| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. Nr. 6 en 7
J.M. Kramer levert Drie verdedigingen van Horatius. - Martien J.G. de Jong, Op zoek naar de sleutel, bepleit voor het poëzieonderzoek een vrije combinatie van zowel de methode waarbij de tekst ‘rechtstreeks uit zich zelf verklaard’ wordt (directe methode) als die waarbij men de tekst benadert ‘aan de hand van externe elementen’ (indirecte methode).
| |
Maatstaf. Juli
S. Vestdijk schrijft over Benjamin Constant en het medelijden.
Augustus
R.A. Cornets de Groot, Het mirakels orakel, handelt over de figuur van Willem Kloos in de poëzie van Lucebert.
| |
Raam. Augustus
In de Kroniek schrijft Fons Sarneel over Gezelle's Eros in de zwachtels.
| |
Tirade. Nr. 126/127
Met Poëtisch kookpraatje geeft W.A. Wilmink een grammaticaal commentaar bij voorbeelden van poëtische uitdrukkingsmiddelen.
| |
De Nieuwe Stem. Juni
Ex Libris brengt een bespreking door C.Ch. Mout van Luc. Wenseleers, Het wonderbaarlijk lichaam.
| |
Streven. XX. Nr. 11-12
Lieve Scheer beschouwt Medemens en maatschappij bij Ruyslinck.
| |
Forum der Letteren. VIII, Nr. 1
In het overzicht van dit nummer op blz. 284 van de lopende jaargang is een zonderlinge fout geslopen. In de derde regel moet in plaats van indirect gelezen worden direct.
| |
Levende Talen. Juni
W. Blok beantwoordt de vraag Is de krant leesbaar? niet bevestigend: over het algemeen vindt hij hem te moeilijk. - H. Bruch maakt Enkele opmerkingen over het Wilhelmus, waarbij hij aantoont dat aan de oudst bekende nederlandse tekst van 1581 een oudere, niet bekende, is voorafgegaan. - W.J.M. Bronzwaer ziet in Jan Wolkers: de hond met de blauwe tong een neerhalen, een ‘destructie’ van het hogere of verhevene. - Antal Sivirsky vraagt aandacht voor de dichteres Giza Ritschl (Giza Ritschl stierf 25 jaar geleden). - Boekbeoordelingen o.a.: G.H. Arendt, Die satirische Struktur des mittelniederländischen Tierepos ‘Van den vos Reynaerde’ (W. Drop); Marcellus Emants, Godenschemering, uitg. M.C. van den Toorn (W. Blok).
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXIII, Afl. 3
K. Heeroma, wiens Gruuthuse-uitgave door G.I. Lieftinck in afl. 1 als ‘avontuurlijke
| |
| |
wetenschap’ is gekwalificeerd (zie NTg. lx, 213), verweert zich met een Defence of Adventure. - J.C. Arens deelt een en ander mede over D. Heinsius' Christushymne vertaald in latijnse hexameters door M. Nesselius naar M. Opitz; hij vermeldt een andere dergelijke vertaling door Abraham Bocstadius, en wijst voorts op engelse vertalingen van latijnse werken van Heinsius. - P.J. Buijnsters gaat in een artikel Swedenborg in Nederland na, wanneer en waar Swedenborg hier te lande vertoefd heeft en hoe er vóor 1810 op zijn persoon en zijn leer gereageerd werd; opmerkelijk is daarbij de bewondering die R.M. van Goens hem toedroeg. - Margaretha H. Schenkeveld herkent De structuur van de bundel ‘Voorbereiding’ van P.N. van Eyck als een cyclus van drie afdelingen; bij haar analyse wijst zij meermalen op invloed van de spaanse mysticus Juan de la Cruz. - Boekbeoordeling: Eug. de Bock, Verkenningen in de eerste helft van de negentiende eeuw, door R. Lievens.
| |
Onze Taal. XXXVI, Nr. 7-8
Uit een artikel Amerikaans klachtenboek blijkt dat de klachten over slecht taalgebruik geenszins specifiek nederlands zijn.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XX, Afl. 7
In verband met de toekenning van De Arkprijs 1967 aan de romanschrijver Jef Geeraerts wijden Erik van Ruysbeek en Jean Weisgerber prijzende beschouwingen aan zijn werk. - Freddy de Vree analyseert in een uitvoerig opstel De God Denkbaar, Denkbaar de God van Willem Frederik Hermans.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Juli-Augustus
Eugene van Itterbeek houdt een beschouwing Over de zin van literaire kritiek. - Lode Roose in Hemels perspectief bij Bredero en Vondel vergelijkt Vondels ‘Gebed’ (1621) en Bredero's ‘Aandachtig Gebed’ (1618).
| |
Spiegel der Letteren. Jrg. 1966-1967, Nr. 1
L. Rens behandelt Beelden van duisternis in Vondels drama. - W.E. Hegman beschouwt de ‘bewerkingen’ die Opperman van middeleeuwse verhalen heeft vervaardigd: D.J. Oppermans ‘interpretatieve ontginning’ van middelnederlandse gedichten. - De: Kroniek geeft de door W. Gobbers opgemaakte Balans van tien jaar moderne Nederlandse Literatuurstudie (1956-1966) (i). - In Margine bevat: G. Knuvelder, Historie en verbeelding; R. Vos, Tijd, plaats en handeling in de Elckerlyc. - De rubriek Boekbeoordelingen geeft: M. de Vroede, De Vlaamse Beweging in 1855-1856, van dezelfde auteur De Vlaamse pers in 1855-1856, en nogmaals van diens hand, De Belgisch-Limburgse pers van 1830-1860, gerecenseerd door R.F. Lissens; Br. Bernard Cuppens, Priesterdichter August Cuppens, het legendarisch pastoorke van Loksbergen, beoordeeld door Jan Persyn; Eos, An inquiry into the theme of lovers' meetings and partings at dawn in poetry, ed. Arthur Th. Hatto, besproken door L. Roose.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXIII, Nr. 4
In een artikel getiteld Een literatuur voor inheems gebruik? toont L. Gillet zich weinig voldaan over de presentatie van nederlandse literatuur aan het buitenland door vertalingen.
| |
| |
| |
Leuvense Bijdragen. LVI, Afl. 1
De aflevering is geheel in beslag genomen door Studies over Mariken van Nieumeghen van W.A.F. Janssen†. In de rubriek ‘Aankondigingen en Mededelingen’ wordt een kort overzicht daarvan gegeven.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1967, Afl. 1-2-3-4
De utvoerige titel van de eerste bijdrage luidt: Redenen van Menelaus ende Agamemnon door M. Beheyt (Den Nederduytschen Helicon 1610) naar A. vanden Bussche dit le Sylvain; Vanden Bussche is de auteur van een twistgeding, in frans proza, tussen Agamemnon en Menelaus; Maarten Beheyt heeft dat in nederlandse alexandrijnen overgezet; na een inleiding van J.C. Arens volgt die nederlandse bewerking (waarbij L.C. Michels de tekstverklaring heeft verzorgd) met het franse voorbeeld ernaast. - A. van Locy levert een zorgvuldige studie Over westmnl. ê/ei, met biezondere aandacht voor ei in woorden waarbij niet aan i-umlaut te denken is; achtereenvolgens gaat hij na: De huidige dialectsituatie, ei in het Vlaamse mnl., en ei in het Hollandse mnl. - J. Aerts wijdt waarderende woorden In memoriam Herman Teirlinck. - Muzikale activiteiten van ‘De Distel’ worden beschreven door G. Schmook: Het letterkundig genootschap ‘De Distel’ musiceert 1882-1900. - Stephanus G. Axters O.P. geeft enige Corrigenda bij zijn artikel van 1966 (zie NTg. lx, 286) Voor een inventarizering van ons institutionele handschriftenbezit.
| |
Nova et Vetera. XLIV, Nr. 5
R. van de Perre geeft een beschouwing over de Benadering van het dichterschap.
| |
Ons Geestelijk Erf. XLI, Afl. 2
Dom Anselm Hoste publiceert Een onuitgegeven 17e-eeuwse vertaling van Aelredus' De Iesu puero duodenni in een autograaf van Franciscus Cauwe; de Tekstuitgave is als aanhangsel toegevoegd. - A. Ampe geeft Uit de kerstvroomheid der zestiende eeuw. Onbekend werk van Bartholomeus van Middelburg. Als Bijlage a zijn opgenomen de Drie kerstpreken van een ‘gheestelijcke ontfanckenisse’, Bijlage b bevat het Driedelig ‘Gheestelijck Nieu-jaer’. - In de Boekbesprekingen wordt de aandacht gevestigd op o.a. Ernst Guldan, Eva und Maria; Eine Antithese als Bildmotiv, besproken door B.S.; Jean-Baptiste Van Damme, Les trois fondateurs de Cîteaux, Adriaan H. Bredero, Bernhard von Clairvaux im Widerstreit der Historie en Hugo Rahner, Abendland, alle drie besproken door A.A.
| |
Ons Erfdeel. XI, Nr. 1
Als gewoonlijk kunnen niet alle bijdragen vermeld worden die voorkomen in deze aflevering, die niet minder dan 200 merendeels zeer gevulde bladzijden telt, en mooi geillustreerd is. Wat hier volgt, is een keus, die niet bepaald is door geringere waardering voor wat onvermeld blijft. Er staan twee herdenkingen in van wijlen P. Geyl: Geyl als historikus, door A.J.P. Taylor, en Geyl en Vlaanderen, door A.W. Willemsen. - Jaap de Rooy beschrijft de situatie van Het Nederlands aan de Zweedse universiteiten. - Eric Standaert beschouwt de ‘eros’ van Hugo Claus in het teken van ‘Een vrouw’; daarop volgen de gedichten van die cyclus, met franse vertaling ernaast van Maddy Bysse.
| |
| |
- Eg. Strubbe levert een studie Frans- Vlaanderen, ontstaan en evolutie. - M. van Haegendoren zet zijn vervolgartikel De Vlaamse Beweging nu! voort met Taalhomogeniteit (te onderscheiden van tweetaligheid) de basis van het Belgische taalpakt; hij zet uiteen wat daaraan nog ontbreekt in de bestuurlijke en kerkelijke indeling, in handel en bedrijf, in rechtspraak en in het leger. - André Vanheede begint een vervolgartikel over de Problematiek van de Nederlands-Franse taalgrens in West-Vlaanderen met Moeskroen. - Gunnar Nissen schrijft over De Sorben, een Slavische taalminderheid in de D.D.R., bezuiden Berlijn. - Onder ‘Steden van Frans-Vlaanderen’ behandelen F. en L. Pittery Hazebroek. - Aan het slot de gewone, zeer lezenswaardige rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen, uiteenlopend van stof en van bewerker.
| |
Standpunte. XX, Nr. 5 (Febr. 1967)
In 'n Geding oor die kunstenaarskap? geeft M. Nienaber-Luitingh haar interpretatie van het gedicht ‘Op die kruin’ uit de bundel ‘Die helder halfjaar’ van Elisabeth Eybers. - A.P. Grové wijst Tendense in die hedendaagse Afrikaanse poësie aan, waarbij de aandacht vooral valt op woordgebruik, beeldspraak en opvattingen aangaande de aard van het gedicht. - P.D. van der Walt vestigt de aandacht op 'n Onuitgegewe manuskrip van Jan Celliers, namelijk zijn ‘Oorlogsdagboekie (1899-1902)’. - In The diachronics of Afrikaans I velt L.C. Eksteen een vernietigend oordeel over Marius F. Valkhoff's ‘Studies in Portugese and Creole, with special reference to South Africa’.
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. VII, Nr. 2
A.H. van Zyl geeft een beschouwing over Bybelvertaling in Teorie en Praktijk. - G. Cronjé heeft met zijn artikel Dramakuns naas Woordkuns en Dramawetenskap naas Literatuurwetenskap de bedoeling ‘om onderskeidend en vergelykend die dramakuns naas die woordkuns en die dramawetenskap of dramatologie naas die literatuurwetenskap te stel’. - C. van Rensburg en W.J. de Klerk laten zien, onder de titel Taalvariante: 'n Taalatlashantering, wat er zoal uit afl. 8 van de ‘Afrikaanse Taalatlas’ valt af te lezen. - J. Smuts constateert dat de Woorskikking van die Lede van 'n Predikaat met Twee of Meer Werkwoordvorme in Afrikaans vast is in enkelvoudige zinnen en ‘hoofdzinnen’, en, anders dan in het Nederlands. ook in ‘bijzinnen’, dat laatste met één uitzondering, die evenwel, naar het zich laat aanzien, in een nabije toekomst zal vervallen, zodat ook in de ‘bijzin’ maar één schikking mogelijk zal zijn; de aldus beschreven toestand is, te oordelen naar wat oudere afrikaanse taaldocumenten te zien geven, vroeg in de 19e eeuw bereikt.
| |
Volkskunde. LXVIII, Nr. 1
Het verslag over de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlands taalgebied wordt voortgezet met Mol, Dessel en Retie, bewerkt door G. Van Loock, en Het Oude Kamerlingsambacht uitgebreid tot Oostende en Nieuwpoort, bewerkt door J. Leys-Aspeslach. - Verder herdenkingen van Mariap van Urk en Prof. Dr. J. Waterink, enkele Kleine mededelingen, en een groot aantal boekbesprekingen.
Nr. 2
Een artikel van John Landwehr bevat een en ander over Simon Witgeest's Natuurlyk Tover-Boeck, waarvan hij de eerste druk (1679) ontdekt heeft, et alia, voornamelijk
| |
| |
bibliografica over zeventiende-eeuwse goochelboeken. - Voortzetting van de reeks Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlands taalgebied met Het kanton Bilzen, bewerkt door W. Pitseys-Jackers, en Lier en omgeving, bewerkt door H. Marinus-Van Hoof. - Onder Kleine Mededelingen geeft C. Catharina van de Graft een kort verslag van een vastenavondviering in de buurt van Houten in 1965. - Voorts verscheiden boekbesprekingen.
| |
Rheinische Vierteljahrsblätter. XXXI (1966/67), Heft 1-4
Hierin een uitvoerige bespreking van K. Heeroma, Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift, door C. Minis.
|
|