doch bij het ontwaken arm bleek als te voren. Vervolgens spreekt hij opnieuw het Muiderslot, waaraan het gehele gedicht gericht is, aan:
Grauw gebouw, vereewde wallen,
Soo en moet ghij nemmer vallen,
Soo en moet' v nemmer sien
Kluistert dese klamme klachten
Tot gij wederom uw' nachten
Dagen sult geworden sien:
Het is begrijpelijk dat de bovengenoemde commentator het ‘zo moet gij nimmer vallen’ in verband bracht met het voorafgaande. Immers, daar heet het, in de beschrijving van het ontwaken van de dromer:
Vindt sich van dat blijde hoogh
Inde droeffelijckste dallen
Van vergiste vreucht gevallen,
maar niettemin geraakte hij dusdoende op een dwaalspoor. Zou Huygens werkelijk een gevallen, vervallen slot met de ontwaakte dromer vergelijken? En zou hij ook maar de mogelijkheid willen stellen, dat Hooft ook eens zo vallen zou? Daarbij komen dan de moeilijkheden van vorm en betekenis van ‘tegendien’ en de kwalificatie van Hooft als een dienaar, ambtenaar van Oranje.
In werkelijkheid hebben wij in de hernieuwde aanspraak aan het Muiderslot een aanwijzing, dat hier een nieuw gedeelte begint, dat niet te sterk met het voorafgaande verbonden dient te worden. Huygens gebruikt hier een zinsconstructie, welke in het Latijn veelvuldig voorkomt. Ik citeer uit Ch. T. Lewis and Ch. Short, A Latin Dictionary, ed. 1933, sub voce sic: ‘V. Idiomatic usages of sic. 1. In a wish, expressed as a conclusion after an imperative (poet.): parce: sic bene sub tenera parva quiescat humo (= si parces, bene quiescat), Tib. 2, 6, 30... The imperative may follow the clause with sic: sic tua Cyrneas fugiant examina taxos... Incipe (sc. cantare) si quid habes (= si incipies cantare, opto tibi ut tua examina, etc.) Verg. E. 9:30’; er volgen in het artikel nog een aantal voorbeelden uit de klassieke Latijnse dichters, waaraan gemakkelijk een reeks toe te voegen zou zijn.
Zo hebben wij hier ook de betrokken passage te verstaan. Huygens verzoekt het slot, ‘dese klamme’ (tranenrijke) ‘klachten’ te kluisteren, op te bergen, tot de zon, Hooft, weer erover op zal gaan, tot de drost weer aanwezig zal zijn. Om aan zijn verzoek klem bij te zetten, stelt hij in uitzicht, belooft hij, dat als het slot zijn verzoek opvolgt, het nimmer tot een ruïne worden zal, en nooit iemand, wie het dan ook moge zijn, die als vijand van Oranje opgerukt komt, tot het Muiderslot zal doordringen. Zo wordt de subjunctivus ‘tegendien’ begrijpelijk: hij veralgemeent de belofte, en het woord vindt zijn natuurlijke verklaring: in (militaire) dienst zijn tegen Oranje. Men zou dus paraphraseren kunnen: Als ge deze klachten goed bewaart, tot Hooft terug is, dan zult gij altijd in goede conditie blijven en geen vijand van de staat zal voor uw muren verschijnen.
Bij deze verklaring wordt ook een handschriftelijke variant begrijpelijk. Volgens