De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Huygens' Grill van 1623Grill
1[regelnummer]
Eccho, leden-loose Gheest,
Dien soo menigh Minnaer vreest,
Om de waerheyt niet te hooren
Die hem 'thert breeckt door sijn' ooren,
5[regelnummer]
Kreet ghij niet om Thisbes doodt
En haer' lieven Min-genoodt? Noot.
Herde hoer, cont ghij verachten
Zoo medoogentlijcke klachten? 'K lachten.
Kont ghij lachen, spijtigh vell,
10[regelnummer]
Om een ander mans gequell? Wel.
Die de Min veracht die slaetse,
Quelling vindt allom haer plaetse. Laet se.
Was dan Pyrams sterven soet
In sijn' Thisbes arm en bloedt? Armen bloet!
15[regelnummer]
Daer met comt v, can ick hooren,
Weder d'oude Min te vooren. Min te voren.
Doe Narcis v handt ontwoey,
Hoe was doen uw hert te moey? Oeij!
Waer, waerom, wat henen quam hij,
20[regelnummer]
Welcke wegh van sterven nam hij? Amij!
Doet v nu de smalte weer
Van sijn schoon gestalte seer? Al te seer.
Emmers uyt syn hard medooghen
Quam somtijdts een soen gevloghen; Loghen.
25[regelnummer]
Wild' hij nemmer nader treên,
Quamt ghij nemmermeer aen een? Neen.
Wasser dan in bosch en velden
Altydt een die hem verselden? Selden.
Soo gebeurde'r, als ick segg,
30[regelnummer]
Altemet wat bijde wegh. Wech.
Altydt leyt de waerheyt achter,
Of de vleyerij versachter. Sachter.
Was syn hert soo dick verloodt,
Quam gij nemmer ongenoodt? Noot.
35[regelnummer]
Isser van hem niet gebleven
Soo veel als hij was in 't leven? Even.
Vergelijckt ghij dan een' knecht
Bij een' bloem in 'tveldt gerecht? Recht.
Wat is dan de schoonheydts waerde
40[regelnummer]
Die den Hemel noyt en paerde? Aerde.
En wat wint hij diese vindt,
En wat vindt hij diese wint? Wint
Sietme'r veel' naer Blommen loopen
En nae windt en aerde hopen? Hoopen.
45[regelnummer]
Waert ghij niet van 'tselve soch
Droncken doe; of sijt ghij 't noch? Och.
| |
[pagina 55]
| |
Hoe ontwaeckt ghij dus vroech 'smerghens
Of verwacht ghij ijet van erghens? Nerghens
Of bemint ghij onverspiedt
50[regelnummer]
'Teerste dat ghij hoort of siet? Yet.
Of de Satirs nu eens quamen
En v in haer' koten namen? Amen.
Sult ghij eewich 'tminne-liedt
Singhen, en verlaten niet? Laet en niet.
55[regelnummer]
Soudt ghij'r voor uw daeghs geneeren
Meer dan 't half dozyn begheeren? Gheeren.
Houdt; ghij eyghen schande bell,
Condt ghij swijghen all waer wel. Vaer well
16 mei 1623 schrijft Huygens op één velletje in netschrift zijn gedicht Grill neer. Men treft het manuscript aan in de Huygens-handschriften ter K.B. Den Haag (K.A. xl.a.) Het gedicht, in trocheïsche viervoeters, rijmt gepaard, afwisselend mannelijk en vrouwelijk, is 58 regels lang en vertoont vanaf regel 6 om de andere regel een echo-rijmwoord. In de Otia 1625 wordt Grill voor de eerste keer gepubliceerdGa naar voetnoot1. Korenbloemen 1658 en de editie van 1672 geven licht afwijkende versies met een gewijzigde titelGa naar voetnoot2. Het gedicht heet daar Bos(s)-dicht. In wat volgt heb ik gebruikt gemaakt van de handschriftversie. Titel en de eerste 40 regels staan op de recto-zijde van het vel. De verso-zijde vertoont de resterende regels, en de datering. Onderaan deze zijde treft men, in gewoon handschrift, en ondersteboven, een drietal regels aan. Het vel vertoont een vouw. Deze wijst erop dat in gevouwen toestand de versozijde de buitenkant was. De drie vermelde regels fungeerden klaarblijkelijk als een eerste mededeling aan degene die het manuscript in gevouwen toestand in handen kreeg. De ontvanger kon er lezen: Want yeder uer een eew is
Die 's minnaers hert in wachten doet verteeren
Naer d'ingebeelde vreucht van sijn begheerenGa naar voetnoot3
Zeker ruim een maand eerder had Huygens een inleiding geschreven bij zijn vertaling van enkele fragmenten uit Guarini's Il Pastor FidoGa naar voetnoot4. Deze beroemde ‘tragicomedia | |
[pagina 56]
| |
pastorale’ handelt over de Trouwe Herder Mirtillo, trouw tot de bijna voltrokken slachtoffering van zichzelf ten bate van zijn geliefde Amarilli die, naar het schijnt, zijn liefde niet beantwoorden kan of wil. In de eerste scène van het derde bedrijf zegt Mirtillo, wachtend nabij de plaats waar zijn weerspannige, koele geliefde komen zal, en hij de laatste gelegenheid zal krijgen, naar hij denkt, haar te zien en te spreken, o.m. (vss. 57-61): Questa lunga dimora
di paura e d'affanno il cor m'ingombra,
ch'un secolo agli amanti
par ogn'ora che tardi, ogni momento,
quell'aspettato ben che fa contento.Ga naar voetnoot1
De eerste Nederlandse vertaler, die werkt op basis van een Franse vertaling, van de Pastor Fido, Mr. Govert vander Eembd, gaf in zijn Den Getrouwen Herder uyt ArcadienGa naar voetnoot2 van 1618 deze verzen aldus weer (pag. 110-111):
... Dit langhe vertoeven ontrust my gheheel [einde van het proza, en vervolgens op rijm:] Die, die verdaeghvaert sijn tot lossing vã haer pijn
Een uyr, jae oogenblick dunckt hondert jaren sijn.
Prid. Cal. Maij, dat is 30 april van datzelfde jaar 1623 had Huygens, in een bitter Frans gedicht, dat ik naar de beginwoorden, die als een refrein na iedere strofe weerkeren, Susanne, un jour noem, zich afgewend van een ‘Susanne’Ga naar voetnoot3. Zijn gemoedstoestand met betrekking tot haar, zoals die was geweest, kenschetste Constantijn o.m. met deze woorden (vs. 11-12): Loin de tes yeulx, je m'estimoy un aâge
Susanne, un jour.Ga naar voetnoot4
Het zal duidelijk zijn dat deze formulering enige gelijkenis vertoont met de geciteerde introductie-regels op het manuscript van het Echo-gedicht. Tevens blijkt dat deze regels een parafrase zijn van Mirtillo's woorden uit de Pastor Fido, zonder twijfel gemaakt aan de hand van het Italiaanse voorbeeld. | |
[pagina 57]
| |
Men kan zich afvragen: Wat is de functie van de geparafraseerde Mirtillo-uit-spraak op het Grill-manuscript? Ik wil trachten deze vraag te beantwoorden. Daartoe lijkt een kleine excursie in het gebied van de Echo-poëzie wenselijk. Niet lang na 1589, het verschijningsjaar van de Pastor FidoGa naar voetnoot1, was de in dit stuk voorkomende Echo-passage (in iv, 8) ongetwijfeld het beroemdste Echo-gedicht in West-Europa geworden. Vóór de eerste editie van Guarini's pastorale tragicomedie kende men in de Europese letteren reeds geruime tijd de echo-rijm-techniek. Hierin werden aan het einde van een versregel een of meerdere lettergrepen of woorden berbaald. Het aardigst was de toepassing van een dergelijk ‘staart-rijm’ als dit rijm werkelijk een echoënd anti-woord op de voorgaande woorden vormde, in een dialoog fungeerde. In de Anthologia Graeca treffen we van deze aardige ‘echo's’ al voorbeelden aan, o.a. een epigram van een overigens onbekende GauradasGa naar voetnoot2. Het zijn evenwel vooral de Latijnse auteurs die met de echorijmtechniek verrassende effecten beoogden. De beroemdste Echo-passage uit de Romeinse Oudheid is zeker Ovidius' passage in zijn Metamorphoses, waar hij het verhaal van Echo en Narcissus verteltGa naar voetnoot3. Dat de neo-latinisten een bijzondere belangstelling aan de dag legden voor de beoefening van de echo-poëzie kan aardig worden geïllustreerd aan de hand van een curieuze bloemlezing. Men treft immers in ‘Lusus imaginis / IOCOSAE / sive / ECHUS / a / Variis Poètis, variis linguis & / numeris exculti. / Ex Bibliotheca / THEODORI DOUSAE I.F. / Accescit M. SCHOOCKII / Dissertatio de natura soni & /ECHUS / (versiering) / Ultraiectis, / Ex Officine AEgedii Roman, Acad. Typog. 1638.’Ga naar voetnoot4, een overvloed aan neo-Latijnse, naast Griekse, Franse, Engelse, Duitse, Italiaanse en Nederlandse Echo-gedichten aan. In Nederland schrijft dan ook, naar het zich laat aanzien, Johannes Secundus het eerste Echo-gedicht, Viator et EchoGa naar voetnoot5, een droevige dialoog tussen de twee titelfiguren over de liefde. Volkstalige Echo-poëzie is, voor zover ik heb kunnen nagaan, waarschijnlijk het | |
[pagina 58]
| |
eerst in Italië geschreven. Van vóór 1494 dateert Poliziano's Pan ed EchoGa naar voetnoot1. Het uit de late 15e of vroege 16e eeuw stammende Echo-gedicht van de Fransman Molinet (gest. 1507) is nog meer een ‘staart-rijm’ dan een gedicht met een ‘antwoordende-Echo’Ga naar voetnoot2. Van veel latere datum is het eerste ons bekende echte Echo-gedicht in het Nederlands. In Lucas d'Heere's Den Hof en Boomgaard der Poesyen van 1565 vindt men een Echo, Andwoordeñ op twee vrauwen die al cautende gaen in een dalGa naar voetnoot3. Het gedicht (sit venia verbo) handelt eveneens over de liefde. Rond 1566 schrijft o.a. Heyns Adriaensz. van Haarlem een hekelend EchorijmGa naar voetnoot4. Plaatst men de Nederlandse Echo-gedichten of-passages (ook uit toneelstukken) bij elkaar, dan laten zich twee groepen onderscheiden. Enerzijds zijn er een reeks satirische, veelal politieke of religieuze Echo-gedichtenGa naar voetnoot5. Anderzijds vindt men Echopoëzie waarin een dialoog wordt gevoerd in de natuur, en het onderwerp veelal de liefde isGa naar voetnoot6. De laatste categorie stamt waarschijnlijk, via de neo-latinisten, van Ovidius' echo-passus af. Maar het moet, dunkt mij, wel opvallend heten dat juist de drie met name bekende Noordnederlandse auteurs die oorspronkelijke, niet satirische Echo-poëzie in het Nederlands schreven, vóórdat Grill gepubliceerd werd, alle drie zeker bekend waren met Guarini's Pastor Fido. Het zijn: Hooft, die een eigensoortige echo-passage in zijn Geeraerdt van Velzen inlastGa naar voetnoot7; Roodenburgh met een echo-passus in zijn Batavierse Vryagie-spelGa naar voetnoot8; en Jan Harmensz Krul, in wiens Diana een echo-passage voorkomtGa naar voetnoot9. | |
[pagina 59]
| |
Alleen van de anonieme dichter van Myn lief heeft mij haer minne belooftGa naar voetnoot1 weten we niets omtrent zijn bekendheid met de Pastor Fido, het spel dat er de oorzaak van is dat in de pastorale dramatiek een Echo-passage bijna obligaat is geworden. Dat er een genetisch verband bestaat tussen Grill, een Echo-gedicht waarin als ‘Umwelt’ de natuur wordt gesuggereerdGa naar voetnoot2, en de Pastor Fido, een pastoraal drama, is op grond van het bovenstaande verre van onwaarschijnlijk te noemen. De parafrase uit de Pastor Fido op de buitenkant van het gevouwen Grill-manuscript, lijkt thans ook op dat verband te wijzen. Het is daarom een boeiende zaak te bekijken hoe Grill afwijkt van het min of meer geijkte patroon van het Echo-gedicht dat ‘in’ de natuur over de liefde handelt, en waarvan Pastor Fido, iv, 8, vss. 67-120 een goed voorbeeld is. Bovendien is het zinvol vast te stellen waarin de parafrase van het origineel afwijkt. In een traditioneel Echo-gedicht spreekt de Echo, vaak de ‘vermomde’ Amor, een profetie uit met betrekking tot de minnaar die door haar wordt aangesproken. Dit gebeurt al dan niet op het verzoek van de minnaar. De profetie zegt iets over het lot van de gelieven: ofwel zij worden gelukkig, ondanks zijn of haar weerspannigheid; ofwel zij blijven ongelukkig, door de koelheid van de afwezige geliefde. Op de traditie van de profetie van het geluk doelen Van Borsselen's verzen uit Den BinckhorstGa naar voetnoot3: T'sy g'.. /... /.. met dijn maet-gesanck des lochts end tongen kind,
Echo (d'oude klappey die nimmer eerst begint
Maer steeds houdt t'leste woord) tot weder-galm opwecket,
End een'gen goeden troost oft hope van haer trecket,
.....
De tweede traditie, die van de profetie van het ongeluk, staat ongetwijfeld op de achtergrond bij Hnygens' verzen waarmee Grill opent: Eccho, leden-loose Gheest,
Dien soo menigh Minnaer vreest,
Om de waerheyt niet te hooren
Die hem ‘thert breeckt door sijn’ ooren, (r. 1-4)
Alleen deze vier verzen nu van Huygens' gedicht kunnen traditioneel genoemd worden. Want in het vervolg wordt wèl Echo ondervraagd, niet echter om uitsluitsel over het lot van de ik-figuur en zijn geliefde te verkrijgen, maar om Echo-zelf te confronteren met haar wreedheid, haar leed, haar lot en haar liederlijkheid. Wreed immers was zij toen zij zonder medelijden Pyramus' verdriet zag (r. 5-12). | |
[pagina 60]
| |
Leed ervoer zij bij het zien van het sterven van Pyramus, door de herinnering aan Narcissus' lot en liefde, die erdoor wordt opgeroepen (r. 13-36). Haar lot is haar vergeefse, nooit beantwoorde liefde voor Narcissus, een liefde als voor ... een' bloem in 'tveldt gerecht... (r. 38);
en op (de ‘schoonheydts waerde’ van) zo'n bloem (r. 39-40) hebben betrekking de dubbele vraag en het door Echo gegeven antwoord, dat toepasselijk is op vele hij's en zij's: En wat wint hij diese vindt
En wat vindt hij diese wint? Wint (r. 41-42)
Haar liederlijkheid tenslotte is gelegen in het feit dat zij eeuwig het minnelied zal blijven zingen, zelfs per dag meer dan een half dozijn ervan graag begeert (r. 45-58). Het zal duidelijk zijn: de ik-figuur in Grill rekent genadeloos af met Echo. En ook: Huygens' Grill is hierdoor wel een zeer oorspronkelijk Echo-gedicht geworden. Dit gedicht nu wordt, in een persoonlijk-onpersoonlijk net-handschrift gepresenteerd met als opmaat een in een persoonlijker, normaal handschrift neergeschreven parafrase van Pastor Fido, iii, 1, 59-61. Deze Guarini-verzen luiden in een zo letterlijk mogelijke vertaling (van mijn hand, P.V.): want ieder uur, ieder moment dat talmt (te komen)
dàt verwachte goeds dat tevreden maakt,
lijkt een eeuw toe aan de minnaars
Vergelijking van het origineel en de parafrase maakt het volgende duidelijk. Het lot van de minnaars is bij Huygens geconcentreerd op één minnaar: er wordt gesproken over het lot van de minnaar. De minnaar: dat kan betekenen, de minnaar in het algemeen. Maar tevens suggereert het gebruik van het enkelvoud: de (enig belangrijke) minnaar. Bovendien is er géén sprake van het verwachte goeds; er wordt gesproken over de vreugde (het goeds) die begéérd wordt, maar... een ingebeelde vreugde is. Het inbeelden benadrukt weliswaar het begéren, maar duidt tevens op het niet-reële van de begeerde vreugde. De minnaar stelt zich de vreugde slechts vóór. Ik meen dat de Mirtillo van deze parafrase, ontgoocheld over zijn liefdeslot spreekt. Die ontgoocheling vindt haar oorzaak in de Amarilli van deze Mirtillo. In het Echo-gedicht Grill spreekt een ik-figuur ‘in’ een minstens gesuggereerde natuurlijke omgeving op genadeloze wijze tot een alles behalve ideale, men kan zeggen tot een iedere minnaar ontgoochelende vrouw Echo. Het lijkt niet gewaagd de Mirtillo van de buitenkant van het opgevouwen manuscript te vereenzelvigen met de ik-figuur van de binnenkant, d.i. de ik-figuur van het Echo-gedicht. Dit gedicht is een dermate oorspronkelijk Echo-gedicht, niet-traditioneel, van alleen déze dichter, dat een persoonlijke achtergrond waarschijnlijk lijkt. Een Echogedicht waarin ‘in’ de natuur over de liefde wordt gehandeld, een gedicht als Grill op zijn eigen wijze is, stamt uit de pastorale wereld. De parafrase op de buitenkant van Grill stamt uit de pastorale wereld van de Pastor Fido. Dat de pastorale wereld waaruit | |
[pagina 61]
| |
Grill stamt ook die van de Pastor Fido is, lijkt waarschijnlijk. In de pastorale wereld is de vermomming spel-principeGa naar voetnoot1. Zo kan in déze pastorale wereld Constanter de (trouwe) ontgoochelde Mirtillo zijn. Dan is de functie van de geparafraseerde Mirtillo-uitspraak op het Grill-manuscript duidelijk: de goede verstaander wéét wie de ik-figuur uit Grill is: het is de trouwe Mirtillo, de pastor constans, pastor Constanter! De bitterheid van Grill vindt zijn oorzaak in de vrouw Echo. Zij ontgoochelt allen; óók de ik-figuur is door haar ontgoocheld: waarom anders spreekt hij zó tot haar? De ik-figuur is Mirtillo. Diens droefheid vindt zijn oorzaak in Amarilli's houding. Zij die in Grill Echo heet, wordt daarbuiten, op de buitenkant impliciet Amarilli genoemd, omdat daar Mirtillo spreekt. Over Amarilli spraken, in de fragmenten uit de Pastor Fido die Huygens - ook in 1623 - vertaalde, Ergasto en Mirtillo. Daar noemt Mirtillo haar Wrang' Amaril, die selver met het bitter
Van uwen naem leert bitterlick beminnenGa naar voetnoot2
Het kan zijn dat de gesignaleerde gelijkenis van het citaat uit Susanne, un jour met de Pastor Fido-parafrase, op toeval berust. Mij komt het echter voor dat de bitterheid van Susanne, un jour dezelfde oorzaak heeft als die welke men proeven kan uit Grill, en uit het begin van Huygens' Vyt den Trouwen Herder van Battista Guarini, zojuist aangehaald. Grill zowel als Susanne, un jour zijn voor mij een afscheid van eenzelfde ontrouwe vrouw. Aanvankelijk werd zij Amarilli genoemd. Daarna wordt ze met Susanne aangesproken. Tenslotte heet zij in Grill Echo. Wie is deze vrouw? Om de pointe van het Franse gedicht Susanne, un jour, waar zij Susanne heet, veronderstelt Jorissen dat deze naam geen pseudoniem is. Hij gist dat zij Suzanna van Baerle is.Ga naar voetnoot3 Mij dunkt dat deze gissing aan waarschijnlijkheid wint bij de volgende overwegingen: Suzanna van Baerle is een in de letteren geïnteresseerde vrouw. Bij voldoende kennis van Guarini's, in die dagen beroemde spel, was zij in staat de parafrase uit de Pastor Fido op het Grill-manuscript als zodanig te herkennen. Ook in het geval dat zij geen Italiaans kende, kon zij met de Pastor Fido bekend zijn. Een praktisch integrale en goede vertaling in het Frans bestond al sinds 1593, en had al meerdere herdrukken beleefdGa naar voetnoot4. Vander Eembd's Nederlandse vertaling ervan verscheen in 1618. En in 1623 publiceerde een tweede Fransman zijn vertaling.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 62]
| |
Alleen omwille van de verliefdheid van Huygens op Machteld van Kampen dateerde Jorissen de door Constantijn vertaalde Pastor Fido-fragmenten op het einde van het jaar 1623Ga naar voetnoot1. Worp plaatst ze (zie blz. 55 noot 4) vóór 5 april 1623. Heeft Worp gelijk dan kan Amarilli niet Machteld verbeelden. Maar mogelijk wel Suzanna. Het is immers niet onmogelijk dat Een Rijcke Vryster, een Zede-Print van 24 augustus van dat jaar, op Suzanna doelt, ‘voor’ haar bestemd isGa naar voetnoot2. Zo oorspronkelijk als deze Zede-Print in de traditie der Characteres figureert, zo origineel blijkt Grill in de traditie der Echo-poëzie. Het lijkt niet uitgesloten dat beide gedichten hun originaliteit aan dezelfde inspiratiebron te danken hebben. Dan zouden zowel Een Rijcke Vryster, en Grill, als de Pastor Fido-fragmenten en Susanne, un jour bestemd zijn voor, en spreken over Suzanna van Baerle. Ik ben me er van bewust dat deze identificatie niet als zeker mag worden betiteld. Maar ik meen dat er voldoende aanwijzingen zijn die de hypothese: Suzanna van Baerle speelt een rol in de hier gemelde gedichten, zij is het voor wie Grill bestemd is geweest, tot wie Susanne, un jour gericht was, en omwille van wie Huygens uit Guarini's spel ging vertalen, niet tot een bij voorbaat verwerpelijke veronderstelling maken. p.e.l. verkuyl Algemene noot Over Echo-poëzie vindt men her en der verspreid enige informatie. Ik heb mij ten nutte gemaakt: A.S. Kok, Van dichters en schrijvers, 2e stuk, Culemborg (1899) pag. 106-128. J. Geurts, Bijdrage tot de Geschiedenis van het Rijm in de Nederlandsche Poëzie, Tweede Deel, Gent 1906, pag. 384 e.v. G. Ellnigor, Geschichte der neulateinischen Literatur Deutschlands im sechzehnten Jahrhundert, iii. 1. Teil, Berlin (enz.) 1933, pag. 62-63. L. Olschki, G.B. Guarini's Pastor Fido in Deutschland, Leipzig 1908, pag. 103-106. |
|