Periosta (de Vecht?) en t'Ia (het IJ)
Periosta die met traege stroomen glijt
Door d'ackers vet, en 't immergroene veldt,
Die spiegel voor de laege boomen sijt,
Wel dicht op u begraesde cant gestelt,
Ach stond' jck oock op uwen oever groen,
Soo groeyd' ick oock gelijck u Elsen doen!
De verliefde Hooft schreef deze strofe zaterdag 13 augustus 1605. Wat bracht hem op de grieks of italiaans klinkende schuilnaam met de smijdig vallende vierklank Periosta? Een verklaring is mijns wetens nog niet gegeven of gewaagd. Het is trouwens niet zeker welke stroom hier bedoeld is. Het meest in aanmerking komen de Amstel en de Vecht. In de ed. L-St (i p. 341) heet het voorzichtig dat met Periosta ‘wellicht de Amstel wordt aangeduid. Althans in het sonnet (blz. 46) “Met smalle kielen” van 1 sept. wordt Elektra voorgesteld op deze rivier varende.’ Maar is de Vecht - ‘De Vecht die speelgenoot van 't onglijck rijcker Y’ (ed. L.-St i 194 vs 140) - uitgesloten? Hooft moge in 1605 nog niet Drost van Muiden zijn, de geliefde kan zeer wel in de zomer van dat jaar aan of op de Vecht geweest zijn,
haer spieglend' in u loome vloedt (Periosta, vs 14).
In later jaren, als zijn Leonoor afwezig is, verzucht de Drost (ed. L-St i 312 vs 37-42):
Zachte Vechtvocht, loome baeren,
Die, van Ujtrecht, komt gegleên,
Knelt het maxel van haer leên,
Ende wilt het wel bewaeren,
Zoo het erghens, in uw klaer en
Helder spiegelglas, verscheen.
Vondel, in het gedicht uit 1628 dat begint ‘Drost van 't hooge huis te Muiden’, roemt (vergelijk Periosta's ‘Elsen’, vs 6)
Die van outs al zijn gewoon
Scherp te luistren naar den toon
Van uw aangename snaren (W.B. 3.191 vs 6-9).
Als Periosta eens een kleine letterkeer was van een latijnse omschrijving van de Vecht als de rivier die in zee stroomt per Ostia, dat is door Muiden (ostia = mondingen, ‘muiden’)?
Eenmaal met zulk ‘slibberglad’ giswerk begonnen, waagt men licht een nog driester sprong, waaruit de willekeur van zulk bedrijf te scherper blijkt. Want op dezelfde wijze laat zich Periosta haast kreukloos ook verklaren als een omschrijving van de Amstel, die in zee uitstroomt per os Tia, door de mond (van) de Tia = het Ty, het IJ (over Tia of t'Ia zie aanstonds). De verklaring per Ostia lijkt ongedwongener, als men eenmaal aanvaardt dat de schuilnaam van de rivier is gebaseerd niet op zijn verloop maar op zijn eind en dat er een latijnse omschrijving in het spel is en letterkeer. De gis wil enkel anderer speurzin wekken.