De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
Andreas Gryphius' ‘Leo Armenius’ in een Nederlandse bewerking van 1659In het onderzoek naar de relaties van de Nederlandse en Duitse literatuur in de 17e eeuw is komen vast te staan, dat Duitsland het ontvangende deel is geweest.Ga naar voetnoot1 Martin Opitz, Paul Fleming, Andreas Gryphius, Hofmann von Hofmannswaldau - zij allen en vele anderen bezochten Holland en studeerden hier; Philipp von Zesen bracht een belangrijk deel van zijn leven in ons land door en bracht het zelfs tot ereburger van de stad Amsterdam. Begrijpelijkerwijs concentreerde het onderzoek zich op de twee grootste dichters van die tijd, Vondel en Gryphius. Sinds de dissertatie van R.A. Kollewijn weten wij, hoezeer Gryphius op Vondel steunt.Ga naar voetnoot2 Het aantal woordelijke en bijna woordelijke ontleningen dat Kollewijn aantoonde, werd door Paul Stachel nog aanmerkelijk aangevuld,Ga naar voetnoot3 zij het op een vaak even onbevredigende wijze in de aard van de conclusies: citaten zijn voor de afhankelijkheid van een dichter uit die tijd nauwelijks bewijskrachtig. Werkelijke invloed bestaat slechts daar, waar de overeenkomsten dieper gaan. Dat in het geval van Gryphius ook hiervan sprake is, bewijzen de onderzoekingen van Willi Flemming.Ga naar voetnoot4 Flemming levert tevens felle kritiek op Kollewijn en Stachel, en laat zien dat Gryphius allerminst een slaafse navolger van de grote Nederlander was: waar Vondels invloed werkelijk belangrijk geweest is, bestond die uit inspirerende voorbeelden van bepaalde scènes, figuren of dramatische structuur, voorbeelden echter, die Gryphius zelfstandig en in overeenstemming met zijn aard en zijn artistieke bedoelingen verwekte. Th. Weevers bracht tenslotte enige correcties op Flemming aan en behandelde een aantal belangrijke detailproblemen, o.a. ook met betrekking tot Gryphius' lyriek.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 233]
| |
Tegen de achtergrond van deze wetenschap lijkt het ons zinvol eens na te gaan, in hoeverre Gryphius' toneel in de 17e eeuw in Nederland bekend was en hoe het werd gewaardeerd. De gegevens zijn summier; ons zijn slechts twee bewerkingen van Gryphius bekend, die gewoonlijk vrije vertalingen genoemd worden. Bij nauwkeuriger vergelijking blijken zij echter meer te zijn. Dit aan de hand van een der bewerkingen aan te tonen, is het doel van onze beschouwing. - Het gaat om Gryphius' eersteling: Leo Armenius, oder Fürsten-Mord - 1650 voor het eerst verschenen, maar waarschijnlijk reeds 1646 voltooid - en om de klucht Absurda Comica oder Herr Peter Squentz, die 1657 voor de eerste maal in druk verscheen,Ga naar voetnoot1 De vertaler - zoals wij hem vooreerst maar noemen - is Adriaan Leeuw of, vollediger: Adriaen Bastiaensz de Leeuw.Ga naar voetnoot2 Hij was tussen 1647 en 1689 aan de Amsterdamse Schouwburg verbonden (van 1647 tot 1649, 1650 tot 1651 en vanaf 1655). Hij moet een bekend en gevierd toneelspeler geweest zijn. Wij weten dat hij in een aantal destijds beroemde stukken optrad. Voorts is hij als lid van rondreizende troepen in 1655 en 1660 te vinden. Maar hij beperkte zich niet tot toneelspelen alleen, hij vertaalde ook. Van zijn hand zijn behalve de bovengenoemde stukken o.a. bekend: De liefden docter (1680 en 1696) naar Molières L'Amour médicin (1665), Het huwelijk van niet (tussen 1662 en 1729 zeven drukken) naar Le Marriage de rien van Montfleury (1660), Kosroe's (1656) naar Cosroès, roi des Perses van Rotrou (1649). Zijn Broershert, dat hij aan het Frans ontleende, verscheen weer in Duitse vertaling te Hamburg in 1748: Der Hausknecht oder der lächerliche Kampf. Hij was dus een veelzijdig man, die voor het verbreiden van de vreemde literatuur in ons land veel gedaan heeft. Zijn Leo Armenius werd in 1656 voor het eerst in Amsterdam gespeeld. De Leeuw droeg zijn vertaling op aan ‘Kornelis de Graaf, Vryheer van Zuidpolsbroek, Burgemeester en Raad der Stadt Amsterdam, &c.’ In die opdracht zegt hij dat hij het stuk enigszins heeft moeten bekorten, ‘om het zelve op onzen Schouwburg tot spelen bekwaam te maken’. Hij is er zich echter van bewust, dat hij het niveau van het origineel niet bereikt heeft: ‘doch de macht niet gehad om den Heer Andreas Gryphius, Auteur van dit voortreffelike werk, met zo hooggeleerden Zanggodin na te zingen, als hy, tot verwondering van yder, ons heeft voorgezongen.’ Daarmee kunnen wij het van harte eens zijn. De Leeuw toont zich een handig vertaler, maar neemt nogal eens genoegen met ‘vlakke’ vertalingen, die ook niet zelden de zin onnauwkeurig weergeven. Enkele voorbeelden: ‘Durchteufeltes gemüth! vermaledeyte sinnen’ (i 143) - ‘Onbuigelik | |
[pagina 234]
| |
gemoed! weêrsporrelige zinnen!’ (bl. 5); ‘Die strenge frage dempft der hohen geister trutz’ (ii 278) - ‘Door strenge vragen werd vaak diep geheim geput’ (bl. 23). De diepe zin van de woorden is vaak totaal verdwenen, zo b.v. wanneer de keizer voor zijn val zegt: ‘O Wechsel dieser zeit! verkehrte pracht in pein!’ (ii 326), wat in de vertaling luidt: ‘O wisselbare tijd, hoe haast neemt gy een keer!’ (bl. 24). Spreekt de keizer, doelend op de last van zijn ambt, de paradox klinkende woorden: ‘Wie drückt diß leichte Kleid’ (iii 11), dan is dit effect bij De Leeuw verdwenen: ‘Hoe drukt dit zachte kleed’ (bl. 35). De ‘Zentnerworte’ die Gryphius gebruikt, worden door de vertaler vaak onnodig door nietszeggende woorden vervangen: ‘Wer ists der Fürsten weiß ins kalte grab zu schicken?’ (ii 188) - ‘Wie is 'et die den vorst in 't nare graf wil rukken?’ (bl. 21); ‘Ihr grausen geister rufft/Rufft frölich über mir’ (ii 349/50) - ‘Gy nare geesten, kom,/Verheugt u over my!’ (bl. 25). Soms heeft De Leeuw kennelijk de tekst niet goed begrepen. Michael i, eens heerser over een machtig rijk, werd door Leo Armenius naar een eilandje verbannen: ‘Er must auf Proten zu der dieses grosse Landt//In sein gebiette schloß/den schloß ein enger Sandt’ (i 61/62) - De Leeuw maakt hiervan het weinig zinvolle ‘Hy most naar Prote toe, het welk dit grote land/In zijn gebied besluit, bestaand'uit weinig zand’ (bl. 3). Aan de veldheer Michael Balbus, die niet verkroppen kan dat hij onder de keizer staat die hij zelf op de troon geholpen heeft, wordt aangeraden iemand boven zich te dulden: ‘Leid etwas über dir’ (i 405). De vertaler geeft dit weer met: ‘Wat last leid doch op u?’ (bl. 11.) Dit zijn slechts enkele grepen. - In de verandering van Gryphius' beelden schijnt De Leeuw welbewust systematisch te werk te gaan. Gryphius heeft een voorliefde voor de opeenhoping van beelden, De Leeuw kiest daaruit één beeld, dat hij zelfstandig uitwerkt: Er laufft wie wenn ein Pferd die Ziegel hat durchrissen/
Wie eine strenge bach/wenn sich die ström ergiessen
Und Häuser/Bäum' und Vieh' hin führen in die See. (i 135vv.)
Hy is gelijk een paard, dat schuimbekt, snerkt en steigert,
Wanneer 't als dol den rug' aan zijn beryder weigert,
En tracht zich vast van spoor en scharp gebit t' ontslaan, (bl. 5)
Doch wie der scharffe Nord/die glut mit tollem rasen/
In dem er dämpffen wil/pflegt stärcker aufzublasen/
Wie ein großmüttig Pferd/wenn es den streich empfindt
Durch sand und schrancken renn't: so hat der strenge windt
Der mißgunst/unß so fern; (trotz dem es leid!) getrieben/
Biß unter diesem Fuß sind feind' und freunde blieben. (ii 23vv.)
Doch even zo, gelijk het noord met buldrend razen,
Den opgeheven brandt zal schynen uit te blazen,
Terwijlmen die door hem meer aangedreven vind,
En klaarder opgestookt; zoo heeft de strenge wind
Van misgunst, ons, ten trots van die het spijt, gedreven,
Tot voor ons voeten vriend en vyand zijn gebleven, (bl. 16/17)
Werkt De Leeuw in het eerste voorbeeld het beeld van het op hol geslagen paard uit, in het tweede laat hij dit weg en grijpt in plaats daarvan terug op het daarvoor (ii 19vv.) | |
[pagina 235]
| |
gebruikte van het snel om zich heen grijpende vuur. Men moet de vaardigheid van de vertaler bewonderen, maar tevens vaststellen dat hij een karakteristieke trek van Gryphius' artistiek taalgebruik niet wist te waarderen. Bewondering kan men zeker ook hebben voor de zelfstandigheid waarmee hij soms een beeld in het origineel door een van eigen vinding weet te vervangen: ‘Ihr meynt durch langes Recht die schnelle Pest zu dämpffen/Die augenblicklich wächßt!’ (i 231v.) - ‘Gy meint dan deze vlam, dit lopend vuur te blussen/Door 't lang' en trage recht?’ (bl. 7); ‘Diß was unmöglich scheint / wird möglich / wenn man wagt’ (i 417) - ‘Een starke werd verheert door starker handen klem’ (bl. 11). Ongetwijfeld had hij meer dan eens een gelukkige hand. Wij mogen constateren dat De Leeuw, ondanks aantoonbare fouten en tekortkomingen in zijn vertaling, het werk van de grote dichter met een zekere soevereiniteit aan zijn eigen inzichten aanpaste, zodat zijn bewerking op tal van plaatsen het karakter van een ‘Nachdichtung’ aanneemt. Dit is met name bij de reien het geval. Voor de zelfstandigheid van de bewerker spreekt verder ook het feit dat hij - zoals hij zelf in de opdracht meedeelt - enige coupures heeft aangebracht,Ga naar voetnoot1 voorts dat hij vanaf het 3e bedrijf de scènes soms op een ander punt laat beginnen dan Gryphius en ook wel scènes omdraait of verplaatst.Ga naar voetnoot2 Belangrijker zijn echter de vrijheden die De Leeuw zich t.a.v. inhoud en tendens veroorlooft. Wij zullen de inhoud van Gryphius' drama en de daarmee verbonden interpretatieproblemen in het kort schetsen. - De Byzantijnse veldheer Leo Armenius onttroonde in 813 de keizer, Michael i, en nam zijn plaats in. Zeven jaar later werd hij op zijn beurt het slachtoffer van een samenzwering, die zijn veldheer en vertrouweling Michael Balbus organiseerde en leidde. De rampzalige verwikkelingen rond het plan van de koningsmoord vormen de inhoud van het drama. Leo laat Michael gevangennemen, stelt de terechtstelling op aandringen van zijn vrouw - een droomgezicht waarschuwt haar voor naderend onheil - tot na Kerstmis uit. Michael weet intussen zijn medeplichtigen op de hoogte te brengen van zijn situatie - en het lot dat ook hen wacht -, zodat zij hun plan zo spoedig mogelijk willen uitvoeren. Door een list gelukt het hen, de slotkapel binnen te komen, waar zij de keizer tijdens de mis van de kerstnacht ombrengen. Michael zal in zijn plaats tot keizer gekroond worden. - Gryphius' thema is dat van Shakespeares koningsdrama's: strijd om de troon, intriges en hartstochten. De interpretatie van het werk levert nog altijd talloze problemen op. Wie is nu eigenlijk de held? Naar de opvatting van Walter Mawick is het Balbus, die de tirannie verdrijft.Ga naar voetnoot3 Inderdaad is herhaaldelijk sprake van Leo's misdaden, hij is zonder enige twijfel een tiran. Maar Gryphius was het tegendeel van een rebellerend ‘angry young man’, hij was geen revolutionair;Ga naar voetnoot4 zijn Carolus Stuardus, waarschijnlijk in | |
[pagina 236]
| |
hetzelfde jaar voltooid als zijn Leo Armenius verscheen, bewijst het overduidelijk. Bovendien hebben wij - als bij Shakespeare - het gevoel, dat met Balbus een nieuwe tiran de troon heeft bestegen en dat het drama met veranderde namen opnieuw zou kunnen beginnen, want Von Crambe, die Balbus op de troon helpt zoals deze indertijd Leo, staat reeds achter de coulissen te dringen om de nieuwe vorst te onttronen.Ga naar voetnoot1 Maar anderzijds ontbreekt het Leo, ondanks de vele sympathieke trekken die hij stellig ook heeft, aan de vereiste ethische hoedanigheden om als held beschouwd te worden. Henri Plard huldigt desondanks de opvatting dat Leo weliswaar tiran, maar tegelijkertijd martelaar is,Ga naar voetnoot2 een opvatting die echter nauwelijks bevredigt. Aanvaardbaar schijnt de oplossing van Erik Lunding: noch Leo, noch Balbus, maar het lot is de eigenlijke held.Ga naar voetnoot3 En Marian Szyrocki schijnt zich bij hem aan te sluiten: ‘Der Dichter verzichtet in der Tragödie bewußt auf den positiven Helden, da er in ihr den “sündigen” Mechanismus des Kampfes um Macht demonstrieren wollte.’Ga naar voetnoot4 Wij zouden het iets positiever willen stellen: als het stuk een held heeft, dan is het God. Het koor dat het eerste bedrijf besluit, eindigt met de woorden: ..............wer Gott in streit au ßtag't/
Wird asch/und staub/und dunst/und rauch/und wind.Ga naar voetnoot5
Dit geldt voor Leo, maar evenzeer voor Balbus. Daarmee verbonden vinden wij het grote thema van de Duitse dichter, de vanitas-gedachte. In het licht van de boven geschetste interpretatiemoeilijkheden is het zeker niet oninteressant te weten, hoe tijdgenoten het drama opgevat hebben. Een mogelijkheid daartoe biedt de bewerking van De Leeuw. In de opdracht lezen wij: ‘... dit werkstuk wijst aan hoe de gerechtigheit des Hemels de boosheit straft, de tiranny palen stelt, en de grootste Prinsen des werelts op- en afzet.’ Leo is in zijn ogen dus geen martelaar. Hij is de tiran, die zijn gerechte straf ondergaat. Michael is daarbij het werktuig, waarvan de Hemelse gerechtigheid zich bedient. Het eerste van de drie lofdichten die aan het stuk voorafgaan - Johannes Blasius is de maker - drukt deze gedachte als volgt uit: Een dapp'ren Veldtheer Michaël
Die hem eerst krachten had gegeeven,
Stiert hem al brullende ter hel,
En neempt hem schandelijck het leeven.
Soo straft den Heemel een Tyran
Als Leo met een straf hem waerdigh.
VVant straf kompt altijt aen de man
Als heerschappy is onrechtvaerdigh.
| |
[pagina 237]
| |
De Nederlandse bewerker stuurt derhalve aan op een stilering van de figuur van Michael Balbus. Wij zeiden reeds dat De Leeuw een aantal bekortingen en wijzigingen heeft aangebracht. Enkele daarvan lijken ons ingegeven door de behoefte aan een dergelijke stilering. Dat de zojuist geciteerde koorverzen van het eerste bedrijf bij hem ontbreken, behoeft niets te bewijzen, want De Leeuw laat de drie laatste strofen als geheel weg. Er is echter meer. Hij laat ook de tovenaarsscène weg, die op het toneel een prachtig effect gehad moet hebben (bij Gryphius: iv 25-160). Dergelijke scènes waren in die dagen bijzonder geliefd. Gryphius maakt evenals Hooft en Vondel (en het Jezuïtendrama) een dankbaar gebruik van spookverschijningen en van tovenaars, die in het halfduister griezelig-raadselachtige handelingen verrichten, daarbij hun duidelijkonduidelijke orakeltaal mompelend. De scène in Leo Armenius is wel geïnspireerd door Hoofts Geraerdt van Velzen.Ga naar voetnoot1 Welke reden mag De Leeuw gehad hebben, hiervan afstand te doen? De passage is lang, toegegeven, en de verzen zijn niet gemakkelijk te vertalen; de tendens lijkt ons echter de ware reden. De geest spreekt: Deß Keysers Thron zubricht/doch mehr durch list/alß stärcke/
Wo man kein blut vergeußt/geht man mit Mord zu wercke:
Der Kercker wird erhöht/wo euch nicht zweytracht schlegt:
Du: suche keinen Lohn/dir wird/was Leo trägt. (iv 134VV.)
De tovenaar besluit aldus: .................Was uns der Geist erkläret:
Sieht doppelsinnig aus. dir wird zu lohn bescheret
Was Leo trägt/Ja wol. was trägt er? Cron und Todt!
Ich fürchte daß man dich erdrück' in gleicher noth.
Ich habe die gefahr vorsetzlich dir verborgen:
Doch was der Abend nicht entdeckt/das lehrt der Morgen. (iv 155vv.)
De scène onthult weliswaar het slagen van het plan, maar meer nog, dat Michael - een der samenzweerders neemt zijn plaats in - hetzelfde lot zal ondergaan als Leo. - Stilerend gaat De Leeuw ook te werk, wanneer hij in het vijfde bedrijf niets weglaat, maar wel iets enigszins verandert. Michael spreekt hier (vs. 379): ‘Das Recht ist vor das Volck/auf Fürsten schleifft man degen.’ Theodosia, Leo's vrouw, keert deze gedachte onmiddellijk tegen hem (Vs. 380): ‘Die werden über dich zu letzt auch Urthel hegen./Besteig mit diesem wundsch den offt gesuchten Thron.’ De Leeuw geeft de dialoog als volgt weer: | |
[pagina 238]
| |
Mi.
Het recht is voor het volk op Vorste slijpt men zwaardā.
Th.
Wel! vreest die dan vry mee met dezen staf t'aanvaarden.
Betreedt dusdanig vry den lang-gezochten Troon. (bl. 70)
De voorspelling van de tovenaar wordt hier, tegen het eind van het stuk, door Theodosia nog eens met nadruk herhaald. De Leeuws weergave is - daarvan zijn wij overtuigd - met opzet veel zwakker van toon, aanknopend bij de reeds tevoren uitgesproken gedachte van de angst en vrees waarin een vorst gedoemd is te leven. Theodosia vervolgt met te zeggen dat zij de afgunst en de valse trouw van hovelingen uit eigen ervaring kent, en raadt Michael: ..................Erheb dich/wie du wilt:
Schlag/rase/tödt und stoß/weil deine stunde gilt.
Het onheilspellende ‘weil deine stunde gilt’ (ongeveer: zolang uw tijd gedoogt) ontbreekt bij De Leeuw ... Dit moge onze mening voldoende steunen, dat de Nederlandse bewerker welbewust een aantal wijzigingen heeft aangebracht die niet terug te brengen zijn op esthetische, toneeltechnische of vertaaltechnische bezwaren. De Leeuw heeft zich veeleer laten leiden door de gedachte dat Balbus duidelijker trekken van de eigenlijke held moest aannemen: hem ging het om Michael Balbus als de positieve held, die aan de tirannieke heerschappij van Leo een einde maakt, om de resolute en energieke veldheer tegenover de weifelende, door angstdromen en vizioenen gekwelde vorst. Begrijpelijk dan ook, dat hij in het eerste bedrijf de woorden weglaat, waarin Leo zichzelf als Michaels weldoener prijst, zich als de bedrogene voorstelt (bij Gryphius: i 145-170), eveneens de verzen waarin Michaels jaloezie jegens Leo al te duidelijk naar voren komt (bij Gryphius: i 291-303). - De complexiteit van Gryphius' gedachten is De Leeuw ontgaan of lag hem niet. De diepe problematiek van het dramatisch gebeuren, waarin menselijk vergrijp en goddelijk raadsbesluit zo ondoorzichtig zijn verweven, is Gryphius' onvervreemdbaar eigendom, misschien te ‘diep’, te ‘mystiek’, te nauw verbonden met het geestesleven van het Silezië van die tijd, om in de Nederlandse Gouden Eeuw te worden verstaanGa naar voetnoot1 - met uitzondering van Vondel. In diepte van gedachten kan slechts hij, de Prins onzer dichters, de grote Duitser evenaren. In zijn Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst lezen wij van de ondoorgrondelijkheid van de goddelijke wijsheid: Godts wijsheit, die het al wat leeft kan overtuigen,
Vermaent de wijsten zich en hun vernuft te buigen
Eerbiedigh onder haer, die steigert boven 't geen
Ons zinnen en verstant hier stapelen op een,
Onkundigh van den schat, die eeuwigh schuilt inwendigh
By Godt, in wijsheit en alweetenheit onendigh.
| |
[pagina 239]
| |
In deze oneindige wijsheid is ook de rol van het kwade vervat, een gesloten boek voor de eindige mens: In d'uitkomst wort doorgaends het wijs beleit geprezen.
Al valt dit boeck voor ons te doncker om te lezen;
Godts wijsheit springt te rugge, om grooter sprong te doen.
Zy mickt verkeert, en treft, daer 't niemant zou vermoên.Ga naar voetnoot1
Een vergelijking van Gryphius en Vondel is slechts vruchtbaar tegen de achtergrond van hun geestverwantschap, al gingen zij in hun dramatische kunst tenslotte gescheiden wegen. Overzien wij het waarlijk niet onbeduidende literaire leven van de 17e eeuw als geheel, dan rijzen toch beide giganten als eenzame toppen uit hun tijd op, eenzaam op de ongekende hoogte waartoe zij als dichter en denker gestegen zijn. Wat men Vondels ‘geheim’ genoemd heeft,Ga naar voetnoot2 wordt slechts gedeeld door de syndicus uit Glogau. ferdinand van ingen |
|