De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geheiligde heidense muziek bij Matthijs Castelein en Jean MolinetGa naar voetnoot1In de Const van Rhetoriken van Matthijs Castelein vinden we het volgende gedicht als voorbeeld van een ‘morael’Ga naar voetnoot2:
Morael.
Als Terpander zyn haerpe maeckte ghereet,
Met zeuen choerden, naer tghetal der planeten,
Ouer pate, deerste nam Iuppiter bescheet,
Den God Sol, nam ouer Mese dbeleet,
Parhipate, was onder Saturnus gheseten,
Mars Licanos, Trite Luna, magh elck weten,
Venus hadde van Paramese dbestier,
Mercurius nam Nete, in zyn secreten:
En dees harpe magh Maria syn, doidmoedig dier
Haer vij. choerden waren zoo ickt segghe hier,
Vvijsheid, ende Cracht, ieghen tviands malicie,
Hope, Ghelooue, en t'Caritatiuigh vier,
Ghetempertheid, ende Rechtveerdighe Iustitie.
Den soon, dien dese haerpe vuer haer officie
Vuudtte? was Iesus Christus, ten zeluen tye,
Gheboren vander heligher maeghd Marye.
Dit is een bewerking van de eerste twee strofen van het voorbeeld van een ‘Chant Royal’ dat Jean Molinet geeft in zijn Art de Rhétorique, een werk dat Castelein kende, zoals Van Leeuwen heeft aangetoondGa naar voetnoot3.
Chant Royal.
Quant Terpendreus sa harpe prepara
De sept cordons, selon les sept planettes,
A Jupiter Ypaté compara,
Sol a Mesé, et fist par ses sonnettes
Paripaté ressembler Saturnus,
Licanos Mars, Paramesé Venus,
Neté Luna, Paraneté Mercure;
Et quant ses sept cordons sur son arcure,
Concave a point, saudée et bien vernie,
Furent assiz, il eut par art et cure
Harpe rendant souveraine armonie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ceste harpe, qui si belle forme a,
Puis figurer par vives raisons nettes
A Marie vierge, que Dieu forma
Du tronq Jessé et de ses rachinettes.
La seche anne, dont on faisoit refus,
Porta le bois royal et le bel fus
Dont ceste harpe eut humaine facture.
Prudence, Force, Attrempance, Droiture,
Foy, Esperance et Charité unie
Sept cordes sont qui le font sans fracture
Harpe rendant souveraine armonie.
Werkt Molinet dit verder uit in een vroom, vererend gedicht, voor Castelein was de ‘belerende’ inhoud kennelijk voldoende. We treffen in beider gedichten aan:
In het korte bestek van dit artikel kan ik alleen de hoofdzaken nagaan.
De historie van de harp en zijn vervaardiger Hoewel uit de onderzochte verhandelingen en tractaten zal blijken dat we ook van de lier of de cither zouden mogen spreken, wil ik me bij Molinet en Castelein aansluiten door het instrument harp te noemen. Wat zeggen die geschriften over Terpander? De neopythagoreeër Nicomachus Gerasinus (uit Gerasa, in Arabië)Ga naar voetnoot1, wiens werken rond het jaar 100n ontstonden, zegtGa naar voetnoot2: Lyram ex testudine fabrefactam Mercurium invenisse, ejusque doctrinam, cum prius septem ab ipso chordis instructa esset, Orpheo tradidisse ferunt. Orpheus deinde docuit Thamyrin et Linum. Linus Herculem, à quo est et interemtus. Sed et Amphionem Thebanum docuit, qui ad septem chordarum lyram Thebas portis septem celebres condidit. Orpheo postea à Thraciae mulieribus interfecto, lyram ejus in mare projectam perhibent; quae ad Antissam, Lesbi urbem sit ejecta. Piscatores vero inventam forte ad Terpandrum attulisse, qui illam in Aegyptum secum delatam, et exquisite elaboratam, Aegyptiis Sacerdotibus monstrans, primum ejus inventorem se gessit. Atque ita lyram Terpander invenisse dicitur. Dit is in grote trekken het verhaal, dat ook later weer opduikt, zij het vaak wat afwijkend, verkort, of uitgebreid. Hyginus b.v. lijkt een groot aantal ‘on dits’ te hebben verzameld, evenals later, in de 15e eeuw, Polydorus Vergilius zal doen, die ook aarzelt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie hij nu precies als uitvinder van de gehele harp of van een bepaalde snaar moet aanwijzenGa naar voetnoot1. Wel verwijst laatstgenoemde naar zijn voorganger: Sentit idem Higinius. Septem chordas addidit Terpander. Even later weet hij te vertellen dat Terpander van de toonsoorten er ‘plures alios’ uitvondGa naar voetnoot2. Boethius, door zijn veelgelezen werk De Musica een grote autoriteit, zegt, nadat hij de uitvinders van de 4e, 5e en 6e snaar heeft genoemdGa naar voetnoot3: Sed septimus neruus à Terpandro Lesbio adiunctus est, secundùm septem, scilicet, planetarum similitudinem. Isidorus van Sevilla noemt in zijn Etymologiae Terpander nietGa naar voetnoot4, evenmin als de 15e eeuwse muziektheoreticus AnselmiGa naar voetnoot5. Boethius, die het werk van Nicomachus kendeGa naar voetnoot6 en die voor vele latere schrijvers als belangrijke bron van inlichtingen schijnt gegolden te hebben, heeft blijkbaar zoveel invloed gehad dat zijn opvattingen tot Molinet en via hem (en mogelijk ook los daarvan nog) tot Castelein zijn doorgedrongen. Een modern onderzoeker beaamt dat Terpander op Lesbos, zijn geboorte-eiland, instrumenten met meer dan vier snaren gezien moet hebben, die oorspronkelijk uit Lydië kwamenGa naar voetnoot7. Toen hij zich te Sparta gevestigd had, breidde hij de daar bekende viersnarige lier uit tot een zevensnarige. Opvallend is dat Castelein de door Molinet gebezigde vorm Terpendreus niet overneemt. Hij moet de naam dus gekend hebben in de autentieke vorm, misschien vóór, in elk geval tijdens het bewerken van de Chant Royal.
Het verband tussen de planeten en de snaren van de harp Het verband tussen de muziek en de planeten is te vinden in de leer over de harmonie der sferen. Alle volken, zoals b.v. ook de Chinezen en, dichter bij ons, de Babyloniërs en de Egyptenaren, waren ervan overtuigd dat de muziek berustte op harmonie tussen hemel en aarde. Tussen de verschijnselen aan het firmament en de getallen, de maten en de tonen werden verbanden gezocht en gelegd. Het voor ons belangrijke denken over de harmonie der sferen begint bij Plato, die in zijn Republiek de soldaat Er de visioenen laat vertellen die hij in een periode | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van schijndood heeft gezienGa naar voetnoot1. Cicero bewerkt dit thema in zijn De Re Publica, en wel in het deel van boek vi dat beroemd werd als het Somnium Scipionis, en dat vooral door de erop geleverde commentaar van Macrobius algemene bekendheid verwierfGa naar voetnoot2. Plinius spreekt in zijn Naturalis Historia, hoewel kort, ook over de harmonie der sferenGa naar voetnoot3, en Isidorus hielp eveneens mee aan het verbreiden van deze leerGa naar voetnoot4. Talloos zijn de geschriften die ervan getuigen; ik doe slechts een greep: de Roman de la RoseGa naar voetnoot5, het 14e eeuwse muziekpaedagogische tractaat Les Échecs AmoureuxGa naar voetnoot6 en Dantes ParadisoGa naar voetnoot7. De namen der snaren - d.w.z. van de voortgebrachte tonen - zoals we ze, verminkt, bij Molinet en Castelein terugvinden, behoorden tot het pythagoreïsche systeem, dat vele eeuwen lang in gebruik was geweest, terwijl de musici uit de 15e en 16e eeuw allang de moderne toonladder kenden. Boethius geeft als reeksen van 7, 8 en 9 tonen de volgendeGa naar voetnoot8:
Er waren verschillende groepen van vier op elkaar volgende tonen, de tetrachorda, elk met een eigen naam, waarin de bovenstaande toonnamen steeds terugkeerden. Maar bij de verbinding met de planeten deed die indeling er niet altijd toe. De aarde, als ‘laagste’, kreeg óf de stilte, óf de laagste toon toegevoegd. De maan, daar het dichtst bij, de op één na laagste en zo verder, tot de verst verwijderde: Saturnus, die de hoogste toon onder zijn beheer had. Soms kwam daarboven nog het ‘caelum stellatum’; met de aarde erbij had men er dan 9, wat een verdeling onder de negen Muzen mogelijk maakte. Ook langs rhetoricale weg kon met name Castelein bevestiging van de verbinding tussen de harp en de hemelse harmonie gekregen hebben. Zegt niet Quintilianus (Inst. Orat. i, x,12): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... mundum ipsum ratione esse compositum, quam postea sit lyra imitata, nec illa modo contenti dissimilium concordia, quam vocant ἁρμονίαν, sonum quoque iis motibus dederint. De diverse opvattingen kan men aflezen uit het op blz. 22 door mij opgestelde staatje.
Overdracht van het beeld van de harp op Maria Hoe komen we nu vanuit al die astrologie terecht bij de verering van de H. Maagd en een zevental haar toegeschreven deugden? Reeds Ptolemaeus sprak over deugden, die hij beschouwde als een harmonisch samen-klinken in de menselijke ziel: de ondeugden waren a.h.w. dissonantenGa naar voetnoot1. Voor de latere opvattingen in het christelijke Westen hebben de Kerkvaders en -leraren als bron gediend. Zo zegt de Pseudo-ChrysostomusGa naar voetnoot2: Etiamsi tempus fuerit quo his instrumentis ad Deum glorificandum utebantur, ad nos citharam virtutum concordiam intelligamus, quae nullo modo potest obtineri, nisi carnem mortificemus, ut iis quasi chordis virtutum concentum perficiamus, et psalmi vocem Deo placentem in caelum emittamus. Cassiodorus is al even duidelijkGa naar voetnoot3: Cithara enim significat virtutes morales consona operatione praecinentes, quae tunc veram citharam reddunt, quando se foederata societate conjungunt. Nam sicut integra lyra dici non potest cui aliqua chorda subtrahitur, sic ne vir sanctus perfectus aestimatur, cui virtus ulla minuitur. De niet minder bekende Rabanus Maurus meentGa naar voetnoot4, dat de cithara, allegorisch beschouwd, staat voor: recta operatio, vita activa, mortificatio carnis, laetitia en suavitas consolationis; deze opsomming bevat weliswaar niet uitsluitend echte deugden, maar verwantschap met de juist geciteerde opvattingen is er zeker. Ook Hugo van St.-Viktor moet nog genoemd worden. Deze betoogt n.l. in een uiteenzetting over de muziekGa naar voetnoot5: Musica in anima, alia est in virtutibus, ut est justitia, pietas et temperantia; alia in potentiis, ut est ratio, ira et concupiscentia. Het personifiëren van de cither of de harp in verband met Christus vinden we reeds bij AugustinusGa naar voetnoot6: Cithara enim, id est, chorda in ligno extensa, significat carnem Christi passioni conjunctam. Dit wordt uitgewerkt door Bonaventura in diens Vitis Mystica, waarin de zeven Kruiswoorden van Christus vergeleken worden met de bladeren van de wijnstok. Bonaventura zegt danGa naar voetnoot7: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cithara tibi factus est sponsus, cruce habente formam ligni; corpore autem suo vicem supplente chordarum per ligni planitiem extensarum (...). Septem chordas habet cithara. Waar het echter de harp als beeld van Maria betreft, daarvoor heb ik in de Patrologie geen aanwijzingen gevonden. Maar uit 15e eeuwse hymnen kon ik noterenGa naar voetnoot1: Ave, lyra en: Laetitiae lyraculum. A. Salzer verzamelde nog meer van dergelijke plaatsenGa naar voetnoot2. We kunnen het verband tussen Maria en de cithara ook zoeken via de symboliek van het getal zevenGa naar voetnoot3. Dit getal ontleende zijn magische betekenis aan de maan, die bij vrijwel alle oude volken de kalender bepaalde. Reeds de Babyloniërs leidden van haar de perioden-indeling in zevenen af, die ze later op de planeten betrokken. En nog later werd het reeds besproken verband gelegd tussen de zeven toen bekende planeten en de toonladder. Bij de Grieken was de zeven aanvankelijk vooral toegewijd aan Apollo, die immers na de zevende zang der zwanen, op de zevende dag geboren was, en die ook voor de uitvinder van de zevensnarige lier gold, waarmee hij vaak werd afgebeeldGa naar voetnoot4. Maar ook aan Athene was de zeven gewijd, in dat geval als symbool van onbevlekte reinheid en kuisheid. Men noemde de zeven παρϑενος ἀμήτωρ: maagdelijk en zonder moeder, omdat hij beneden de tien geen ander getal kan voortbrengen en evenmin door een ander getal voortgebracht wórdt. De christelijke Middeleeuwen hadden weinig moeite met dit thema, dat zij via Macrobius leerden kennen. Die zegt in zijn Somnium-commentaarGa naar voetnoot5: Huic autem numero, id est septenario, adeo opinio virginitatis inolevit, ut Pallas quoque vocitetur. Nam virgo creditur, quia nullum ex se parit numerum duplicatus, quia intra denarium coartetur, quem primum limitem constat esse numerorum: Pallas ideo, quia ex solius monadis fetu et multiplicatione processit sicut Minerva sola ex uno parente nata perhibetur. De christenen droegen dit hele begrip over van Athene-Minerva op háár, die voor hen hèt symbool was van kuisheid; zij die onbevlekt (bijna: ἀμήτωρ), uit ‘la seche anne’Ga naar voetnoot6 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboren was, zij die baarde en toch maagd bleef: Maria. We kennen nu:
Zo kwam Maria, de harp, aan haar zeven snaren en zeven deugden!Ga naar voetnoot1 Het is dus duidelijk geworden, dat Molinet niets zelf bedacht en dat hij ook Castelein en diens lezers niet verbaasd zal hebben. Zoals Casteleins ‘Morael’ een vrije bewerking is van de Chant Royal, zo kan Molinet andermans werk, van welke aard ook, bewerkt hebben. Castelein sprong slordig om met de verbanden tussen snaren, planeten en deugden, zoals het staatje op blz. 22 duidelijk toont. Deed hij maar, wat hem in zijn dicht- en rijmvormkraam te pas kwam? Echter... hij gebruikt de term Trite, die niet bij Molinet voorkwam, maar wèl in de oude toonsystemen, dus hij moet er toch wel iets van geweten hebben. Van zijn muzikale vorming weten we niets: hij schreef echter de melodieën bij zijn liedjes zelfGa naar voetnoot2. De muziek die in deze feestbundel klinkt, blijkt in elk geval een heel lange voorgeschiedenis te hebben. Zoals rond 1600 regel is: het was de dichters niet te doen om originaliteit, maar om het op juiste wijze etaleren van traditionele begrippen. s.a.p.j.h. iansen |
|