De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |||||||||
Betekenis en functie van als wanneerIn NTg. 60 (1967), blz. 30-32, heeft Van den Berg een interpretatie gegeven van de konjunktie, c.q. zinsverbindende woordkombinatie als wanneer, die afwijkt van de mijne, zoals ik die heb gegeven in mijn artikel Syntaktische verschijnselen in de taal van Antoni van Leeuwenhoek (TNTL 71, 1965, i.h.b. blz. 167/8). Ik heb daar geschreven, dat als wanneer fungeert als één konjunktie, waarin de verklarende of kausale betekenis van als meestal zozeer verzwakt is, dat ik het met het WNT ii, 263, ‘een bloot expletief’ heb genoemd. Als wanneer voegt twee zinnen samen in een verband van tijd of omstandigheid. Daarnaast heb ik het geval onderscheiden, waarin de kausale betekenis van als nog wel aanwezig schijnt en a.w. kan worden weergegeven met ‘omdat dan’. Van den Berg daarentegen meent, dat in alle door hem behandelde gevallen, nl. 4 van mijn citaten uit Leeuwenhoek en enkele uit het WNT, ‘als zijn identiteit als voegwoord van vergelijking of hoedanigheid’ behoudt. Het lijkt mij gewenst zijn betoog op vier punten nader te bezien:
1. Mijn eerste citaat uit L. luidt: ‘dierhalven nam ik voorGa naar voetnoot1 dese Pokken een weynig te kooken, als wanneer die zoo hard waren, dat die niet in een stremden’ (4e VervolgGa naar voetnoot2, p. 718). Van den Berg meent, dat de woordgroep als ...stremden primair verband houdt met de kwalifikatie een weynig. ‘Door het koken’, zegt hij verder, ‘moeten de pokken niet in zodanige toestand geraken, dat ze verharden tot een stremsel, want dan zou Leeuwenhoek ze niet op de door hem gewenste wijze kunnen bestuderen. Daarom moeten ze “een weynig” gekookt worden, een mate van koken waarbij ze niet tot een stremsel verharden.’ Deze interpretatie is helaas in strijd met de feiten. Van den Berg is er het slachtoffer van geworden, dat ik maar een stuk van de zin nodig had en geciteerd heb. Misschien heeft hij niet de gehele passus over de pokken doorgelezen, of anders heeft een gebrek aan vertrouwdheid met L.'s schrijftrant of stof hem parten gespeeld. De situatie is de volgende: L. bekijkt de pokken van de mossel en ziet dat die zijn ‘versien met een Eyer-nest, dat uyt een groote meenigte van Eyeren bestaat, die ook met de minste wegdroogende vogt, zoo ongeschikt in malkanderen krimpen, dat men gans geen bescheyt daar van komt te sien’ (t.a.p.). Dit inkrimpen bij de geringste uitdroging - de altijd aanwezige bedreiging van L.'s preparaten - is de ineenstremming waarvan in het citaat sprake | |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
is.Ga naar voetnoot1 Als L. die eitjes wil laten tekenen, moet hij ze voor het mikroskoop zetten, maar dan drogen ze uit. Daarom gaat hij ze koken en na een tussenalinea over de ‘pokvisjens’ zelf vervolgt hij: ‘Ik heb hier vooren geseyt, dat de Eyeren van dese Pok-Visjens, zoo onstark ofte zagt waren, dat deselvige door de wegwasemende vogt, zoo in een droogden, dat die dan niet te bekennen waren, dierhalven nam ik voor dese Pokken een weynig te kooken, als wanneer die zoo hard waren, dat die niet in een stremden, maar yder haar figuur zoo waren behoudende, dat den Teykenaar deselvige zoo distinct heeft konnen sien, als die hier geteykent zyn, en hier in figuur 7. met GHI. werden aangewesen.’ Het door mij gekursiveerde die slaat op de eitjes, niet op de pokken, zoals Van den Berg meende. Dat was in het korte citaat dat ik in TNTL heb gegeven niet te zien, maar in de kontekst wel. En voorzover er aan de bedoeling van die nog twijfel mocht bestaan, wordt deze volledig opgeheven 1e. door de verwijzing naar de figuur, die niet het pokvisje vertoont, maar een aantal eitjes op een kluitje, en 2e. door het vervolg van de tekst, waarvoor ik de belangstellende lezer naar de bron verwijs. Nu hecht Van den Berg veel gewicht aan de kwalifikatie ‘een weynig (te kooken)’ en dat zou hij kunnen blijven doen, ook als die op de eitjes slaat en niet op de pokken. Het belang van ‘een weynig’ blijkt echter aanmerkelijk geringer te zijn, als het gevaar niet ligt in een te lang koken - en daar zegt L. niets van - maar in helemaal niet koken. ‘Een weynig’ betekent niets anders dan het onnauwkeurige ‘een beetje’; ‘ik besloot ze een beetje te koken, dan zouden ze niet uitdrogen’. Als L. werkelijk een duidelijk begrenzende kwalifikatie had bedoeld, zou hij geschreven hebben soodanig of soo lang. In die dingen was hij nauwkeurig. De konklusie is dus, dat Van den Bergs interpretatie op twee punten onjuist genoemd moet worden.
2. De interpretatie van ‘een weynig’ heeft een niet geringe invloed gehad op Van den Bergs gedachtengang. Hij ziet ‘een weynig te kooken’ als een duidelijk gekwalificeerde handeling en vervolgt zijn betoog met: ‘Het deel wanneer die zoo hard waren, dat die niet in een stremden houdt zelf een hoedanigheid in, die door middel van het voegwoord als met een weynig verband houdt, en wel zo, dat op die manier de hoedanigheid een weynig gelijkgesteld wordt met de hoedanigheid die in wanneer ... stremden onder woorden wordt gebracht.’ De splitsing van de groep met a.w. in als + een groep met wanneer en het gebruik van de term ‘gelijkgesteld met’ wijzen erop, dat Van den Berg aan een vergelijking denkt. Ik kan hem daarin onmogelijk volgen. We kunnen toch niet zeggen: het koken is evenGa naar voetnoot2 weinig als een bepaalde hardheid? Toch houdt ‘gelijkgesteld met’ dit in. Een dergelijke uitspraak mogen we L. niet toedichten; de vergelijking is even absurd als bijv.: ik loop even hard als ik oud ben. Er is in L.'s zin dan ook geen sprake van een vergelijking. Er wordt alleen gezegd, | |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
dat ‘een beetje’ koken een bepaalde hardheid ten gevolge heeft. Bij de verdere parafrazering is Van den Berg - hoe kan het ook anders! - eveneens op het verband van oorzaak en gevolg te land gekomen, want hij zegt: ‘Door het koken moeten de pokken niet in zodanige toestand geraken, dat ze verharden tot een stremsel.’Ga naar voetnoot1 L. heeft dit verband niet uitgedrukt - tenzij in als ook hier nog een kausale betekenis aanwezig is, waarover hieronder nader - en volstaan met het aangeven van de opeenvolging in de tijd. De konditionering van het koken was niet van zoveel belang en voor het overige sprak de zaak vanzelf: als hij die eitjes wat kookte werden ze stijver en kon hij er wat mee beginnen. Dat als wanneer een tijdsverband aangeeft, is m.i. overduidelijk in twee van de door Van den Berg besproken citaten uit het WNT. Hier kan ik met zijn interpretatie instemmen. In de zin: ‘Zoo duurde het voort tot omtrent 1085, als wanneer eindelijk graaf Boudewijn van Henegau zich verzoende met zijnen oom’, wordt inderdaad ‘het jaar 1085 gekwalificeerd als verzoeningsjaar’, zoals Van den Berg zegt. We kunnen a.w. vervangen door toen, in welk jaar. De bijzin is eerder attributief dan adverbiaal, schreef ik in TNTL; ik bedoelde daarmee, dat de zin met a.w. als (uitbreidende) bijv. bijz. dienst doet. In de laatst besproken zin is het antecedent het jaar 1085, in andere gevallen is de gehele voorzin het antecedent. Bij L. zijn verscheidene voorbeelden van dit type te vinden, zoals: Dit beschouwde ik weder tot den vyfden November, als wanneer ik zeer veele dierkens nog zag leven. (5e Verv., p. 172.) Toch kunnen we niet altijd zeggen, dat de nazin een kwalificerende betekenis heeft. In: Vorders stelde ik de Urine seven uur inde Lugt, als wanneer ik de glase pomp, weder met de Urine volde (3e Verv., p. 461) duidt de nazin alleen aan op welk tijdstip, nl. 7 uur na een eerder aangeduid tijdstip, de nieuwe vulling geschiedde; hij zegt niets van die ‘seven uur’ zelf. A.w. is te vertalen met waarna, en toen. Hetzelfde vinden we in: en wanneer de bladeren een weynig begonden te veranderen, droeg ik zorg, dat weder op nieuw takjens van de Boom daar nevens wierden gestelt, als wanneer de Ruspjens haar in de op nieuw gestelde tak quamen te plaatsen. (5e Verv., p. 67.) Deze voorbeelden zijn vrijwel naar believen te vermeerderen. Ten overvloede geef ik nog een citaat uit een andere schrijver, nl. M.A. de Ruyter, waarvoor ik dr. L. Koelmans gaarne mijn dank betuig: en lyeten het dyen nacht soo over en over dryven tot den eersten apryl als wanneer ick in een anderen nyeuwen boeck ben over gegaen ben (sic) alsoo desen nu 3 dagen over de nacht maenden my gedyent heeft tot het houden van myn schyps jordinael alsoo het te syen is. | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
De temporele betekenis van a.w. gaat natuurlijk gemakkelijk over in een situationele, zo bijv. in de zin waarin L. beschrijft, hoe jonge alen in de afgestroopte huid van de paling terecht kunnen komen: Door welke drukkinge veel vande jonge Alen, uyt de Baarmoeders konnen gestooten werden, en nog meer, als de huyt vande Alen aan de opening vande excrementen, en Baar-moeder komt ontstukken te schueren, als wanneermen dan met de hand ofte ook wel met het mes, een stuk vanden uytgang, komt af te snijden, ende dus nog meerder de Baar-moeder komt te parssen. (3e Verv., 528.) In deze zin kan a.w. het beste worden weergegeven door in welke omstandigheid. Ditzelfde vinden we in mijn door Van den Berg uitvoerig behandelde citaat over de muskaatnoot (NTg. 60, p. 31). In die behandeling duikt dan echter weer het denkbeeld van een vergelijking op: een ‘gekwalificeerde ligging’ van een stuk muskaat zou overeenkomen met een wijze van passeren daarvan. Ook dit kan de toets van logisch denken niet doorstaan. ‘In al deze gevallen’, zegt Van den Berg, ‘behoudt als zijn identiteit als voegwoord van vergelijking of hoedanigheid.’ Dat van een vergelijking geen sprake kan zijn, heb ik voldoende betoogd, maar ook de term ‘vgw. van hoedanigheid’ kan niet juist genoemd worden. De hoedanigheid van de handeling of de situatie immers wordt uitgedrukt in de voorzin; de met a.w. beginnende nazin vermeldt hetzij het vervolg of het gevolg van de handeling zelf, hetzij datgene wat gebeurt op of na het tijdstip in de voorzin genoemd. Indien als in a.w. al een eigen betekenisnuance overhoudt en die aan het tijdsaspekt toevoegt, is dit de verklarende, kausale, die we ook vinden in de verbindingen van als met een part. pres. (bijv. als hebbende, ‘omdat [men] heeft’)Ga naar voetnoot1. Die kausale betekenis heb ik aangewezen in mijn citaat en als ik ... de levende van de doode wilde onderscheyden, soo liet ik maar myn warme adem daar over gaan, als wanneer de levende haar beweegden (1e Verv., p. 78). Het woord wilde in de voorzin geeft aan, dat L. de handeling met een bepaald doel verricht; a.w. kan worden weergegeven door omdat danGa naar voetnoot2 of, met het accent op het temporele, met waarop namelijk. Van den Berg legt hier sterke nadruk op warme, maar m.i. ten onrechte. Het woord kan gemist worden, zonder dat er in de nazin iets behoeft te veranderen. Die kausale nuance is wellicht ook aanwezig in het eerst besproken citaat van de eitjes van de pokken; men kan daar lezen ‘omdat die dan zo hard waren’. Voor mijn gevoel verzet het woord waren zich hier evenwel tegen; we zouden dan eerder werden verwachten. De interpretatie van a.w. als vgw. van tijd of omstandigheid vindt haar bevestiging in de vertalingen die we in de bekende woordenboeken van de 18e eeuw vinden. Bij Sewel is als wanneer een afzonderlijk lemma - maar dat wil niet zeggen, dat hij het als één woord beschouwt -: ‘Als wanneer (in welke tijd) At which time’ (gecit. naar | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
de druk van 1766). P. Marin geeft eveneens een afzonderlijk lemma: ‘Als wanneer. Adv. In welke tyd. Auquel temps; dans lequel temps. De koning zal te Paaschen weer hier zyn, als wanneer men van die zaak nader zal hooren. Le Roy sera de retour icy a Paques, auquel temps on entendra davantage parler de cette affaire’ (gecit. naar de 2e druk van 1730). Ook Halma geeft in 1758: ‘auquel tems, alors’.
3. Van den Berg heeft getracht zijn stelling dat als in a.w. ‘gelijkstellend-kwalificerend’ is, te versterken door te wijzen op zinnen van het type: ‘Wanneer het waait, is dat niet zo hinderlijk als wanneer het regent’ (syntagma I). Hij zegt dat deze groepen ‘in bouw geheel overeenkomen met die van Leeuwenhoek’. We behoeven echter dit syntagma maar éven te vergelijken met L.'s: ‘dierhalven nam ik voor dese Pokken een weynig te kooken, als wanneer die zoo hard waren, dat die niet in een stremden’ (synt. ii), om te zien dat de overeenkomst niet meer dan schijn is en in feite alleen daarin bestaat, dat in beide syntagma's de woorden als en wanneer in de tijd op elkaar volgen. Ik noem de volgende verschilpunten, waarvan de eerste drie onderling samenhangen. a. Uit syntagma i kan de woordenreeks (niet) zo hinderlijk als worden geïsoleerd als een geheel dat de taalgebruiker herkent als de onmiskenbare aanwijzing voor een vergelijking. De woordenreeks die daarmee in synt. ii zou overeenkomen, nl. een weynig te kooken als, is daarentegen oninterpreteerbaar. In synt. i wórden inderdaad twee verschillende zaken onder het opzicht van een gemeenschappelijke kwaliteit, nl. de hinderlijkheid, kwantitatief vergeleken; in synt. ii gebeurt dat niet. b. In synt. i staat in de voorzin het kwalificerende zo. Het is daarin onmisbaar; weglating van zo maakt de nazin onmogelijk. In synt. ii komt een dergelijke, op de nazin anticiperende bepaling niet voor. Wel staat er ‘een weynig’, maar dit kan achterwege blijven, zonder dat de nazin onmogelijk wordt of ook maar iets behoeft te worden gewijzigd. c. In synt. i kan als evenmin worden weggelaten als zo; in L.'s zinnen kan dat wel. In de zin over de eitjes van de pokken, synt. ii dus, gaat het misschien wat minder gemakkelijk dan in de boven gegeven citaten over de urine, de ruspjens op de takjens en de afgestroopte paling, maar het is mogelijk. In de zinnen waarin a.w. wordt voorafgegaan door een tijdsaanduiding is evenmin enige moeilijkheid aan de weglating van als verbonden. d. Synt. i kan worden getransformeerd in: [Het waaien] is niet zo hinderlijk als [het regenen]. We hebben immers niet te maken met de groep als wanneer het regent, maar met als + wanneer het regent. Een dergelijke transformatie kan met synt. ii niet tot stand gebracht worden. e. Ten slotte: we kunnen synt. i omzetten in: ‘Wanneer het regent is dat hinderlijker dan wanneer het waait.’ Deze omzetting is met synt. ii onmogelijk. De omstandigheid dat hierin een negatie ontbreekt, is niet beslissend. Als Van den Berg als synt. i had gekozen: ‘Wanneer het regent is dat even hinderlijk als wanneer het waait’, zou verwisseling van de twee groepen met wanneer mogelijk zijn geweest. In synt. ii is ook dit ondenkbaar. De konklusie kan geen andere zijn, dan dat Van den Berg zich door de oppervlakkige gelijkenis heeft laten misleiden. - Uiteraard geldt dit alles ook voor de beide zin- | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
nen van het type i die Van den Berg aan het eind van zijn artikel nog vermeldt.
4. Nu rest nog de vraag of het juist is te spreken van ‘de konjunktie als wanneer’, zoals ik heb gedaan. Van den Berg meent dat er twee konjunkties zijn, ‘als en het erop volgende wanneer, waarmee als echter geen interpretabel verband houdt’. Daar het eerste stuk van deze stelling gegrond is op wat ik in 3 heb bestreden, is het duidelijk dat ik daaraan geen geloof hechten kan. Het tweede stuk lijkt mij echter wel juist. Meestal immers heeft als geen eigen betekenis, althans geen voor ons achterhaalbare, wanneer we tenminste niet willen werken met vage noties als ‘versterking’ e.d.. Waar geen betekenis aanwezig is, kan van interpretabel verband moeilijk sprake zijn. Als wanneer treedt in het 17e-eeuws of - voorzichtiger - in de besproken citaten en in vele andere die ik uit L.'s brieven heb genoteerd en nog zou kunnen noteren, als één geheel op en kan slechts als één geheel worden geïnterpreteerd. Het verbindt een voorzin met een nazin die het best gekarakteriseerd kan worden als uitbreidende bijv. bz.. De betekenis kan worden weergegeven met een rel. vgw. bijw. (waarna, waarbij) of met een betrekk. bijw. (toen, wanneer). Ik meen daarom dat we a.w. met evenveel recht één konjunktie mogen noemen, als waarmee we alsnu, alsnog, alsdan, alstoen elk één bijwoord noemen en alsdat één voegwoord. Blijkbaar heeft als ruime mogelijkheid zich als betekenisloos, misschien aanvankelijk versterkend element aan bijwoorden en voegwoorden te hechten. En ook ingeval als aan a.w. een kausale nuance toevoegt, mogen we van één konjunktie spreken. Er zijn meer vgw. die twee betekenisaspekten in zich verenigen (terwijl, waar). We kunnen ook dan niet zeggen dat er een ‘interpretabel verband’ tussen de beide elementen bestaat, omdat ze nu eenmaal niet afzonderlijk optreden, maar wel is de onderlinge verhouding enigszins te analyseren: als geeft het kausale aspekt aan, wanneer het temporele en bovendien het relatieve verband tussen voor- en nazin. Misschien heeft Van den Berg gelijk, als hij de opvatting van het WNT, dat als in a.w. oorspronkelijk een bloot expletief was, onjuist noemt, wanneer we tenminste de klemtoon mogen leggen op ‘oorspronkelijk’. Ik heb dat woord wat achteloos overgenomen. Het is denkbaar, dat als ‘oorspronkelijk’, d.w.z. bij het ontstaan van de groep a.w., meer is geweest dan een expletief. Toch zullen we ver in de historie moeten teruggaan om dit te kunnen bewijzen, want ook het MNW geeft al verscheidene plaatsen met een expletief alse, ook bij bijw. van tijd. Bijv. ‘Die coninck ... eysschede borghen, ... dat si als morghen beyde ten cride souden comen’ (MNW i, 367). Dat in het 17e-eeuws echter als in a.w. in het door mij besproken en van Van den Bergs syntagma i afwijkende zinstype, meestal expletief is, meen ik vooralsnog staande te moeten houden. Maart 1967. b.c. damsteegt |
|