De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Raam. JanuariIn de Kroniek bespreekt Fons Sarneel ‘De vijanden’ van Hugo Claus, onder de titel De quadratuur van het zien .-Ichnaton door F.K.M. Mars legt verband tussen Marsmans gedicht van deze titel en Engelmans Amenophis IV. Februari In Nieuwe Boeken bespreekt John Landwehr Emblemata, Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts door Arthur Henkel en Albrecht Schöne; Jan H. Cartens recenseert de Bloemlezing uit het werk van Hieronymus van Alphen, verzorgd door P.J. Buijnsters. | |
Maatstaf. Januari/FebruariDit nummer is voornamelijk gewijd aan A.C.W. Staring en bevat bijdragen van P.J.H. Vermeeren, H.A. Wage, R.A. Cornets de Groot, alsmede een bloemlezing uit Starings poëzie ontleend aan de editie van Starings Gedichten in de Bibliotheek der Nederlandse Letteren, verzorgd door Jan de Vries (Amsterdam 1940). -R.A. Cornets de Groot herleest Nijhoffs Awater: Awater op dood spoor. | |
Streven. FebruariAls Nieuws in de Nederlandse literatuur brengt J. Groot o.m. onder de aandacht de dichtbundel van Chr. J. Geel, Uit de hoge boom geschreven, de verzameling aforismen Kort van A. Roland Holst, Andermans huid door A. Koolhaas, en de dissertatie van Evert de Jong, Herman Heijermans en de vernieuwing van het Europese drama. | |
Tirade. FebruariJ. de Kadt behandelt Wittgenstein in onze tijd / Wegen en dwaalwegen van een minifilosofie. | |
Levende Talen. Oktober 1967Bij het artikel van F. Balk-Smit Duyzentkunst in jaargang 1966 (zie NTg. lx, 143) naar aanleiding van de dissertatie van A. Kraak heeft laatstgenoemde een en ander recht te zetten: Controverses in de interpretatie van Chomsky's linguïstische theorie. - Boek- beoordelingen o.a.: P.C. Paardekooper, Beknopte ABN-syntaksis, tweede druk (A. Evers); W.P. Gerritsen, Die Wrake van Ragisel (P.J.H. Vermeeren); M.C. van den Toorn, Rhijnvis Feith, Julia (W. Blok); Hubert Michaël, Willem KIoos, zijn jeugd, zijn leven (F. Jansonius); Paul de Wispelaere, Met kritisch oog (W. Blok); R.A. Cornets de Groot, De chaos der volheid (P.H.S. Batelaan). December 1967 F. Jansonius zet zijn mening uiteen Over de vorming van de Neerlandicus: de taalbeheersing, in ruime zin genomen, dient daarbij een ruime plaats in te nemen. -C.M. Bolle heeft Het onderzoek naar de kindertaal op bescheiden schaal aangevat bij | |
[pagina 212]
| |
lagere-schoolkinderen van de tweede en de zesde klas. - F.L. Zwaan wil aan De predicatieve toevoeging een ruimer kader geven dan Van der Lubbe heeft gedaan. -C. Kostelijk beantwoordt de vraag Is in zijn al eens uit geweest? bevestigend wegens een door hem aangetroffen ‘in’ uit 1891. - Boekbeoordelingen o.a.: Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal, vierde druk (J. Schoon); G.J. Helmer, Den Gheestelijcken Nachtegael (N. Wijngaards); G.R.W. Dibbets, Abraham De Koning: Tragedi-Comedie over de Doodt van Henricus de Vierde (N. Wijngaards); Marcel Janssens, De schaduwloper (W. Blok). Januari 1968 F. Balk-Smit Duyzentkunst acht Het meewerkend voorwerp, d.w.z. de identificering daarvan met een bepaalde voorzetselconstructie, een grammaticale vergissing. | |
Taal en Tongval. XIX, Afl. 3-4Willem Pee herdenkt Herman Teirlinck, William Foerste en Wolfgang Steinitz. - E. Eylenbosch en E. Goossens hebben De wagenmaker in het Nederlandse taalgebied in kaart gebracht; zij vinden geen reden om in de drie voornaamste benamingen, wagenmaker, rademaker en stelmaker, iets anders dan de algemene beroepsnaam te zien. - J.P.A. Stroop staat stil Bij het verschijnen van een nieuw dialectwoordenboek, inleiding en aflevering 1 van het ‘Woordenboek van de Brabantse dialecten’. - Over de verklaring die S. De Vriendt geeft van Het aanwijzend voornaamwoord tees, is J.L. Pauwels blijkens een Naschrift niet helemaal voldaan. - In een artikel over Het fonologisch karakter van de Moresnetse sleep- en stoottoon gaat R. Jongen na, in welke posities de intonatiecorrelatie feitelijk oppositioneel functioneert en waar ze wordt geneutraliseerd of verzwakt. - P.J.A. Bakkes geeft voorbeelden van Verhollandsing van klanken en vormen in het Middenlimburgs uit de streek tussen Roermond en Echt. -V.F. Vanacker wijst Keriole als naam van een oogstfeest in Frans-Vlaanderen aan; hij herleidt het woord (mèt P. de Keyser VMVA 1965 (Zie NTg. lix, 216) op Kyrie eleison.-Willem Pée publiceert Aanvullingen en verbeteringen uit het exemplaar van de auteur bij Is. Teirlinck, Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. - Verder enige bladvullingen. -Boekbesprekingen o.a.: D. van der Haar, Gaellemuun en 'et Gaellemunegers (Jo Daan); A.P.M. Lafeber en L.B. Korstanje, Het dialect van Gouda (J.P.A. Stroop); A. Weijnen, Nederlandse dialectkunde, 2e druk (Jo Daan); A. Sassen, Dialektatlas van Groningen en Noord-Drente (R. Kuitert); H.M. Hermkens, Verzorgd Nederlands i (A. de Groot). | |
Driemaandelijkse bladen. XIX, Nr. 3-4K. Heeroma opent het dubbele nummer met een waarderend artikel In memoriam William Foerste. - Hij wijdt verder een studie aan Lambertus van Bolhuis (1741-1826) als 18de-eeuws Groninger dialectoloog. - H. Doedens publiceert nu de twee brieven die hij in het vorige nummer (NTg. lxi, 70) heeft ingeleid: De Breef van Hínte (1840) en De Breef van Jenne (1900). - K. Heeromaa kan in gronings Op roakeldeis ‘op goed geluk, op avontuur’ van roakel- een bevredigende etymologie geven, maar -deis blijft duister. - Dezelfde auteur ziet in het door Dr. D. van der Haar beschreven Genemuidens overeenstemmingen met het Urks. - H. Entjes denkt Over het ontstaan van Vriezenveen anders dan D. Hoek, die het in de vorige jaargang (zie NTg. lx, 142) niet vroeger dan de 14e eeuw wilde plaatsen; het betoog van E. zal in het volgende nummer worden voortgezet. | |
[pagina 213]
| |
Onze Taal. XXXVII, Nr. 2In een vorig nummer heeft R. Emmerman moest ‘zou, mocht’ (‘moest de aarde niet draaien’) verdedigd als ‘algemeen vlaams’ (zie NTg. lxi, 140); daartegen komen in dit nummer een groot aantal Vlamingen op met brieven, waarin op verschillende wijzen misvattingen omtrent ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’ worden rechtgezet. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXI (1968), No. 1Het nummer opent met een korte herdenking van Julien Kuypers 1892-1967. - Erik van Ruysbeek vraagt aandacht voor twee jonge dichters, namelijk Annie Reniers (‘Het Ogenblik’ en ‘Gelijktijdigheid’) en Dirk Christiaens (‘Atoll’), bij wie hij ‘iets meen(t) te bespeuren als een klimaatwisseling en een belofte voor mogelijke latere ontwikkelingen’ (Vernieuwing in onze poëzie?). - Dina van Berlaer-Hellemans schrijft over Synthese en ironie in de poëzie van Richard Minne. | |
De Vlaamse Gids. FebruariJan Schepens schrijft over Maurits Sabbe. | |
Spiegel der Letteren. VIII, Nr. 3De aflevering opent met een In memoriam Professor Dr. Herman Uyttersprot .-H. van Gorp handelt over de ‘Traditionele’ en ‘moderne’ roman. - R. van dèn Broeck levert een beschouwing over De paradoxen van het vertalen. - In Margine bevat: C.W. van de Watering, Huygens ordelijk overhoop (n.a.v. Ontwaeck. Aen Sterre); W. Drop, ‘Historie’ en verbeelding met een Naschrift van G. Knuvelder. - De rubriek Boekbeoordelingen bevat: L. Roose over Jaarboek ‘De Fonteine’ 1967, XVII; O. Dambre over de Bloemlezing uit Johannes Stalpart van der Wiele, ed. M.C.A. van der Heijden; L. Rens over Leonard Forster, Die Niederlande und die Anfänge der Barocklyrik in Deutschland; C. Huygens, Voorhout, Kostelick Mal en Oogentroost, ed. J. van Vloten e.a., herz. Door J. Karsemeijer; P.C. Hooft, Warenar, ed. J. Bergsma, herz. door C.A. Zaalberg; Bloemlezing uit de Brieven van P.C. Hooft......, ed. H.W. van Tricht, S. Coster, Boere-klucht, ed. F.A. Stoett, herz. door N.C.H. Wijngaards; Vondels Jeptha of Offerbelofte, ed. A.J. de Jong, herz. door N.C.H. Wijngaards; C.M. Geerars over H. Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla, ed. G.W. Huygens; L. Gillet over M. Emants, Godenschemering, ed. M.C. van den Toorn; M. Janssens over Martien J.C. de Jong, Twintig poëziekritieken; M. Janssens over C. de Deugd, From Religion to Criticism/Notes on the Growth of the Aesthetic Consciousness in Greece; H. van Gorp over Ruth J. Kilchenmann, Die Kurzgeschichte en W. Gobbers over Kees Fens, Loodlijnen. | |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. xliii, Nr. 3-4J.A. Huisman kan met enige waarschijnlijkheid Italiaanse plaatsnamen in Nederland aanwijzen. - H. Buitenhuis verwelkomt een lijst van nederlandse straat- en wegnamen als Een belangrijke aanwinst. - Erhard Barth beziet Archäologie und Siedlungsgeschichte als Hilfsmittel der Namenforschung. - B.J. Hekket komt na A reconsideraiion of the etymologies of Daventry and Deventer voor beide tot een etymologische verklaring ‘dead tree’. - J.B. van Loon behandelt etymologisch Twee Westbrabantse riviernamen: het uitvoerigst de Weerijs en kort de Gampel. - A.P. de Bont vervolgt zijn Noord | |
[pagina 214]
| |
brabantse etymologieën met Het toponiem Wintelree, oudere vorm Winterle: hij wil in het eerste lid de naam van het jaargetijde zien. - M. Gysseling draagt een artikel bij over Het aanwijzend voornaamwoord gene bij toponiemen. - H.J. van de Wijer, Over geografische benamingen op internationaal plan, beschrijft de orthografische toestand van aardrijkskundige namen bij verschillende instanties in België. - Onder de titel De representativiteit en interpretatie van naamkundige gegevens voor het onderzoek van de spreiding der familienamen brengt H. Buitenhuis bezwaren in tegen de werkwijze van G. Dujardin (Nr. 1-2: zie NTg. LXI, 71); hij acht telefoonboeken geen betrouwbare bron en ook de kartering van Dujardin niet bevredigend; G. Dujardin reageert daarop met Nog eens: Mertens en de waarde van telefoongidsen voor het geografisch onderzoek van familienamen, en J. Goossens met Over de representativiteit van telefoongidsen en karteringstechnieken bij hei geografisch onderzoek van familienamen. | |
Ons Geestelijk Erf. Afl. 4B. Spaapen vervolgt De autobiografie van Alijt Bake (III) en publiceert tevens van haar De brief uit de ballingschap. - A. Ampe behandelt Kleine tractaten van de schrijfster der Peerle .I. Het Hofken van Devocien. - In de Boekbesprekingen wordt door B.S.o.m. aandacht geschonken aan het Lexikon der Marienkunde, ed. K. Algermissen, de Forschungen zum Neuplatonismus door Willy Theiler, terwijl A.A. o.m. recenseert Hildegart von Bingen, Briefwechsel,ed. Adelgundis Führkötter, Geert Grootes tractaat Contra turrim traiectensem teruggevonden, ed. R.R. Post, en de studie van Ehrard Dorn, Der sündige Heilige in der Legende des Mittelalters; J.A. wijst op het onmisbare referentiewerk van E. Frascadore & H. Ooms, Bibliografia delle Bibliografie Francescane. | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVI (1967), Nr 6Rob Antonissen levert een artikel over De hedendaagse en de jongste Zuidafrikaanse letterkunde. - Onder de titel Hoogtepunten in de uitgave van middeleeuwse handschriften 1 wordt een uitvoerig prospectus afgedrukt van een reeks Middeleeuwse handschriften uit de Nederlanden in facsimile, die in 1968 bij een uitgeverij in Kopenhagen zal beginnen te verschijnen. - P.M.S. De Laere O.P., Over de Vitae van Beatrijs van Nazareth, geeft een overzicht van de bewerkingen van Beatrijs' levensboek. - Karel Wouters verslaat het derde colloquium van docenten in Nederlands aan buitenlandse universiteiten: Nederlands buitengaats. - R. Roothaer verdedigt in Nogmaals vertalen als toegepaste taalwetenschap de bruikbaarheid van de vertaalmachine tegen de bedenkingen van P. Hendrickx in een vorige aflevering (zie NTg. lxi, 143). | |
Ons Erfdeel. XI, Nr. 3M. van Haegendoren bepleit, in het Nederlands en in het Frans, De volledige overheveling van de franstalige afdeling van de katholieke universiteit van Leuven naar het hart van Wallonië. - R. Breugelmans, van de universiteit van Calgary, Canada, schrijft over Integratie, taal- en kultuUrbewustzijn bij de Nederlands-Vlaamse etnische groep in Kanada. - André Vanheede behandelt onder Problematiek van de Nederlands-Franse taal-grens in West-Vlaanderen de gemeente Komen. - Rob. Antonissen schetst de positie van De Zuidafrikaanse student-in-de-letteren tegenover de Nederlandse letterkunde. -R. Debevere brengt zijn voorlaatste artikel over sta Middelnederlands getijdenboek gevonden te Belle in Frans-Vlaanderen. - Als ‘Vergeten uithoeken’ van het Nederlandse | |
[pagina 215]
| |
taalgebied vraagt Luis H. Daal aandacht voor De Nederlandse Antillen en Suriname. - Jozef Deleu en Jan Deloof vervolgen de Proeve van bibliografie met Het Nederlandstalige boek in vertaling, voornamelijk over het jaar 1966, met een voorlopige lijst van in 1967 verschenen vertalingen. - Verder een aantal andere artikels, de gebruikelijke rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen, en, over de aflevering verspreid, gedichten van Hadewijch, Den Brabander, Achterberg, Bernlef, Rodenko, Coole en Andreus, met vertalingen in een of meer westeuropese talen. | |
Nu Nog. XVI, Nr. 1Van Mgr. Em. Jos De Smedt, bisschop van Brugge, is afgedrukt een Pleidooi voor keurig Nederlands. - J. Leenen heeft Het hijkoespook verjaagd, d.w.z. de Vlamingen de geruststellende verzekering gegeven dat ze niet verplicht zijn op ‘hollandse’ wijze de koe voornaamwoordelijk met hij te behandelen. - Op de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies volgt een dergelijke: Lezers schrijven ons...... - Boekbeoordeling: C. Vrancken, Spraakkunstige documentatie voor de leerkracht, door J.V(erhasselt). | |
Us Wurk (Mededelingen van het Fries Instituut aan de Rijksuniversiteit te Groningen). XV (1966), Nr. 4R. van de Velde geeft onder de titel Transformatie en idiosynchronie ‘kanttekeningen bij de transformationeel-generatieve metode en haar toepasbaarheid op de Oudfriese “phrase structure grammar”’: hij staat tegenover de taaltheorie van Chomsky geenszins volkomen afwijzend, maar ontwikkelt toch praktische en methodologische bezwaren ertegen. - Tony Feitsma maakt Un metodologyske ópmerking (friese spelling volgens voorstellen van juli 1966) over De partysypaasje yn de fryske fonology: interferenties van ‘dialectische’ en ‘standaardfriese’ (of nederlandse) fonemen. XVI (1967), Nr. 1-2 Tony Feitsma tracht in een artikel Gysbert Japiks tusken frysk en nederlônsk (spelling zie hierboven) devraagte beantwoorden, hoe Gysbert Japiks, van wie ook nederlandse gedichten bekend zijn, in een vrijwel integraal Nederlands schrijvend cultureel milieu, ertoe gekomen is, het Fries als literaire taal te gebruiken. Nr. 3-4 Deze dubbele aflevering bevat enige artikels van G.N. Visser over o.a. nederlandse invloeden op of navolgingen van Gysbert Japiks. - Arne Spenter levert een bijdrage Zur Distribution der Phoneme, nl. consonantgroepen, der Schiermonnikooger Mundart. | |
Standpunte. Jrg. XXI, Nr. 2 (Dec. 1967)Rena Pretorius maakte Aantekeninge bij Van Wyk Louw se Hongarye: November 1956. - André P. Brink geeft, na in een vorige aflevering de poëzie van Breyten Breytenbach besproken te hebben, een beschouwing van diens proza. - H. van Eetveldt behandelt Aspekte van die rymvariant in ‘Mériba’ van Opperman. - E. Lindenberg en P.D. van der Walt bespreken Drie nuwe boeke, namelijk ‘Die huis van die dowe’ en ‘Die ysterkoei moet sweet’ van Breyten Breytenbach en ‘18-44’ van Etienne Lereux. | |
Volkskunde. LXVIII, Nr. 3-4Stefaan Top geeft blijkens zijn artikel Methodes bij het sagenonderzoek: theorie en | |
[pagina 216]
| |
praktijk de voorkeur aan het directe onderzoek, maar ontkent niet het belang van de indirecte enquête als aanvulling en controle. - Het verslag over de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlands taalgebied wordt voortgezet met de streek Tussen Schelde en Dender, die bewerkt is door Paul Henderickx. - A. Tireliren schrijft een kort artikel over De bijen in het volksleven, dat o.a. veel staaltjes van volksgeneeskunde bevat. - Verder de rubrieken Kleine Mededelingen en Kroniek, en een groot aantal boekbesprekingen, merendeels van P.J.M(eertens), die ook in de twee vorige rubrieken besprekingen in artikelvorm hoeeft geleverd; onder de ‘gewone’ boekbesprekingen is er een van Lafeber/Korstanje, Het dialect van Gouda. | |
Neerlands Volksleven. XVII, Nr. 4De aflevering is getiteld ‘Funktie van het volkslied’, het onderwerp van de jongste Volkskundedag, en de twee op die dag gehouden referaten zijn erin afgedrukt: De funktie van het Nederlandse volks- en gezelschapslied: vroeger - en nu van Marie Veldhuyzen, en Enkele funkties van het zingen in het nabije verleden van Ate Doornbosch, die ook Vijf notities uit de volksmond heeft bijgedragen. - Andere artikels sluiten daar min of meer bij aan, zoals Een turfmakerslied uit de 19de eeuw en Een Fries vioolboek van omstreeks 1820 afkomstig uit Oosterzee, beide van S.J. van der Molen. - Als het begrip ‘lied’ wat ruim genomen wordt als ‘rijm’, kunnen onder het onderwerp ook vallen de bijdrage van C.A. van Swigchem, Haat en nijd in gevelopschriften en die van L. Verhoeff, Berijmde volkshumor uit de Hoeksche Waard. - Verder vermelden we nog een artikel over Bouwsignaturen van Frans van Geldorp, en een opstel van Tj. W.R. de Haan, dat men in deze omgeving niet zou verwachten, Ter Haar ‘hertaalde’ Hoogvliet, waarin de auteur aantoont dat de wijzigingen die Ter Haar heeft aangebracht in zijn uitgave van Hoogvliets ‘Abraham de Aartsvader’, lang niet allemaal verbeteringen zijn. - Een groot aantal kleinere bijdragen in de gevarieerde aflevering moet uit overwegingen van plaatsruimte onvermeld blijven. | |
Neophilologus. LII, Nr. 1Onder de ‘Reviews’ een waarderende bespreking van A.L.Sötemann, De structuur van ‘Max Havelaar’, door Enno Endt. | |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXXIV, Heft 3/4 (Dec. 1967)V.F. Vanacker bespreekt J. Goossens, Die niederländische Strukturgeographie und die ‘Reeks Nederlandse Dialectatlassen’. - Verder is opgenomen een Klaas Fokkema in memoriam door K. Heeroma. | |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel. Jrg. 10 (1967/8), Nr. 1-2R. Willemyns oordeelt zeer gunstig over S.F.L. de Vriendt's Sterke werkwoorden en sterke werkwoordsvormen in de 16de eeuw. | |
The Modern Language Review. Vol. 63, Nr. 1 (Jan. 1968)F.E.F. Jolles beoordeelt Albert Verwey und Stefan George / Zu Verweys hundertstem Geburtstag van Rudolf Pannwitz. |
|