| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Raam' November-December 1967
Lieven Rens, Vondel tussen hemel en aarde, verdedigt K.L. Johannessen, ‘Zwischen Himmel und Erde’, tegen de kritiek die W.A.P. Smit op dit werk geleverd heeft en tracht daarmee een middenpositie in te nemen tussen de opvattingen die Smit en Johannessen ten aanzien van Vondel-dramaticus koesteren. - Hugo Bousset geeft in Elias, een nachtegalenroman een visie op de in 1967 licht gewijzigde herdruk van de in 1965 gereviseerde roman van M. Gilliams, Elias of het gevecht met de nachtegalen (1936). - In de rubriek Correspondentie wordt door J.J.M. Westenbroek en B.F. van Vlierden gepolemiseerd met als inzet Gezelle, en vooral diens homo-erotische gevoelens, in respectievelijk Don Quichot op zijn kop en Gezellige kroniek. - J. Geevers bespreekt in de rubriek Nieuwe Boeken als Twee boeken voor de prijs van een, de roman van S. Vestdijk ‘De huisbewaarder’.
| |
Forum der Letteren. VIII, Nr. 3-4 (Augustus-November 1967)
J.J. Mooij betoogt, met soms overtuigende voorbeelden, dat aan De rol van het schrift in de poëzie (waarbij hij onder ‘schrift’ ook ‘druk’ verstaat), het visuele aspect van het lezen, in de literaire theorie ten onrechte niet de waarde wordt gehecht die het verdient naast het auditieve van de voordracht; het betoog wint aan belang doordat opzichtige typografische zonderlingheden van sommige modernisten niet in de beschouwing worden betrokken. - Gabriël Nuchelmans beziet Taaldaden, taaluitingen naar hun semantische of modale inhoud, uit het oogpunt van de filosoof. - E.M. Uhlenbeck levert een uitvoerige bespreking van Betekenis en Betekenisstructuur/Nagelaten geschriften van Prof. Dr. A.W. de Groot, verzorgd door mevr. G.F. Bos en F. (lees: H.) Roose.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXIII, Afl. 4
F. Lulofs heeft Over het gebruik van du in de Reynaerd een andere opvatting dan de meeste Reinaertfilologen. - Leonard Forster deelt Iets mede over Nederlandse Renaissancelyriek vóór Heinsius en Hooft, waarbij hij veelal het sonnet, typische Renaissancevorm, als criterium hanteert. - F.R. Noske brengt Nogmaals Hoofts muzikaal woordenspel in discussie, ter weerlegging van de interpretatie van W.J.H. Caron in afl. 2 (zie NTg. lx, 357). - Boekbeoordelingen: C. Blokland, Willem Sluiter (P.J. Meertens); G.R.W. Dibbets, Abraham de Koning, Tragedi-Comedie over de doodt van Henricus de Vierde (C. Kruyskamp); Jacob Smit, Driemaal Huygens (C.A. Zaalberg); A.J. Persijn, Wessel Gansfort, De oratione dominica in een Dietse bewerking (G.I. Lieftinck). - C.K(ruyskamp) maakt onder de titel Marnix' psalmen herdrukt ‘alleen als curiositeit’ melding van de NTg. lx, 425 vlg. besproken uitgave.
| |
Onze Taal. XXXVI, Nr. 11
Het nummer bevat een aanzienlijk aantal korte stukjes, waaronder een van C. Kruyskamp, die op de vraag De of het ontwerp-wet? een even stellig antwoord geeft als hij NTg. lv, 24 vlg. gedaan heeft, en een van de Vlaming R. Emmerman, die zich het vlaamse Moesten (‘moest de aarde niet draaien’) niet wil laten ontnemen.
| |
| |
| |
Nr. 12
Een redactioneel artikel geeft twee voorbeelden van Werken aan de taal door technici, die willen komen tot een bruikbare nederlandse vakterminologie. - Verder o.a. een artikel van J. Hoogteijling, getiteld Leestekens en de spelling.
| |
De Vlaamse Gids. September-Oktober 1967
Het eerste gedeelte van deze aflevering is besteed aan De negentiende Dagen van de Vlaamse Gids, gehouden te Oostduinkerke op 13, 14 en 15 mei 1967.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Oktober 1967
Lieve Scheer bespreekt de nieuwe bundel van A. Koolhaas, Vleugels voor een rat.
December 1967
Hugo Brems schrijft over Het lichaam als bestaanswijze en als uitdrukkingsmiddel in de experimentele poëzie. - Van de hand van Albert Westerlinck is er een Julien Kuypers ging heen ... - Lieve Scheer behandelt in de Kroniek Jacques Hamelink, een jonge meester; Lode Roose geeft aan wat er is verschenen op het gebied van Het oude Nederlandse lied - Studies en tekstuitgaven.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXIII, Nr. 6
Voorop gaan twee korte artikels In Memorism C.H. Uyttersprot, van R. Derolez en Luc Wenseleers. - Onder ‘Kronieken’ bespreekt L. Gillet de dissertatie van Dr. A.L. Sötemann (zie NTg. lx, 230 vlgg.): Max Havelaar structureel benaderd.
[Erratum. Op drie plaatsen in de tijdschriftenrubriek, NTg. lvii, 351, lviii, 286; en lx, 286, is het Tijdschrift voor Levende Talen betiteld als Tijdschrift voor Taal en Letteren. Die rare fout is in jrg. lx nog enigermate hersteld in de jaarinhoudsopgave.]
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1967, Afl. 5-6-7-8
K. Heeroma demonstreert Het leven van een tekst aan zijn interpretatie van het lied van ‘Aloeette’. - Het grootste deel van het vierdubbele nummer (blz. 165-306) wordt in beslag genomen door een belangrijk werk van Stephanus G. Axters, O.P., Inleiding tot een geschiedenis van de mystiek in de Nederlanden, dat begint met een uitvoerige bibliografie (blz. 170-181) en ingedeeld is in acht hoofdstukken; een ‘aanhangsel’ legt enige vragen voor aan het voortgezet onderzoek. - J.L. Pauwels draagt een artikel bij over Universitaire terminologie in België, en stelt enige verbeteringen daarin voor. - W. Waterschoot geeft Een inleiding tot de bibliografie der ‘Poeticsche Werken’ van Jonker Jan van der Noot. - Aan het slot komt het rapport van de ‘bastaardwoordencommissie’ aan de orde. Op een door de Academie aangenomen Motie van afkeuring volgen enige ernstige Bedenkingen bij het rapport van A. van Loey, en een Commentaar en kritiek bij het rapport van J.L. Pauwels, die op sommige punten waardering ervoor, maar ook grote bezwaren ertegen heeft.
| |
Leuvense Bijdragen. LVI, Afl. 3
Winfried Woesler betoogt in een artikel Heinrich von Veldeke/Der Prolog des ‘Servatius’, dat Frings en Gabriele Schieb op onvoldoende gronden de verzen 35-140 van de proloog als geïnterpoleerd beschouwen.
| |
| |
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVI (1967).
Na een lange pauze ontvingen wij van dit tijdschrift vijf afleveringen tegelijk. Uit de inhoud van vier daarvan kan hier iets kort vermeld worden.
Nr. 1
Leo Delfos besluit zijn Slotwoord over Veldeke's taal: zie NTg. lx, 143.
Nr. 2
L.K. Engels behandelt Automering en mathematisering uit een linguïstisch oogpunt. - R. Roothaer sluit daar enigszins bij aan in het slot van zijn artikel Vertalen: toegepaste wetenschap, waar hij de mogelijkheden van het automatisch vertalen bespreekt. - Voor Peter H. Velde is Hoffmann von Fallerslebens voorkeur voor Vlaanderen boven Holland duidelijk.
Nr. 3
M. Janssens geeft de tekst van een congreslezing: Inleiding tot de wetenschappelijke problematiek van de literaire kritiek.
Nr. 4
P. Hendrickx toont zich in een artikel Het mechanisme van het vertalen en vertaalmechanismen skeptischer dan R. Roothaer in nr. 2 over de mogelijkheden van automatisch vertalen.
| |
Nova et Vetera. XLV, Nr. 2
Marcel Janssens schenkt aandacht aan De ouverture tot de ‘Max Havelaar’, te weten het ‘Onuitgegeven Toneelspel’ over Lothario en Barbertje. - A. van Heeswijck geeft een analyse van Joost van den Vondel, Uitvaart van Maria van den Vondel.
| |
Nu Nog. XV, Nr. 6
Hierin o.a. de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies en een nuttige Klapper op de jaargangen 1960-1967.
| |
Ons Erfdeel. XI, Nr. 2
Kees Fens behandelt Het werk van S. Carmiggelt; vier van diens stukjes volgen, met franse vertaling van Maddy Buysse. - W. Thys werpt Een terugblik op het ‘derde colloquium neerlandicum’, het derde colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten; de door dat colloquium aangenomen Resoluties zijn afgedrukt; Jozef Deleu laat Enkele kritische aantekeningen volgen. - James Brockway, die ‘Een dagje naar het strand’ van Heere Heeresma in het Engels vertaald heeft, beschrijft Genesis, Placing and Critical Reception in the British Press van die vertaling. - M. van Haegendoren zet De Vlaamse Beweging nu! voort met De vervlaamsing van het zakenleven; de franse tekst naast de nederlandse is van Urbain Dewaele. - Antal Sivirsky schrijft, naar aanleiding van een bloemlezing, over Nederlandse poëzie in Hongarije. - Dieter Stellmacher beschrijft geschiedenis en huidige situatie van De afdeling Nederlands aan de Karl-Marx-Universiteit, Leipzig. - Jozef Deleu heeft hoge waardering voor de vertalingen van Maurice Carême in het tweede deel van de NTg. lxi, 62 vlg. besproken tweetalige bloemlezing (Traduire avec son coeur); hij geeft een aantal proeven daarvan. - Blijkens een artikel van Josef Kempen is Het Nederlands ook nu nog kerktaal in enkele Oudgereformeerde gemeentes in Duitsland. - Verder enige andere
| |
| |
artikels, en de gewone rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen.
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. VII, Nr. 3
T.H. le Roux wijst op 'n Kenmerkende Ooreenkoms tussen Afrikaans en die Nederlandse Volkstaal, 'n Afwijking van die Nederlandse Algemeen-Beskaaf, nl. het niet voorkomen aan het woordeinde van spirant plus occlusief (fees/feest) en occlusief plus occlusief (naak/naakt), een verschijnsel dat in verscheiden nederlandse dialecten sporadisch op te merken is [althans bij spirant of occlusief plus t. Ref.]. - M. Valkhoff geeft onder de titel Afrikaans, Portugees en Kreools een Repliek aan H.J.J.M. van der Merwe, die in een vorige aflevering een scherp afwijzende kritiek (zie NTg. lx, 287 vlg.) geleverd heeft van het boek van Valkhoff dat NTg. lx, 199 vlg. besproken is; Van der Merwe laat erop volgen Enkele Opmerkinge oor M. Valkhoff se Repliek. - P.J. Nienaber heeft de Bronnegids by die Studie van die Afrikaanse Taal en Letterkunde 1966 verzorgd.
| |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XXIII, Afl. 1-2 (Jan.-April 1967)
H.J. Lubbe bespreekt Op jou laaste wees en soortgelijke uitdrukkingen, waarvan er verscheidene ook in Nederland gangbaar zijn. Dezelfde auteur maakt in een afzonderlijk opstel Opmerkings n.a.v. hy is bokveld toe (d.i. ‘hij is overleden’), een uitdrukking die zijns inziens van nederlandse herkomst is.
| |
Standpunte, XXI, Nr. 1 (Oktober 1967)
Rina Pauw wijst Enkele patroonmatighede in Boerneef se verse aan. - André P. Brink wijdt een artikel aan het dichtwerk van B. Breytenbach (Blomme vir Boeddha). - R. Schutte kondigt Twee prosawerke aan, ‘Dorp in die Klein Karoo’ van A.H. de Vries en ‘Dans makaber’ van Anna-Louize Heiberg. - L.C. Eksteen vervolgt zijn artikel over The diachronics of Afrikaans (II) en handhaaft zijn ongunstig oordeel over M. Valkhoff's ‘Studies in Portuguese and Creole’.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXXIV, Heft 2 (Juni 1967)
A. Weijnen en A. Hagen delen een en ander mee over Der ‘Internationale comparative atlas’ (ICA), een taalatlas die het grootste gedeelte van Europa zal bestrijken, met het westelijk Germaans en het noordelijk Romaans als kern. Het atlasplan gaat uit van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde, ressorterend onder de nijmeegse universiteit. Bij de kaarten zal ook commentaar worden gegeven.
|
|