De vrouw en de naamval
In NTg. lix p. 286 schrijft P.C. Paardekooper ‘stomverbaasd’ te zijn geweest over het gebruik van hun als subjectvorm, voornamelijk bij vrouwelijke M.O.-A-cursisten. Een Nijmeegs hoogleraar vertelde me enige jaren geleden niet zonder verontwaardiging, dat een vrouwelijke sociologie-candidaat bij een tentamen eerst als subjectvorm hullie had gebruikt en dit op des professors felle reactie door hun had vervangen! Dit hun-gebruik is eenvoudig een milieukwestie: dergelijke spreeksters of sprekers zijn buiten het ABN opgegroeid.
De - uiteraard voorzichtig gestelde - hypothese dat ‘de vrouw’ een grotere afkeer van naamvalssystemen zou hebben dan ‘de man’ vindt in dit incorrect hun-gebruik m.i. geen steun. Ik verklaar het hogere hun-percentage bij de vrouwelijke proefpersonen uit de omstandigheid, dat studerende meisjes die niet op kamers (kunnen) gaan wonen, veel en veel meer met hun moeders blijven babbelen dan jongens en daardoor langer, en dus sterker worden blootgesteld aan de taal van een niet-A.B.N. milieu.
j.h.j. willems