De Nieuwe Taalgids. Jaargang 60
(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdNul lezers genoeg: Revius naar Seneca (Epist. Ad Lucil. 7.11)?Zeker kunstenaar - aldus Seneca in de zevende brief aan Lucilius - gevraagd wat zin het had zich zo op de kunst toe te leggen als deze toch maar heel weinig mensen zou bereiken, gaf dit bescheid: ‘Ik heb al genoeg aan enkelen, aan een enkele, aan geen enkele’ (Satis sunt mihi pauci, satis est unus, satis est nullus). In 1630 gaf Revius zijn Over-ysselsche Sangen en Dichten in druk. Ze werden buiten zijn onmiddellijke kring nauwelijks opgemerkt. Drie jaar later schreef hij voor het echtpaar Verwer-Scholiers een ‘Trouw-dicht’ (ed. Smit ii, p. 163-168) van twaalfmaal vier regels (met pastoraal refrein), ingeleid en uitgeluid door telkens tien regels. Misschien had Revius het bovenaangehaald kunstenaarswoord in de geest, toen hij in de epiloog van dit in dubbele zin pastorale gedicht over zijn kunst sprak en het lezertal dat hem genoeg was druppelgewijs tot nul reduceerde. Dit speelde op sijn riet een herder, u verwant
Ga naar margenoot+En trouwelijck geneycht, die aende Yssel-cant
Sijn lippen altemet aent pijpken plach te wrijven
Wanneer hy moede was van hoeden en van drijven.
Vant rijm en vanden toon elck gunnende sijn praet,
Ist goet soo is het goet, ist quaet soo is het quaet.
Ga naar margenoot+En, als hijt op een blat of twee heeft afgeschreven
Soo is hem al genoech een leser ses of seven
(Diet doorsien, lustet hen, en leggent dan weer heen)
Of vijf, of vier, of drie, of twee, of een, of geen.
j.c. arens |
|