De Nieuwe Taalgids. Jaargang 60
(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Zet en rechtzetting: enige naklanken bij ReviusVolgens de verdedigers des heidendoms maakte de aanwezigheid van het Pallasbeeld de stad onneembaar; Troje was verloren gegaan omdat de stad het Palladium had verloren. Augustinus bestrijdt hen: wat had de godin immers eerst zelf verloren, dat ze verloren ging? Soms haar eigen bewaarders? Inderdaad, toen deze uit de weg geruimd waren, kon zij weggenomen worden. Want de mensen werden niet door het beeld bewaard, maar omgekeerd. Zij zou dus de stad bewaren, die haar eigen bewaarders niet heeft kunnen bewaren? Revius maakt van deze polemische zet een steekdicht. Op de eerste vraag laat hij de godin zelf een vernietigend antwoord geven. Zij verhaalt haar smaad vinnig op de falende wachters.Ga naar voetnoot1 Troyens onderganck.
Om dat Minervae beelt verloren was te voren
Daerom most corts daer na heel Troyen gaen verloren.Ga naar voetnoot2
Maer had dan Pallas oock verloren eenich ding
Waerom haer beeltenis alsoo verloren ging?
Antwoort.
Doe mijn Palladium gestolen wiert wt Troyen
De coster lach en sliep, de wachter was gaen poyen.
Nadien ick dan my self niet wel bewaren cost
Ist wonder dat ick oock de stat verliesen most?
Lactantius, heel de heidense wijsheid verguizend, laat ook de vermaarde zeven wijzen van Griekenland niet ongemoeid. Als allen behalve de zeven wijzen dwaas geweest zijn, dan zijn ook de zeven niet wijs geweest, want niemand kan waarlijk wijs zijn bij vonnis van dwazen. Revius maakt van deze zet een problema, maar komt dan, tot aankweek van recht begrip, met een bevrijdend antwoord. Op de selve (nl. zeven wijzen).
Was al de werelt dwaes behalven seven wijsen,
Waer mede conden sy haer wijsheyt dan bewijsen?
Want, of haer eygen mont toeschreef haer desen prijs,
(En die zich selven roemt en is voorwaer niet wijs)
Of t'volgt dat zy (het welck een saeck is om te spotten)
Wijs zijn geweest alleen na t'oordeel vande sotten.
Antwoort.
De wijsen hebben daer haer wijsheyt mee bewesen
Dat niemant van haer al voor wijs wou sijn gepresen.
De sotten hebben daer haer sotheyt mee verraen
Dat niemant van haer al voor sot en wilde gaen.
| |
[pagina 47]
| |
De cynische wijsgeer Diogenes, gevraagd waarom het goud bleek is, antwoordde: ‘omdat het veel belagers heeft’. Revius spint deze gauwigheid treiterend uit. Gout.
K'en weet niet hoe het comt, en lijckewel ist seker,
Dat alle daeg' het gout wort valer ende bleker.
Sou't zijn om dat het in de colen wert geplaecht
En wredelijck door stock en yseren gejaecht?Ga naar voetnoot1
Of soudet naderhant zijn verwe wel versetten
Hem siende voorgestelt wel hondert duysent netten?
Dat is het: het en vint geen middel om te vlien,
Met reden mach het dan wel bleeck en bange sien.
Hiero I, de opulente alleenheerser over Syracuse, was een bescherm- en bestelheer van kunstenaars. Onder de beroemde dichters die hij aan zijn hof ontving was ook Simonides van Ceos (c. 556-c. 468) die opmerkelijk aards uit de hoek kon komen. Deze, gevraagd door Hiero's vrouw wat ‘kreitton’ - beter of voordeliger - was, rijk te zijn of wijs, gaf haar een beredeneerd antwoord dat zij verstond: ‘rijk’; want hij zag, zei hij, de wijzen hun tijd slijten aan het hof (letterlijk: aan de deuren) van de rijken. Revius werkt deze repartie met dubbele bodem om tot een problema met een afgewogen antwoord. T'selve (nl. Wijsheyt boven Schat).
Hoe sietmen wijse luy dus aen der rijcken deuren,
Maer rijcke by de haer' en salmen niet verspeuren?
Dat gelt hem nut is can een wijs-man licht bevroen,
De rijcke weet niet dat hy wijsheyt heeft van doen.
Revius houdt van vernuft, maar veelt geen wuftheid, want tusschen vloeck en salicheyt
En is geen by-wech diese scheydt:
Het een hy vlieden most die t'ander hebben soude.
Met afgoden (ook het goud is een afgod) schertst hij, maar schamper, want het is ernst; maar de wijsheid mag niet door loze scherts op drift gaan. Beter ten hele gezegd dan ten halve verstaan. Is yemant by nae wijs soo is hy noch al slecht.
j.c. arens |
|