De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
De Gids. Nr. 2/3Over Gorter en zijn uitgever, Versluys een artikel van Enno Endt. | |
Raam. MaartMichel van Nieuwstadt vergelijkt verzen van Vestdijk met die van Adama van Scheltema in De papegaaien der verbeuzelde kwartiertjes of de geest van Carel S. Adama van Scheltema. - Prinses onder de heksen is de titel van een artikel van R.A. Cornets de Groot, waarin hij het gedicht ‘Heks heks’ van Jan Elburg behandelt. | |
Tirade. MaartC. Bittremieux staat stil Bij een biografie van J.I. de Haan, nl. Jaap Meijer, ‘De zoon van een gazzen’. April C. Bittremieux maakt notities Bij een studie over Cyriel Buysse, nl. de studie van P.H.S. van Vreckem, De invloed van het Franse naturalisme in het werk van Cyriel Buysse. | |
Streven. AprilJ. Groot brengt als Nieuws in de Nederlandse literatuur (rubriek Forum) o.a. de novelle van Max Dendermonde Kom eens om een keizer, de herdruk van een nummer van het tijdschrift Tirade, gewijd aan het ongepubliceerde werk van Nescio, getiteld Heimwee en andere fragmenten, de studie van W.A.P. Smit, Hooft en Dia, een bundel verhalen van Alfred Kossmann, De vrouwenhaters, deel 13 van de serie Schrijversprentenboeken gewijd aan E. du Perron en een bundel beschouwingen over boeken en schrijvers van Jacques den Haan, Monnikje Lederzak en andere driestheden. - In de Boekbespreking worden behandeld: B.F. van Vlierden, Guido Gezelle tegenover het Dichterschap, recensent L. Rens; W.F. Hermans, Een wonderkind of een total loss, recensent C.J. Boschheurne; F. De Schutter, Het vers van Jonker Jan van der Noot, recensent Em. Janssen. Mei Nieuws in de Nederlandse literatuur (rubriek Forum) wordt verzorgd door J. Groot, die de volgende boeken aankondigt: de Verzamelde Lyriek van P.C. Boutens, uitgekomen in de Athenaeumreeks van Polak & Van Gennep; Ellen Warmond, Geen bloemen / geen bezoek; J.C. Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig; S. Vestdijk, De filmheld en het gidsmeisje; Steven Membrecht, De Sektariërs en de witte vlek; Remco Campert, Tjeempie. - In de Boekbespreking kondigt C.J. Boschheurne aan: G.J. Vis, Johannes Kinker en zijn literaire theorie; H. Besselaar bespreekt M.C.A. van der Heijden, Spectrum van de Nederlandse letterkunde, en T. van der Stap recenseert Martien J.C. de Jong, Twintig poëziekritieken. | |
Forum der Letteren. IX, Nr. 1De aflevering opent met een In memoriam Herman Uyttersprot van J.C. Brandt Corstius. - Jean Weisgerber wijst in een artikel over De sociologie van de hedendaagse Vlaamse roman op het verband tussen de nieuwe vlaamse roman en de Vlaamse maat- | |
[pagina 284]
| |
schappelijke toestanden. - W. Drop demonstreert wat hij verstaat onder Stijl en structuur aan Het verhaal van Oom Jan van François Haverschmidt; daarbij komt het ironiserende in het verhaal sterk uit. | |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXIV, Afl. 1-2K. Heeroma ziet in De Burch van Vroudenrijc van Augustijnken van Dordt het voorbeeld voor een gedicht in het Gruuthuse-handschrift, en veronderstelt dat beide dichters een frans voorbeeld gekend hebben; hij volgt verder die voorstelling van het (vrouwelijk) lichaam bij latere dichters. - Dezelfde auteur beschouwt Augustijnkens Meilied, anders dan Stutterheim in de vorige jaargang (zie NTg. lx, 357), niet als een dubbelzinnige grap, maar als een werkelijke ‘klacht’. - Twee postume artikels van J.B. Wilterdink handelen onderscheidenlijk over Huygens als navolger van John Oven en Martialis bij Huygens; daarbij blijkt H., vooral in het eerste artikel, meer levendig dan puntig. - J.B. Drewes plaatst de krachtterm Op me siel godts in Costers ‘Boereklucht’ in vergelijkend verband met soortgelijke formules. - Van Beza's puntdicht op de Armada wijst J.C. Arens Een nederlandse berijming uit 1588 aan. - N. van der Blom behandelt een zestiende- en zeventiende-eeuws Looc =,(school)klas' en derivaten. -J. Smit heeft Een verloren-gewaand hoofdstuk van Potgieters ‘Herinneringen en Mijmeringen’ teruggevonden. - Boekbeoordelingen: Jacques van Alphen, Willem van Swaanenburg (C. Kruyskamp); S.F. Witstein, Bronnen en bewerkingswijze van de ontleende gedeelten in Rodenburghs Eglentiers Poëtens Borstweringh (W.M.H. Hummelen); Leonard Forster, Die Niederlande und die Anfdnge der Barocklyrik in Deutschland (C.A. Zaalberg); G.J. Helmer, Den Gheestelijcken Nachtegael (Marie Veldhuyzen); Lukas Schermer, Meleager en Atalante, uigeg. door C.M. Geerars (P.J. Meertens); J. Bientjes, Holland und der Hollander im Urteil deutscher Reisender 1400-1800 (C. Kruyskamp); Frankisch, Merovingisch, Karolingisch, onder redactie van A. Weijnen (P.J. Meertens); A. de Jonghe, De Taalpolitiek van Koning Willem I in de Zuidelijke Nederlanden (F. de Tollenaere); H.W. van Tricht, Bloemlezing uit de brieven van Pieter Corneliszoon Hooft (C.A. Zaalberg); Nicolaas Beets, Kuser, uitgeg. door Margaretha H. Schenkeveld (P.J. Meertens). | |
Levende Talen. FebruariLeo Simoens schrijft waarderende woorden In memoriam Prof. Dr. H. Uyttersprot, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent. | |
MaartOnder ‘Taal- en letterkundig nieuws’ worden de plannen voor de Bredero-herdenking 1968 beschreven. - In de rubriek Boekaankondigingen korte besprekingen o.a. van: Jozef Boets, Moderne teorieën in verband met klankexpressie (Hendrik Mol); Renout van Montalbaen, uitg. D. van Maelsaeke (J.J. Mak); A.J.M, van Seggelen, Het liedboek van Lïïsbet Ghoeyuaers (J.J. Mak); Pieter Grashof, Niederlandische Erzahler der Gegenwart (H. Vogelesang); N.C.H. Wijngaards, De beroepsopleiding van de leraar (J. van der Schaar); H.H.J. de Leeuwe en J.E. Uitman, Toneel en dans (J. van der Schaar). | |
April F.K.M. Mars beantwoordt de vraag Nog een grammaticale vergissing? bevestigend voor een aantal gevallen (voornamelijk verbindingen met hebben) waarin traditio- | |
[pagina 285]
| |
neel een ‘lijdend voorwerp’ wordt aangenomen. - G.J. Uitman begint een artikel over De strijd om de opvolging van J. te Winkel. - Boekaankondigingen o.a.: Martien J.G. de Jong, Van Bilderdijk tot Lucebert (W. Blok); J. Anglade, Petit manuel defrison moderne de l'ouest (E.G.A. Galama). | |
Onze Taal. AprilEen redactioneel artikel over Kennis van vreemde talen heeft vooral op het oog de kennis van het Latijn en de vermeende goede invloed daarvan op het gebruik van de moedertaal. - T. Noordegraaf is weinig gelukkig met het ‘modewoord’ Achterhalen. - Bij een opmerking van J.A. Storm van Leeuwen over z.i. overbodig Af als voorvoegsel een redactioneel naschrift over dat produktieve prefix. | |
Dietsche Warande & Belfort. FebruariKarel Meeuwesse beschouwt De structuur van Gorters Mei. - Gonny Luyendijk bespreekt Het dubbelgangersmotief in ‘Atonale’ van W.F. Hermans. - M. Janssens spreekt een negatief oordeel uit in Literatuur en Alchimie over R.A. Cornets de Groot, die zijn essays over Van Maerlant, Gorter, Mulisch, Vestdyk e.a. heeft samengebracht in de bundel ‘De zevensprong’. Maart Karel Meeuwesse vervolgt zijn verhandeling over De structuur van Gorters Mei (II). -Taalpokkets worden door Guido Geerts aan de orde gesteld in de rubriek Boekbesprekingen, waarbij o.a. besproken worden: J.A. Meijers, Het Nederlandse spellingdrama; H. Heidbuchel, Bastaard-woorden spellen we nu zó ... en eveneens van J.A. Meijers, Spelen met woorden. - In dezelfde rubriek wijst A. Westerlinck op de reeks Poëtisch Erfdeel, waarin o.m. als nr. 51 verschenen is een bloemlezing uit het werk van Jacobus Revius, ed. Clem. Bittremieux, als nr. 53 een bloemlezing verzorgd door O. Dambre uit het werk van Justus de Harduwijn en een bloemlezing uit Pieter Cornelisz. Hooft, nr. 54, uitgegeven door Wim J. Simons. - A. Westerlinck vestigt voorts de aandacht in de rubriek Literatuurgeschiedenis en Essay, op Ger Schmook, Al moeite om niet?, een bundel opstellen uit voornamelijk de 19e-eeuwse vlaamse letterkunde; op enkele autobiografische geschriften van Virginie Loveling samengebracht onder de titel Herinneringen door A. Van Elslander; op de bundel Rederijkersstudiën III uitgegeven door het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie van de Universiteit te Gent; op Anne Marie Musschoot, De poëzie van F. Schmidt Degener; op de uitgave van een bloemlezing uit de Rederijkerstijd, Nu hoort, ik zal een nieuw lied beginnen door Eugeen De Bock. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXI (1968), Nr. 2Het nummer opent met Herinneringen aan Herman Teirlinck van Julien Kuypers†. Ook Karel Jonckheere schrijft een herdenkingsartikel: Teirlinck, een gezinsbedrog? -Jean Weisgerber wijdt een beschouwing aan een van Teirlinck's romans (Rolande met de Bles of Satan in Vlaanderen). | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVD, Nr. 1W. De Geest ziet in de transformationeel-generatieve grammatische werkwijze, zoals | |
[pagina 286]
| |
die is toegepast in de ‘Syntaxis’ van A. Kraak en W.G. Klooster, de weg gewezen voor de Syntaxis van vandaag en morgen. Nr. 2 Twee artikels over automatisch vertalen: Paul V. Hendrickx biedt Nog meer over vertaalmechanismen; hij ziet hoopvolle perspectieven in een bij de E.G.K.S. in Luxemburg toegepast systeem; F. Vandamme durft de vraag Is volledige automatische vertaling onmogelijk? ontkennend te beantwoorden, mits in de computer een ‘dynamisch partieel wereldbeeld’ wordt ingebouwd, wat hij niet onmogelijk acht. - Hilda van Assche herdenkt Dr. Rob. Roemans, de veelzijdige bibliograaf (1904-1968) en Cam. Huysmans, de Vlaming en de filoloog (1871-1968). Een niet ondertekende herdenking is gewijd aan Dr. H. Vangassen. | |
Nova et Vetera. XLV, Nr. 4Anton Van Wilderode's Bloemlezend ... in Lessen en Methode betreffen Heer Halewyn zong een liedekyn en Het daghet inden Oosten. Nr.5 L. De Belder handelt in Lessen en Methode over Woordorde en Stilistiek I. | |
Ons Geestelijk Erf. XLII, Afl. 1B. Spaapen vervolgt zijn in 1961 begonnen en in 1966 en 1967 voortgezette verhandeling over Middeleeuwse Passie-mystiek V / De kloosteronderrichtingen van Alijt Bake. A. Ampe vervolgt zijn Kleine tractaten van de Schrijfster der Peerle I. ‘Het Hof ken van Devocien’. - L. Moereels levert het Literatuuroverzicht 1967. | |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXIV, Nr. 2In de Kroniek van de Nederlandse letteren bespreekt Luc Wenseleers een groot aantal in 1964, 1965 en 1966 verschenen romans en verhalenbundels. | |
Persoon en Gemeenschap. XX, Nr. 8 (April 1968)Twee spellingbijdragen: J. Leenen, De Woordenlijst (van 1954) en haar nasleep, die aan het slot de ‘spellingrust’ bedreigd ziet door degenen die de vereenvoudiging niet tot de bastaardwoorden willen beperken; Mare Galle, Het Nederlandse Spellingdrama, een bespreking van de publikaties van Paardekooper en Meijers (aangekondigd NTg. LH, 61 en 133 vlg.), eindigende met kritiek op de samenstelling van de bastaardwoordencommissie: de spellingregeling moet z.i. aan een hoger en breder lichaam worden opgedragen. | |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1967, Afl. 9-10-11-12Een uitvoerige (blz. 365-480) en belangrijke studie van A. Weijnen, toegelicht met 19 kaarten, is getiteld Leenwoorden uit de Latinitas stratigrafisch beschouwd. Naar de ouderdom onderscheidt W. romeinse woorden (ontleningen uit de tijd van het romeinse imperium), romaanse woorden (ingekomen in de vijfde tot achtste eeuw) en franse woorden; tussen die drie in staat het Middellatijn als gever van meer geleerde woorden. Verder tracht hij te bepalen uit welk deel van de Romania de leenwoorden herkomstig zijn, welke weg ze in de Nederlanden zijn gegaan en welke geografische | |
[pagina 287]
| |
verbreiding ze daarin hebben verkregen; ook de aanleiding tot de ontlening heeft zijn; andacht. - José Aerts heeft Streuvels gehuldigd bij zijn zestigjarig jubileum als Academielid: Streuvels: tussen historiciteit en mythe. - R. Willemyns deelt Iets mede over de taal van de ‘Rethoricaele Wercken’ van Anthonis de Roovere, om aan te tonen dat die taal geenszins het Westvlaams van Brugge is. - W. Braekman en M. Gysseling hebben onderling hun taak verdeeld bij de uitgave en toelichting van Het Utrechtse Kalendarium van 1253 met de Noordlimbwgse gezondheidsregels. - De nieuwbenoemde leden J. Moors, A. van Elslander en H. Thiery (Johan Daisne) zijn bij hun plechtige installatie ‘begroet’ onderscheidenlijk door J.L. Pauwels, Ger Schmook en R. Herreman; op hun beurt hebben de eerstgenoemden hun overleden voorgangers een Hulde ter nagedachtenis gebracht, Moors aan Paul de Keyser, Van Elslander aan Maurice Roelants, Thiery aan Herman Teirlinck; op deze zes toespraken volgt nog een kortere Toespraak bij het overlijden van de heer Julien Kuypers, door V.F. Vanacker. | |
Leuvense Bijdragen. LVI, Afl. 4 (Bijblad)Besprekingen o.a. van: J. de Rooy, Als-of-dat (J.L. Pauwels); F.G. Droste, Taal en betekenis (H. Geeraerts); R.G. Van de Velde, De studie van het Gotisch in de Nederlanden (H. Geeraerts); G.J. Helmer, Den Gheestelijcken Nachtegael (K. Porteman); S.F. Witstein, Bronnen en bewerkingswijze van de ontleende gedeelten in Rodenburghs Eglentiers Poëtens Borst-weringh (F. Van Vinckenroye); Elida Maria Szarota, Künstler, Grübler und Rebellen / Studiën zum europäaischen Märtyrerdrama des 17. Jahrhunderts (Lieven Rens, die ‘met hoge lof’ spreekt over de wijze waarop de poolse geleerde Vondel recht laat wedervaren). | |
Standpunte. XXI, Nr. 2 (Dec. 1967)Rena Pretorius maakte Aantekeninge by van Wyk Louw se ‘Hongarye: November 1956’. - André P. Brink zet in Verbeeldingsvlug zijn studie van de poëzie van B. Breytenbach voort. - H. van Eetveldt bespreekt Aspekte van die rymvariant in ‘Mériba’ van Opperman. - Drie nuwe boeke (B. Breytenbach ‘Die huis van die dowe’, M.M. Walters ‘Cabala’ en E. Leroux ‘18-44’) worden besproken door E. Lindenberg en P.D. van der Walt. | |
Nr. 3 (Febr. 1968)M.G. Scholtz acht H. Grové's novelle ‘Douw en Fransiena’ 'n Artistieke geheel en vergelijkt het werk met J. van Melle's roman ‘Bart Nel’. - E. Lindenberg bespreekt een gedicht uit Van Wyk Louw's bundel ‘Tristia’ (Die eiening van Rousseau). - P.D. van der Merwe beschrijft Die totstandkoming van 'n simbool, door 'n ontleding van ‘Die beiteltjie’ van Van Wyk Louw. - D.C. Hauptfleisch behandelt Twee ‘Nederlandse’ iteratiewe in Afrikaans, namelijk kopje-kopje en het type brom-brom, kuier-kuier. | |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks VI, Nr. 1 (Febr. 1968)C.F.R. was Op besoek by Sangiro; na het relaas van zijn ervaringen komt Sangiro aan die woord in brokstukken van met de bandopnemer vastgelegde gesprekken. - A. Alberts bepleit Heroriëntasie van ons kritiek (II). - Koos Meij bespreekt Drie romans, namelijk ‘Miskien’ van A. Brink, ‘18-44’ van E. Leroux en ‘Een Plus Een’ van Berta Smit. | |
[pagina 288]
| |
Brabants Heem. 1967, Nr. 5Dit nummer, vergroot tot een feestbundel voor H. Mandos, ter gelegenheid van diens zestigste verjaardag, bevat o.a. een artikel van L.C. Michels, Meester Jacob (van Lennep) en de vier Maarten's t.w. Maarten van Rossum, Maarten Luther (de twee die Anna Bijns in één adem noemt), Maarten Harpertsz. Tromp (die met de eerste twee samen bij een uithangteken optreedt) en Maarten Schenk, wiens naam in de Schenkenschans voortleeft; aandacht krijgen vooral de eerste, wiens bedrijven verhaald worden in een wel aan Crul toegeschreven kroniek, en de laatste. - A. Weijnen draagt een stukje bij over De o van ik brocht en ik docht. - J. Weyns heeft bij de lezing van H.J. Heuvel, ‘Oud-Achterhoeksch Boerenleven het gehele jaar rond’ Overeenkomsten tussen Kempen en Gelderse Achterhoek opgemerkt. - Verder o.a.: Aug. van Breugel, De verscheidenheid van de Brabantse muts in het begin van de 20e eeuw; H.A.M. Ruhe, Over allen die in het kistje liggen, nl. in het sigarenkistje waarin doodsprentjes - daarover handelt het artikel - bewaard werden; P. Wiro Heesters ss.cc, Mesolithicum te Nijnsel; G. Beex, Archeologisch overzicht der gemeente Eindhoven; A.D. Kakebeeke, Enige opmerkingen over bewoning en percelering te Duizel (gemeente Eersel); K.C. Peeters, Trouwen in de Brabantse grensstreek, met uitvoerige statistische gegevens over de invloed sedert 1830 van de rijksgrens op de huwelijksspreiding. |
|