heeroma pretendeert niet ‘De definitieve oplossing in zake den Reinaert-proloog’ (Van Mierlo, 1942) te kunnen geven, maar wel te proberen het gedicht als gedicht te lezen en de dichter als dichter voor zich te zien: Willem die Reinaerde makede. Januari 1969 Het ‘kerelslied’ is volstrekt niet doorzichtig en stelt ons voor tal van problemen, zegt K. Heeroma in Wi willen van den kerels zinghen. - Dezelfde auteur zet de discussie over Neerlandicus of nederlandist II voort in de rubriek Teken van tegenspraak. | |
Raam. Nr. 50, December 1968Deze aflevering is geheel aan Gerard Walschap gewijd. Gerard Walschap, verkenning in tweevoud noemde Fons Sarneel zijn artikel over het werk, niet de persoon, van Walschap. - Jo Heymans vraagt zich in Martelares en scherprechter af of Sybille, hoofdfiguur in de gelijknamige roman, gezien moet worden als martelares of fanatica, en welke gevolgen het antwoord op deze vraag heeft voor de positie van de schrijver t.o.v. zijn romanfiguur. - Over vormvernieuwing in Walschaps werk schrijft Fons Sarneel: Het uitzicht van het avondmaal. - Dan is er een aantal één-pagina-artikelen: Bert Decorte, Mijn kennismaking met Walschap; Pierre H. Dubois, Walschap en de realiteit; Ger Schmook, Het walschappelijke; Jos Panhuijsen, Tegen de inquisitie; Jean Weisberger, Hulde aan een jonge schrijver. - Gerard Walschap zelf schreef een Brief aan een Jezuïet en noteerde zijn Bezwaren tegen zekere critici. Nr. 51, Januari 1969 In Liefs lieflijk lijk maakt Jacques Kruithof enige opmerkingen over ‘een volstrekt anormale vorm van seksuele ervaring’ door Gorter in éen zijner gedichten beschreven. - A. Boogaard gaat op Bodemonderzoek in het werk van Jacq Firmin Vogelaar, waarbij hij heel wat vindt om over te vallen. - In de rubriek ‘Nieuwe boeken’ o.m.: Jung geleerd, fout gedaan, een bespreking van A.F. Ruitenberg-de Wit, ‘Formule in den morgenstond. Een studie over het dichtwerk van Gerrit Achterberg’ (door Jacques Kruithof). Nr. 52, Februari Gerrit Komrij, geïnterviewd door Lidy Marissing, vertelt: ‘Ik schrijf nachtlampjespoëzie’. - R.A. Cornets de Groot schrijft over poëzie die Én muzisch - én significatief is. - Jan H. Cartens bespreekt uitgebreid ‘Het dichterschap van Hubert Korneliszoon Poot’ van Maria A. Schenkeveld-van der Dussen: Poot in Arcadië. | |
Komma. IV, Nr. 3Van de bij het ter perse zijn van dit nummer overleden auteur René Gijsen is er een | |
[pagina 234]
| |
artikel over Romanproblemen. - Hector-Jan Loreis liet de tekst afdrukken van een lezing uitgesproken tijdens het achttiende congres van neerlandici (april 1968): Wat hebben progressieve romanciers aan de techniek van de nouveau roman?. | |
Tirade. Nr. 143 (Januari)Jacq. Boersma en Jan Roelands hadden een Interview met J.A. Emmens. Nr. 144 (Februari) Michiel Schmidt geeft zijn Interview met Gerard Kornelis van het Reve weer. | |
Podium. XXII, Extra NummerHerwig Leus is In gesprek met Hugo Raes over De Lotgevallen. | |
Streven. XXII, Nr. 6Leo Geerts beschouwt het werk van Gust Gils als De nachtmerries van een meesterdromer. | |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, LXXXV, Nr. 1Jan Moritoens eerste allegorie geeft K. Heeroma aanleiding te Raden naar een bedoeling, hetgeen resulteert in het voorstel ‘het eerste allegorische gedicht van Jan Moritoen gemakshalve aan (te) duiden als “De weghe der consten”’. Verder wordt de aflevering gevuld met de volgende boekbeoordelingen: G.-H. Arendt, Die satirische Struktur des mittelniederländischen Tierepos ‘Van den Vos Reynaerde’ (F. Lulofs); W.M.H. Hummelen, Repertorium van het rederijkersdrama 1500-ca. 1620 (C. Kruyskamp); F. Tuynman en F.L. Zwaan, Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek II. Gedichten voor Huygens (M.H. Hermkens); Een Esbattement van Smenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit, R.L.J. Bromberg, Job A. van de Waels Wellekoomsspel en R. Vos, Den Spieghel der Salicheit van Elckerlijc (alle drie besproken door C. Kruyskamp); C. de Deugd, Het metafysisch grondpatroon van het romantische literaire denken (J.C. Brandt Corstius). | |
Taal en Tongval. XX, Nr. 3-4Willem Pée herdenkt Professor Dr. Theodor Frings. - R. Jansen-Sieben laat de r in Sinterklaas en andere sinter-namen ontstaan bij heiligennamen, waarvan de eerste niet-geaccentueerde syllabe oorspronkelijk een r bevatte, die bij sint geagglutineerd werd. - Aan de hand van een bespreking van de kaart van Blancquaert van schaap laat Jo Daan in Een Westvlaams schaap zien, hoe groot de waarde van de atlassen uit diens Reeks kan zijn. - De vraag of Mansen, Joods of Frans? is wordt door Q.I.M. Mok beantwoord via het franse manche. - L. Koelmans maakt Enkele opmerkingen over het dialect van Bruinisse en daarbuiten. - C. Tavenier-Vereecken geeft een verklaring voor Lancxhenen. - Willem Pée bezorgt Aanvullingen en verbeteringen uit het exemplaar van Is. Teirlinck op: 1. De toponymie van den Reinaert door Is. Teirlinck; en 2. Kinderspel & kinderlust door A. De Cock en Is. Teirlinck. - J. Taeldeman signaleert Een ‘ontrondingsgebied’ aan de grens tussen Oost- en Westvlaams en geeft daarbij een kaart van de isofonenbundel. - In de rubriek Boekbesprekingen bespreekt Jo Daan achtereenvolgens: Inleiding tot de historische klankleer van het Nederlands door A. van Loey; Mededelingen van de Nijmeegse Dialectcentrale nr. 6; en Wat zijn Nederlandse dialecten? | |
[pagina 235]
| |
door J. Goossens. - A. Weijnen bespreekt de Dialektatlas van Oost-Noord-Brabant, de rivierenstreek en Noord-Nederlands-Limburg door A.R. Hol en J. Passage. - De dissertatie van J. de Rooy, Als - of - dat. Enkele conjuncties in ABN, dialect en Fries, wordt besproken door P.C. Paardekooper. | |
Levende Talen. JanuariJ. Schoon vraagt zich in verband met De eindexamens-Nederlands onder meer af, waarom de stelopdrachten ‘zelfs in de ruimste zin van het woord - op literair gebied moeten liggen’. Eveneens van de hand van J. Schoon een nabeschouwing over de Postacademiale studiedagen Nederlands. - Lezenswaardig ook voor wie zich bezighoudt met moedertaalonderwijs is W.J. Meys' artikel over De transformationele theorie en het vreemdetalenonderwijs. - De Enkele opmerkingen die H. Bruch voortzet over het Wilhelmus betreffen ditmaal De Franse vertaling. - Boekbesprekingen o.a.: F. Tuynman en F.L. Zwaan, Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek, II, Gedichten voor Huygens (N. Wijngaards); H.W.M. Hummelen, Inrichting en gebruik van het toneel in de Amsterdamse schouwburg van 1637 (J.E. Uitman). Februari ‘Stiefmoederlijkheid’ valt opnieuw als J.M. van der Valk Leerplan en aantal uren voor Nederland toetst. - Object en passivum door G.F. Bos behelst Notities betreffende enkele subcategorieën van het werkwoord. - J.B. Drewes wijdt een uitvoerige bespreking aan Den Spieghel der Salicheit van Elckerlyc in de uitgave van R. Vos. | |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. XLIV, Nr. 3-4Deze dubbele aflevering wordt geopend door een redactioneel In memoriam H.J. van de Wijer en een In memoriam S.J. Fockema Andreae door D.P. Blok, die hieraan diens Naamkunde-bibliografie toevoegt. - Ruim 80 bladzijden wijdt O. Leys aan Het augmentatief- en het diminutiefsysteem in een Westvlaams dialekt, dat van Oostvleteren en Stavele. - H.K.J. Cowan onderzoekt enkele Nederlandse plaatsnamen op de ‘Tabula Peutingeriana’ en stelt zich de vraag of het Nignopullo of Nignopullo moet zijn. - A.P. de Bont zet zijn serie Noordbrabantse etymologieën voort met een onderzoek naar Het toponiem -beers in Oostel-, Westel- en Middelbeers en De plaatsnamen Reuzel. | |
Onze Taal. XXXVIII, Nr. 1Deze gehele aflevering is gewijd aan Het Nederlands in lied en cabaret en bevat de voordrachten gehouden tijdens het zevende congres van het Genootschap Onze Taal, vorig jaar oktober in Scheveningen gehouden: het Openingswoord door de voorzitter, J.M. Redelé, ter verdediging van het voor het congres gekozen thema; Spelen met woorden, waarin Michel van der Plas verschillende vormen van spel onderscheidt; de op de tijd van Bredero teruggrijpende lezing van prof. dr. G. Stuiveling, over Amsterdamse en andere liedboeken; de uitgewerkte stelling van Ernst van Altena: Poëzie is amusement. Tenslotte een verslag van het optreden door de ‘Akademie voor kleinkunst’ met enige liederen van Bredero. | |
Dietsche Warande & Belfort. CXIV, Nr. 1 (Januari)Albert Westerlinck zet zijn Gesprekken met Walschap (vi) voort. - Bernard Kemp | |
[pagina 236]
| |
houdt zich n.a.v. Gabriël Smits bundel ‘Op mijn woord’ en een interview dat Ben Bos de dichter afnam bezig met de uitspraak van Gabriël Smit: ‘Ik ben ketter geworden’. - Hans Verhagen, ‘Sterren Cirkels Bellen’ en Adriaan Morriën, ‘Het gebruik van een wandspiegel’ worden door Hugo Brems besproken in Koud, koel en halfwarm; eveneens in de rubriek Boekbesprekingen zegt L. Scheer n.a.v. Weverberghs ‘Het dossier Jan’: Paucatuli aan het woord!, en aan de hand van ‘De slaapkamer’ constateert hij: Roger van de Velde verruimt zijn thema's. Nr. 2 (Februari) R. Henrard breekt een lans voor de Literatuursociologie, een verwaarloosde wetenschap. - Hugo Brems bespreekt Remco Camperts ‘Mijn levens liederen’: Remco Campert: leven en dichten. - Lode Roose beschouwt Hooft in het Bredero-jaar. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXII, Nr. 1 (Januari)Jean Weisgerber maakt zijn zesde Proefvlucht in de literaire ruimte: De versierde mens. - Karel Jonckheere vraagt zich uitvoerig af: Zijn dichters leugenaars?. - N.a.v. de ‘Briefwisseling 1930-1940 Ter Braak-Du Perron’ schrijft Raymond Brulez over deze Twee vrienden. | |
Ons Geestelijk Erf. XLII, Afl. 4A. Ampe vervolgt zijn artikelenreeks Kleine tractaten van de schrijfster der Peerle. II. Uit een Diesters handschrift. - B. Spaapen zet zijn verhandeling over Middeleeuwse Passiemystiek voort: V. De kloosteronderrichtingen van Alijt Blake / 3. De louteringsnacht van de actie. De aan dit deel van de studie ten grondslag liggende tekst is in een bijlage opgenomen. | |
Nova et Vetera. XLVI, Nr. 3J. Noë S.J. maakt in verband met de A.B.N.-actie in Vlaanderen enkele opmerkingen over Verantwoorde en onverantwoorde taalcorrectie. | |
Totems. I, Nr. 2Herwig Leus en Julien Weverbergh waren In gesprek met Louis-Paul Boon en de spoken van zijn Kapellekensbaan. Dit interview wordt gevolgd door een curieus artikeltje van Jan Greshoff uit 1948: Louis Paul Boon slachtoffer van overschatting. - Jos de Man en Herwig Leus voerden een gesprek met staatsprijs-winnaar Paul Snoek: Anders reageren om te zien hoe elk reageert. | |
Simiolus. III, Nr. 1Erotica in vogelperspectief / De dubbelzinnigheid van een reeks 17de eeuwse genrevoorstellingen noemde E. de Jongh zijn artikel, waarin hij ook enkele zeer behartigenswaarde dingen zegt over de dubbelzinnigheid in de literatuur van dezelfde periode en over ‘schaamtegrens’ en decorum zoals die zich vooral uit de literatuur laten aflezen. | |
Studia Germanica Gandensia. X (1968)W. Braekman vervolgt zijn studie (begonnen in ix, 1967) The Relationship of Shakesspeare's ‘Titus Andronicus’ to the German Play of 1620 and to Jan Vos's Play ‘Aran en Titus’ en wel met het derde hoofdstuk: ‘A Detailed Study of the Dutch Version’. - | |
[pagina 237]
| |
Anne Marie Musschoot geeft een biografische schets van Frederik Schmidt-Degener. Dichter, Kunstgeleerde en Museumdirecteur. Rotterdam 1881 - Amsterdam 1941. | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVIII, Nr. 1De vraag die L. De Smet zich stelt: Het Geuzenlied van Julius de Geyter. De legende van 1872?, moet bevestigend worden beantwoord, hetgeen ook blijkt uit de aansluitende, redactionale bijdrage, Julius de Geyter ten tijde van het Geuzenlied, waarin Een onbekend document wordt gepubliceerd, dat L. Simons tot de conclusie had geleid dat de omstreden datum in 1873 ligt. - W. Martin laat zien wat zoal mogelijk is met Nederlandse Indexen via Computer - M.J.G. de Jong bespreekt uitvoerig Een theorie van de literaire kritiek, van M. Janssens. - Van den Vos Reinaerde, Vs. 1955: cloosterbier biedt aanleiding tot diverse interpretaties; L. Peeters voegt hier de zijne aan toe. | |
Tijdschrift van het I.T.L. Vol 2.Het verschijnen van het Tijdschrift van het Instituut voor Toegepaste Linguïstiek te Leuven is in de vorige jaargang (NTg. 61, p. 351-2) aangekondigd. - Het tweede nummer bevat onder meer een bijdrage van W. Martin, A reverse frequency-list of Dutch (with an investigation into the lexical and real frequencies of adjectival suffixes), waarvoor het materiaal is ontleend aan het Retrograde Woordenboek der Nederlandse Taal. - In de rubriek Boekbesprekingen - Reviews bespreekt J. Noë de Syntaxis van A. Kraak en W. Klooster. Vol. 3 Voor de Automatische vorming van het Nederlandse Verkleinwoord, door de Electrologica X8 van het Mathematisch Centrum te Amsterdam, heeft H. Brandt Corstius 116 regels opgesteld. Het resultaat van het programma - in ALGOL 60, dat een woord inleest en het verkleinwoord (of de verkleinwoorden) ervan produceert - bestond uit de juiste verkleinwoorden bij 98 ingevoerde woorden; produktietijd: 10 seconden. - H. Geeraerts oordeelt gunstig over G.A. van Es, Nederlandse syntaxis in klein bestek. | |
Nu Nog. XVII, Nr. 1Yvette Stoops vergelijkt de Zuidafrikaanse tweetaligheid met die in België. - J. Leenen zet een Spelling-, Uitspraak- en Spraakkunst-allegaartje bijeen. - De redactie geeft opnieuw Taaladvies en wijdt een drietal pagina's aan de keuzemogelijkheid De twee eerste (laatste) - De eerste (laatste) twee, geïllustreerd met ‘wat gezaghebbende taalkundigen erover denken’. - In de rubriek Boekbespreking een bespreking, door een anonieme ‘leerling’, van J. van Bakels bewerking van de Nederlandse spraakkunst van Rijpma-Schuringa. | |
Standpunte. XXII, Nr. 2 (Nuwe Reeks Nr. 80)In dit nummer is de tekst van een voordracht van Pierre Dubois afgedrukt: Problemen van vernieuwing en traditie in de nederlandse literatuur. - G.S.N. schreef In memoriam Philip Grobler. - N.a.v. de bundel ‘Dolosse’ van D.J. Opperman schrijft D.H. Steenberg: ‘Gedagtes by 'n sarkofaag’ as credogedig van ‘Dolosse’. - A.J. Coetzee vraagt zich af Hoe vertel ‘Oom Gert vertel’? n.a.v. Leipoldts ‘Oom Gert vertel’. - Elize | |
[pagina 238]
| |
Botha bespreekt uitvoerig Anna M. Louw: ‘Die Groot Gryse’. - L.C. Eksteen maakt enkele notities bij Die afrikaanse woordeboek deel vyf. | |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks VI, Nr. 4D.H. Steenberg signaleert een Treffende parallel in 'n vergete De Klerk-drama: ‘Die verterende vuur’. - Eben Meiring wijst op een ‘baie spesiale stelsel ooreenkomste’ tussen ‘18-44’ van Etienne Leroux en de opera's van Wagner: Wagner en ‘18-44’. | |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. VIII, Nr. 3 + 4L.C. Eksteen houdt zich bezig met Ensiklopediese Beskrywing in die Verklarende Leksikografie. - P.D. van der Walt hield een lezing over Die Wetenskap en die Afrikaanse Literatuur, waarvan de tekst in dit nummer werd afgedrukt. - T.H. Le Roux beschouwt Raakpunte tussen Afrikaans en die Nederlandse Volkstaal / Deel II - Woordvorm en Woordbetekenis. | |
Tijdskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XXIV, Nr. 1A. Coetzee constateert dat 'n Etimologiese woordeboek vir Afrikaans nog altijd afhankelijk is ‘van wat Nederlandse etimoloë vermag’. Dit geldt ook van Afrikaanse Etimologieë van Boshoff-Nienaber, in 1967 verschenen. Nr. 2 Een niet ondertekende bijdrage, Teorie en praktyk, maakt naar aanleiding van M. de Meyer, Volkskunde. Verzamelde opstellen (van 1966) onderscheid tussen het werk van volkskundigen en dat van folkloristen. Nr. 3-4 G.S. Nienaber bespreekt de etymologie van Rondwafel. - J. Smuts gaat Die volkskundige benaminge Afrikaner en Afrikaan na. - H.J. Lubbe maakt Opmerkinge n.a.v. enkele etimologiese afleidinge (door Boshoff-Nienaber). | |
Volkskunde. LXIX, Nr. 3-4J. van Haver schrijft over Bezweringen, recepten en zg. liefdetover uit een 17-eeuws handschrift. - In de reeks Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied worden de twee volgende verslagen gegeven door H. van Wassenhove: xviii. Roeselare-Ambacht en aanpalende gemeenten en Hugo Hendrickx: xix. Het overgangsgebied Antwerpen-Kempen. - A. van Hageland schrijft In memoriam Ernest Claes. | |
Neerlands Volksleven. XVIII, Nr. 4Dit nummer bestaat in zijn geheel uit het Doopceel van Jan Claeszen, gelicht door Wim Meilink, die aan de hand van oude dokumenten, prenten, knipsels en tekstfragmenten deze Kroniek van het traditionele poppenspel in Nederland schreef. | |
Tijdschrift voor Geschiedenis. LXXXI, Nr. 3A.W. Willemsen geeft in De geschiedenis van de Vlaamse beweging tot 1914: Een overzicht van recente literatuur en kiest daarbij de vierdelige studie die H.J. Elias heeft gewijd aan de Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1780-1914 als leidraad. - De boekbespreking van H. Bruch besteedt zes pagina's aan De Rijmkroniek van Holland, haar auteur en Melis Stoke door H. Peeters. | |
[pagina 239]
| |
Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden. XXII, Nr. 1In de rubriek Boekbesprekingen noemt J. Roelink ‘de behandeling van de ‘geistesgeschichtliche’ zijde’ van de dissertatie van H.G. van den Doel, Daer moet veel strijds gestreden zijn. Dirk Rafaelsz. Camphuysen en de Contra-Remonstranten / Een biografie, ‘onbevredigend’. Nr. 2 E.G. Hoekstra bespreekt F.A.N. van den Hombergh, Leven en werk van Jan Brugman o.f.m. | |
Neophilologus. LII, Nr. 4Ingo Seidler levert een kritische bijdrage tot de literatuurontologie: Reale und ideale Schichten des Sprachkunstwerks?. - J.C. Arens maakt enkele aantekeningen bij Shakespeare's ‘Venus and Adonis’ (1-810): A Dutch Translation Printed in 1621. | |
Beiträge zur Geschichte des deutschen Sprache und Literatur (Tübingen). XC, Nr. 1Hierin een bespreking van R.G. van de Velde, De studie van het Gotisch in de Nederlanden, door E.A. Ebbinghaus. | |
Lingua. XXII, Nr. 1‘A minimum structurally independent sequence of morphemes in a given arrangement with a given prosodic pattern’, zo luidt D.J. Allertons ‘tentative definition’ van de zin, waarbij The sentence as a linguistic unit wordt opgevat. | |
Language. XLIV, Nr. 3W.G. Moulton waardeert van Negatieve zinnen van A. Kraak vooral het tweede deel. | |
Bibliothèque d'Humanisme et Renaissance. XXXI, Nr. 1Van de Comptus rendus verdient aandacht de bespreking die J.-F. Gilmont wijdt aan de bibliografie van E. Cockx-Indestege & G. Glorieux, Belgica typographica, 1541-1600. Catalogus librorum impressorum ab anno MDXLI ad annum MDC in regionibus quae nunc Regni Belgarum partes sunt: I. Bibliotheca Regia Bruxellensis (te beschouwen als een vervolg op ‘la magistrale Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540’ door Nijhoff-Kronenberg). | |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit te Brussel. X, Nr. 4F. de Nave bespreekt E. Cockx-Indestege & G. Glorieux, Belgica typographica, 1541-1600 (volledige titel: zie hierboven). | |
The Modern Language Review. LXIII, Nr. 4In A.W. Van Beyerland's Hermes Translation handelt J. Bruckner over een met ‘A.W.V.B.’ gesigneerde vertaling Sesthien Boecken van den Voortreffelijcken Ouden Philosoop, Hermes Trismegistus (Amsterdam 1643). - J. Chapelain, Soixante-dix-sept lettres inédites à Nicolas Heinsius (1694-1658) wordt besproken door H. Gaston Hall. | |
AUMLA (Journal of the Australasian Universities Language & Literature Association, | |
[pagina 240]
| |
vroeger: the Australasian Universities Modern Languages Association) Nr. 30(November 1968) J. Smit bespreekt P. Tuynman en F.L. Zwaan, Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek II. Gedichten voor Huygens (lang niet onverdeeld gunstig), en W.A. [sic; in de inhoudsopgave W.A.P.] Smit, Hooft en DIA. Verdere boekbeoordelingen o.a.: Leonard Forster, Janus Gruter's English Years (R.P. Meijer); Mediaeval Netherlands Religious Literature, translated by E. Colledge, en Reynard the Fox and other Mediaeval Netherlands Secular Literature, edited and introduced by E. Colledge, translated by Adriaan J. Barnouw and E. Colledge (K.R. de Graaf). |
|