De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Rotgans' leven op de keper beschouwdBelangstelling voor het werk van LucasGa naar voetnoot1 Rotgans bracht ons ertoe dat tot onderwerp van een studie te maken, die naar we hopen te zijner tijd het licht zal zien. Dit artikel is een eerste resultaat van onze nasporingen en kan worden beschouwd als een - o.i. noodzakelijke - inleiding. François Halma licht in zijn Voorberecht op de Poëzy van Rotgans (Leeuwarden-Amsterdam, 1715) de lezer in over leven, werk en persoon van de dichter. Genoemd Voorberecht, lang de enig betrouwbare bron geacht, en vaak - al of niet nauwkeurig - geraadpleegd, is echter nogal summier op punten waar we meer zouden willen vernemen, terwijl zaken van duidelijk secundair belang, bijvoorbeeld hoe erg Hálma het vond dat Rotgans overleden was en wat Hálma's dichterlijke reacties waren, juist uitvoerig behandeld worden. Bovendien kan men zich afvragen, of Halma inderdaad voldoende op de hoogte was en of zijn mededelingen juist zijn. Wij zullen ons hier bezighouden met de verifiëring van de door hem genoemde feiten, jaartallen en familieomstandigheden en deze waar dat mogelijk bleek, uitbreiden met door ons achterhaalde verdere gegevens over het leven van Rotgans.
Strengholt begint zijn inleiding op de uitgave van Lucas Rotgans' Eneas en Turnus als volgt: ‘Als we alle bronnen en encyclopedieën evenveel geloof schenken, moeten we aannemen dat Lukas Rotgans op z'n minst driemaal geboren is: in 1645, in 1647 en in 1654. Het laatste jaartal is het juiste. Rotgans' biograaf en uitgever, François Halma, vertelt, “dat hy den... October, 1654, in de groote Wereldtstadt Amsterdam eerst het levenslicht heeft beschouwt, en geboren is uit voordeftige Ouderen”.’Ga naar voetnoot2 Toen Strengholt dit schreef, vermoedde hij zéker niet, dat ook dat laatste jaartal foutief zou blijken te zijn. Weliswaar is niet de datum van Lucas Rotgans' geboorte vastgelegd, maar wel die van zijn doop: op 26 november 1653 in de Nieuwe Zijds Kapel te Amsterdam, met als doopgetuigen zijn grootmoeder van vaderskant GeertruytGa naar voetnoot3 Huydecoper en zijn grootvader van moederszijde Paulus Timmerman.Ga naar voetnoot4 Zijn ouders waren op 12 december 1652 in ondertrouw gegaanGa naar voetnoot5 en zijn dus eind december van dat jaar of begin januari 1653 getrouwd. | |
[pagina 88]
| |
Dat doopboek brengt nóg een onjuistheid bij Halma aan het licht. Lucas is niet de tweede zoon uit dit huwelijk maar de oudste. Paulus, geheten naar de grootvader van moederszijde - terwijl Lucas naar de tweede naam van zijn grootvader van vaderszijde genoemd werd; men kan met het oog op de naamvals 's beter zeggen: naar zijn overgrootvader van vaderskantGa naar voetnoot1 -, die door Halma en allen die deze bron volgen, de oudste genoemd wordt, werd bijna twee jaar later gedoopt, op 20 oktober 1655, in dezelfde kapel, door dezelfde dominee.Ga naar voetnoot2 Er was trouwens weinig gelegenheid voor hem vóór Lucas - en liefst na de huwelijksdatum van zijn vader en moeder! - ter wereld te komen. Die onjuiste inlichtingen maken ons nogal achterdochtig ten aanzien van verdere gegevens in het Voorberecht. Dat Lucas' doopsel-/geboortejaar zolang verborgen is gebleven, is behalve door het grote vertrouwen dat de latere letterkundigen in de tijdgenoot en vriend-bewonderaar stelden, mede veroorzaakt door de afwijkende spelling van de naam Rotgans in het doopboek, hetgeen een ‘foutieve’ plaatsing in de catalogus van het Gemeente-Archief van Amsterdam opgeleverd heeft.Ga naar voetnoot3 Dat geachte naslagwerken als P.G. Witsen Geysbeek, Biographisch Anthologisch en Critisch Woordenboek der Nederduitsche Dichters (V, Amsterdam, 1824, blz. 182) en A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden (16, Haarlem, 1874, blz. 494) oktober 1645 noemen, is waarschijnlijk te verklaren uit een cijferomzetting van Halma's jaartal bij één, een fout die kritiekloos wordt overgenomen door anderen. Een soortgelijke fout vinden we bij W.J. Hofdijk, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde (Amsterdam, 1857, blz. 305), die beweert, dat Rotgans op vijfenzestigjarige leeftijd is overleden in 1710, terwijl de dichter ook volgens hem in 1654 was geboren. Lucas Rotgans was dus het oudste kind van Jacob Rotgans en Magdalena Timmermans. De familie Rotgans voerde een rotgans in haar schild, een donkere vogel op een blauw veld met erboven een blauwe kroon op een geel veld. We vinden dit wapen zowel in het Huydecoperarchief te UtrechtGa naar voetnoot4 als op de doodsborden van de Rotgansen in de Nederlands Hervormde kerk te Breukelen. Zijn moeder was bij haar huwelijk, dat wil zeggen bij de datum van ondertrouw, eenentwintig jaar, zijn vader achtendertig. Eerst woonden ze in Amsterdam, - de beide jongens werden immers daar gedoopt - doch reeds in 1664 huizen ze volgens Halma op Nijenrode aan de Vecht, waar in dat jaar hun dochter Jacoba geboren wordt. In een berijmde brief aan Joannes Vollenhove schrijft Lucas Rotgans zelf: ‘Hier heb ik zorgeloos myn eerste jeugdt gesleten.’Ga naar voetnoot5 en met ‘Hier’ bedoelt hij aan de Vecht, waar hij op het tijdstip dat hij dit schreef, - na 1689, al met Wilhem de Derde bezigGa naar voetnoot6 - weer woonde, doch dan op Kromwijk vlak bij Nijenrode; aan de andere kant van de Vecht. | |
[pagina 89]
| |
Volgens Halma stierven beide ouders, toen hun kinderen nog jong waren. In de brief aan Vollenhove vermeldt de dichter de dood van zijn vader: enkele maanden vóór de inval der Fransen in de Nederlanden in 1672.Ga naar voetnoot1 Hij was toen dus achttien jaar; Halma spreekt van ‘groene jaaren’Ga naar voetnoot2. Rotgans noemt in die brief zijn moeder helemaal niet, waardoor het vermoeden gewekt wordt, dat zij al eerder overleden was. Tot zolang had hij de stimulerende zorg van zijn vader ondervonden bij zijn studie.Ga naar voetnoot3 Maar toen hij deze zorg moest missen, en er bovendien oorlog uitbrak, trad hij in militaire dienst, aldus Halma, en werd vaandrig, wat hij bleef tot 1674. In dat jaar verliet hij het leger weer en ‘begaf hy zich tot het stille landtleven’Ga naar voetnoot4. Halma spreekt dan over de herbouw van het in de oorlog verwoeste Kromwijk, alsof Rotgans daar meteen is gaan wonen. Doch een attestatie van 15 augustus 1697 in het protocol van notaris Hendrik Verwoert te Breukelen handelt over de bouw van ‘Cromwijck’ in 1677 door Joan Pauw en Elisabeth Rotgans, zuster van Lucas' vader: dochter van Geertruyt Jansdr. Huydecoper.Ga naar voetnoot5 Het lijkt er veel op, dat dat de door Halma bedoelde bouw is, waarvan hij zegt: ‘ik meene door de zorge en ten koste zyner Grootmoeder’Ga naar voetnoot6. En het zou voor de hand liggen te menen, dat het deze grootmoeder was die na de dood van Lucas' ouders het toezicht over hem kreegGa naar voetnoot7: - zij was immers zijn doopgetuige - ware het niet, dat zij in 1668 was overledenGa naar voetnoot8. Zij zou ook wel onwaarschijnlijk oud geworden zijn, als ze in 1672 - en latere jaren - nog leefde. Dat de ‘Voogden’Ga naar voetnoot9 de oom en tanteGa naar voetnoot10 Joan Pauw en Elisabeth Rotgans waren, lijkt ook in verband met hun bemoeiïngen inzake de herbouw van Kromwijk een meer gewettigde veronderstelling, temeer daar het in die attestatie gaat over een koopvoorwaarde met Elisabeth Rotgans ‘als moeije ende vooghdesse over Geertruyda Rotgans en voor Reecke vande selve alsmede voor Luijcas ende poulus Rotgans meerderjarige soonen en Erfge[namen] vande h[ee]r Jacob Rotgans’. Inderdaad waren Lucas en Paulus in 1677 meerderjarig. Maar die blijkbaar dan nog onvolwassen Geertruyda geeft te denken, juist omdat zij Geertruyda heet. Halma spreekt over ‘Des Dichters eenige Zuster’Ga naar voetnoot11 en dat is Jacoba. Wij zijn geneigd ook zijn kennis op dit punt te betwijfelen, al krijgen we hier geen zekerheid. Is het feit, dat in | |
[pagina 90]
| |
1697 te Amsterdam een Geertruyda Rotgans trouwde, met Steven Groenewout,Ga naar voetnoot1 een toevallige coïncidentie, of werd misschien in verband daarmee deze attestatie opgemaakt? Uit het bovenstaande blijkt niet duidelijk waar Lucas Rotgans zich de eerste tijd na 1674 heeft opgehouden, indien hij inderdaad toen al niet meer in het leger was. Volgens Halma heeft hij op Kromwijk zijn beste tijd doorgebracht en volgens Strengholt zelfs ‘Vrijwel zijn hele verdere leven’Ga naar voetnoot2. Maar nadat hij in 1681 getrouwd is, vinden we niet in de kerkregisters van Breukelen, waaronder Kromwijk ressorteert, doch in die van Utrecht doop van kinderen en dood van zijn vrouw. Hij is dus tevens officieel inwoner van deze stad geweest. Halma vermeldt trouwens over zijn vriend, dat ‘hy meest op 't gedachte vermaakelyk Lusthuis, doch ook ten deele in de stadt Utrecht, leefde’Ga naar voetnoot3. Ten aanzien van dat huwelijk echter, draait hij de zaken om, want hij zegt, dat Rotgans een ‘Hulpe’ vond ‘in zyn Schoonbroeders Zuster, juffrou Anna Adriana de Salengre’Ga naar voetnoot4, maar Lucas' zusje trouwde in 1682 in Amsterdam met Albert Hendrik de Salengre uit 's-Gravenhage, broer van Lucas' vrouw. Ze wordt in het intekenboek van de kerk genoemd: ‘Jacoba Rotgans van Amsterdam - 18 jaer - ouders doot op de keysers graft’Ga naar voetnoot5. Lucas en Paulus waren, zo blijkt daar, haar voogden. Halma vermeldt ten aanzien van haar het bezit van twee kinderen, een jongen, Albert Hendrik junior - die voor de Poëzy van zijn oom een Opdragt schreef aan Baron Van Welderen, vriend van zijn vader -Ga naar voetnoot6 en een meisje. Het voert ons te ver deze mededeling over het kindertal van Lucas' zuster op haar waarheid te controleren. Over broer Paulus zegt Halma, dat deze tot 1699 op Drakenburg woonde en toen plotseling overleed. Volgens een doodsbord in de Hervormde kerk van Breukelen stierf op 25 april 1699 een mannelijke Rotgans: het is niet onwaarschijnlijk, dat dat Paulus was. Dat juist in Breukelen dat doodsbord hangt, kan men verklaren uit het feit, dat daar het familiegraf van de Rotgansen is. Het blijft overigens dan wel merkwaardig, dat de dood van Lucas' vrouw in Utrecht staat aangetekend en er in Breukelen van haar geen doodsbord hangt. Moeten we hieruit afleiden, dat zij niet in genoemd familiegraf is bijgezet? Hoewel Rotgans zelf duidelijk zegt, hoelang hij getrouwd geweest is, heerst daarover in sommige handboeken ook enig misverstand. W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde (3e druk, Groningen, 1884-1886, V, blz. 109) en J. te Winkel, De Ontwikkelingsgang van de Nederlandsche Letterkunde (2e druk, Amsterdam, 1922-1927, V, blz. 12) beweren, dat het huwelijk twee jaar duurde: dat is wel een zeer | |
[pagina 91]
| |
zwakke afschaduwing van het ‘'k Heb vierpaar jaaren in haar blanken arm gerust’Ga naar voetnoot1. Halma noemt het huwelijksjaartal niet; hij had het toch gemakkelijk kunnen vinden. Wat de kinderen van de dichter betreft, is hij eveneens onvolledig en daardoor zelfs onjuist in zijn verklaringen. Hij zegt namelijk: ‘nadat hy in zyn huwelyk met twee dochterlyke Spruiten was gezegent, beide noch ongehuuwt in 't leven, ontviel hem zyne dierbaare en geliefde Echtgenoote door de doodt, in den jaare 1689. binnen Utrecht’Ga naar voetnoot2. Maar zij kregen eerst een zoon, die ze op 21 oktober 1683 in de gereformeerde Janskerk in Utrecht lieten dopen en de naam Jacob gaven, dus geheel in overeenstemming met de gewoonte, naar Lucas' vader.Ga naar voetnoot3 Het is mogelijk, dat dit kind jong gestorven is: Halma kende het blijkbaar niet. De twee meisjes over wie hij spreekt, werden respectievelijk op 27 oktober 1686 in de gereformeerde Domkerk onder de namen Anna Albertina en op 8 april 1688 in de gereformeerde Catharijnekerk onder de namen Magdalena Hester gedoopt, dus eveneens in Utrecht.Ga naar voetnoot4 Deze stad heeft kennelijk in het gezinsleven van de dichter een grote plaats ingenomen en het is goed mogelijk, dat het de godsdienstige opvattingen van Rotgans' echtgenote zijn geweest die in dezen een belangrijke rol gespeeld hebben, én bij de keuze van haar laatste rustplaats. Maar ook na 1689: in het privilege van 31 juli 1697 voor de uitgave van zijn heldendicht Wilhem de Derde... ‘midsgaders zyne verdere dichtkundige Werken’Ga naar voetnoot5 wordt Lucas Rotgans genoemd ‘woonende tot Utrecht’Ga naar voetnoot6. Volgens Halma wijdde Rotgans zich na de dood van zijn vrouw, in de eenzaamheid op Kromwijk, pas werkelijk aan zijn letterkundige arbeid. De opvoeding van de kinderen, inderdaad nog heel klein, vertrouwde hij aan ‘zyne naastbestaanden’Ga naar voetnoot7 toe. Aan de Salengres? Het is geenszins onmogelijk. Doch even verder zegt Halma: ‘Onderwyle leefde hier de Dichter, met zyne twee Dochteren, in vergenoeginge’Ga naar voetnoot8. Het is niet duidelijk, of hij daar doelt op een latere tijd. Ook ten aanzien van Halma's gegevens over Rotgans' persoon moeten we voorzichtig zijn, zeker nu we hem al op zoveel onnauwkeurigheden en fouten betrapt hebben, alleen zijn hierover meestal geen officiële stukken te raadplegen. Hij beschrijft de dichter als middelmatig groot en dik, met een vriendelijk en deftig uiterlijk, schrandere, donkere ogen, en een prettige stem, die hij echter bij voordrachten uit eigen werk liet aanzwellen tot vloer en muren trilden. In zijn gewone doen was hij een zachtzinnig, | |
[pagina 92]
| |
minzaam man, die erg op zijn rust gesteld was, maar als hij ergens onrecht of onberadenheid meende te zien, vooral met betrekking tot de godsdienst en de waarheid, kon hij plotseling bijzonder fel en scherp reageren. Volgens Halma heeft zijn drift echter nooit belangrijke gevolgen gehad. Misschien niet echt belangrijke, maar wel onaangename: er bestaat een attestatie ten behoeve van een zekere ‘Maximiliaen Vanden Bringk’Ga naar voetnoot1 over een ruzie op de Maarsense trekschuit, op 24 april 1695, die door Lucas Rotgans was uitgelokt. De dichter, bij de ‘Nieuwersluijs’Ga naar voetnoot2 ingestapt, was zomaar uitgevaren tegen de ander met scheldwoorden en dreigementen als ‘gij syt een schelm, schobbejack, schurk’Ga naar voetnoot3 en hij had hem ook nog vagebond genoemd, en gezegd, dat hij wel met hem aan land of op een andere plaats wenste te zijn, dan zou hij hem wat anders leren, terwijl hij eraan toevoegde, dat hij wel lieden wist die ‘om een ducaet twee a drie te v[er]dienen den req[uira]nt armen, beenen, oft vlerck aan stucken soude slaen’Ga naar voetnoot4 en dat hij dat ook van plan was! Zo ging hij nog een poosje door, aldus twee getuigen van het spektakel, van wie er een zich vol verwondering tot de beledigde gericht had met de woorden: ‘Mijn heer gij moet wel een Engel sijn dat gij dat kunt v[er]dragen sonder een woort wederom te spreecken’Ga naar voetnoot5. Men kan zich de filippica van de bulderende Rotgans voorstellen! Het is jammer, dat we de oorzaak of reden van zijn woede niet hebben kunnen achterhalen. Wat de dood van de dichter betreft, zijn we tot op heden slecht ingelicht. Dat wil zeggen: Halma beschrijft zijn sterven - dat hij overigens niet zelf bijwoonde, maar waarover hij van Rotgans' dochters hoorde - als ‘met wraakinge van zyn voorig leven, Vertrouwen op Godts barmhartigheit in Christus, en onderwerpinge aan zynen wille’Ga naar voetnoot6, ten gevolge van kinderpokken, - waaraan ook zijn bewonderde held Willem III bezweken was. Doch we vinden noch in de overlijdensregisters van Breukelen, noch in die van Utrecht, de dood van Lucas Rotgans vastgelegd. Toch moeten we zijn graf zoeken in de Hervormde kerk van Breukelen: daar werd volgens Halma zijn stoffelijk overschot bijgezet ‘in de Kapelle zyner Voorouderen’Ga naar voetnoot7 en daar hangt inderdaad nog heden ten dage het doodsbord met zijn wapen dat de datum 4 november 1710 vermeldt, en niet zoals de Poëzy bij de Rouklagten van Halma en Dirk Smout 3 november 1710Ga naar voetnoot8.
Uit dit onderzoek blijkt, hoe gevaarlijk het is, zich in zake jaartallen, mededelingen over familieomstandigheden en verdere biografische gegevens al te veel te verlaten op diegenen die beweren de persoon in kwestie goed gekend te hebben en die hoog opgeven van hun vriendschap met hem. François Halma was een tijdgenoot van Lucas Rotgans, noemt hem ‘wylen mynen vriendt’Ga naar voetnoot9, gaf zijn werk uit en schreef een lange | |
[pagina 93]
| |
levensloop en karakteristiek, maar wist heel weinig exacte feiten of nam niet de moeite zijn bronnen te controleren. Natuurlijk is het niet zo van direct belang voor de waardering van het werk van de dichter, dat deze een klein jaar eerder is geboren dan we dachten, dat hij meer kinderen heeft gehad dan we wisten. Maar van indirecte betekenis is het wel. Wanneer wij ons interesseren voor het oeuvre van een kunstenaar, interesseren we ons ook voor de kunstenaar zelf. Alle gegevens die het beeld van die kunstenaar verduidelijken waardoor we zijn werk beter zullen kunnen beoordelen, zijn ons welkom; mits ze juist zijn. En omwille van dat laatste is een aangeboren achterdocht noodzakelijk.
Woensdrecht, 27 februari 1968 a.m.c. van schaik-verlee |
|