Misleidende personificatie
In zijn artikel ‘Verstoffelijking van schimonderwerpen’ (N.T. 1967, blz. 103 vlg.) schrijft Paardekooper van de woorden elkaar en zich o.a., dat ze het onderwerp beperken. Te zeggen, dat woorden niets doen, maar slechts door de taalgebruiker op een bepaalde manier aangewend worden, lijkt misschien een wat overdreven reactie op een onschuldige personificatie. Ondertussen laat Paardekooper deze woorden dingen doen, waarvan men zich met recht kan afvragen, of zij er wel de agens van zijn. Waarom beperken elkaar en zich het onderwerp, en waarom is het niet zo, dat het onderwerp het gebruik van elkaar en zich beperkt? En is het wel juist, in dit geval van wie van de gepersonificeerden ook maar beperkingen te laten uitgaan? We staan toch voor een geval van (door de taalgebruiker tot stand gebrachte) coördinatie?
B.v.d.B.