Wolff-Deken en Van Deyssel
In mijn opstel Hildebrands schuld aan Wolff en Deken (Nieuwe Taalgids 1957, p. 75-78) meende ik in Tante de Harde's geliefde verwijzing naar ‘Betje van hiernaast’ te worden herinnerd aan een voor mij op dat ogenblik onlocaliseer- en onpreciseerbare passage in het satyrisch jeugdproza van Van Deyssel. Die ‘echo’ - terecht of ten onrechte aldus genoemd - bestond inderdaad, en doet zich voor in het opstel ‘Lidewyde’: ‘En, 't was wáar, men moest nog-al een hoogen trap van erudite opvoeding en wél-opgevoede eruditie bereikt hebben om hem heelen-al goed te kunnen volgen, den roman van Huet, hij was lang niet voor Jan-en-alleman geschreven en ook niet voor Jan van hiernaast, die roman ...’ (Verz. Opstellen I1, p. 154, I2 p. 134). (cursivering van mij).
f. jansonius