De Nieuwe Taalgids. Jaargang 60
(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Over de verbreiding van het ontkennende enHet ontkennende en, vertrouwde verschijning in het middelnederlands, en in mindere mate ook in het nederlands van de zestiende en zeventiende eeuw, is sindsdien uit de beschaafde geschreven taal snel verdwenen. In het gesproken nederlands, beschaafd of minder beschaafd, en vooral in de dialecten, heeft het nog lange tijd voortbestaanGa naar voetnoot1. Het moet met de degradatie van en in de achttiende eeuw vrij snel gegaan zijn. Van Effen, die zelf het woord niet meer gebruikt, laat het in 1731 ettelijke malen uit de pen vloeien van de zuidhollandse hospes en paardenkoper Miester KlaasGa naar voetnoot2. Omstreeks 1889 noemen Verwijs en Verdam en als zelfstandig woord zo goed als geheel uitgestorvenGa naar voetnoot3, het leeft alleen nog voort in de spreektaal: dat ik het niet en doe, dat hij het niet en weet. J. Winkler uitte zichGa naar voetnoot4 een jaar of vijftien eerder ongeveer in dezelfde zin: ‘Tegenwoordig is deze werkelijk zeer bevallige spreekwijze uit de nederlandsche schrijftaal geheel verdwenen even als uit de zoogenoemd “fatsoenlijk” hollandsche spreektaal. In Holland leeft het nog slechts in enkele volksdialecten, en in den tongval van enkele ouderwetsche luidjes, b.v. te Haarlem en te LeidenGa naar voetnoot5 voort. In de zuidelijke Nederlanden echter, even als hier en daar in Noord-Brabant, maar vooral in Vlaanderen is deze dubbele ontkenning in de volksspreektaal nog in volle gebruik’. En in deel twee van zijn Dialecticon merkt hij op: ‘In de vorige eeuw (d.i. de achttiende, L.K.) verdween en uit de schrijftaal der Hollanders en heden ten dage is het reeds grootendeels uit de hollandsche spreektaal ook verdwenen. Door jonge lieden in Holland wordt het slechts zelden meer gebruikt; men hoort het nog slechts van oude en ouderwetsche burgerluidjes, zoowel in de steden als ten platten lande in Holland.’ In het tweede citaat trekt Winkler de grens nauwer dan in het eerste, te nauw wellicht, want de jonge lieden ten platten lande in Holland, die omstreeks 1875 en maar zelden meer gebruiken zouden, hebben het toch zodanig voort laten leven dat er zelfs nu nog resten van en-gebruik in Holland zijn. Maar in het algemeen mogen we toch wel aannemen dat en omstreeks 1875 of dialectisch was, of wat ouderwets en familiaar, en dat het in Zuid-Holland althans zeldzaam was. Het WNT biedt geen aanvulling van deze gegevens: het deel van 1920 noemt het ontkennende en ‘In N.-Ndl. nagenoeg verouderd’, zonder verdere toelichting. Het loont de moeite, voor zover de gegevens toelaten, na te gaan waar de negatie en op het ogenblik nog voorkomt. Voor het noorden van het nederlandse taalgebied zijn weinig recente gegevens beschikbaar, maar voor het zuiden en deels ook al voor het midden vormt de atlassenreeks van Blancquaert een rijke bron. Bij de door hem | |
[pagina 13]
| |
en zijn medewerkers gebruikte zinnenGa naar voetnoot1 zijn er niet minder dan 27 waarin en kan optreden, namelijk de nummers 3, 8, 15, 16, 17, 26, 28, 30, 32, 34, 36, 39, 55, 56, 63, 65, 73, 77, 79, 85, 94, 103, 111, 122, 124, 134 en 136. Verreweg de meeste van deze zinnen (24) bevatten een ontkennend woord, meestal niet, maar ook niets, nooit of geen. Bij vijf zinnen (3, 122, 124, 134, 136) is sprake van een ontkennende of beperkende strekking of bijgedachte. Twee van de zinnen met een ontkennend woord zijn vragend, de nummers 65 en 77. Onder de 27 is niet meer dan één ontkennende bijzinGa naar voetnoot2. Het gebruik van en bij een ontkennend woord blijkt in verreweg de meeste onderzochte plaatsen niet consequent, was dat trouwens ook in het middelnederlands al niet. Soms vermeldt een zegsman bij een enkele zin, dat en facultatief is. Ik vermoed dat dit ook wel eens het geval zal zijn zónder dat deze vermelding erbij staat. Ook zal en wel eens ontbreken in een zin waar het wel had kúnnen staan: de invloed van de voorgezegde ABN-zin mag niet onderschat worden. Voorts zouden bij een woord dat soms door de zegslieden als ‘ouder’ of ‘archaïsch’ wordt bestempeld ook leeftijdsverschillen tussen de ondervraagden de opbrengst van de en-oogst wel eens beïnvloed kunnen hebben. Deze overwegingen, waaraan nog andere zouden kunnen worden toegevoegd, nopen tot zekere reserve jegens de bij dit artikel gegeven frequentiekaart van het ontkennende en. Meer dan een globale schets van de werkelijkheid, op grond van een beperkt materiaal van een beperkt aantal dialectsprekers, mag men er niet van verwachten, maar ook die lijkt me de moeite waard. Teneinde geen onverantwoord grote precisie te suggereren gaat de frequentie-indeling niet verder dan een viertal groepen: vier keer en of minder, vier tot tien keer en, (vrij) vaak en, bijna altijd en. De kaart is een deel van de bekende grondkaartGa naar voetnoot3 van het Dialectenbureau te Amsterdam. Facultatieve en's werden meegeteld. Behalve de friese atlas zijn alle tot dusver verschenen atlassen verwerkt. De laatste, van de hand van A.R. Hol en J. Passage, Oost-Brabant, Noord-Limburg en de rivierenstreek bestrijkend, leverde overigens geen enkel en op. De kaart laat zien dat en een woord is waarbij Van Dale terecht aantekent ‘thans nog in Z.-Nederl.’. Het materiaal voor Noord-Brabant leverde geen enkel en op, hoewel er blijkens gegevens van A. WeijnenGa naar voetnoot4 toch nog wel enkele resten moeten zijn. In nederlands Limburg gaven alleen de zegslieden voor Maastricht en, en wel in één zin van de 27, waar het ook nog ‘ouder’ genoemd werd en facultatief was. Deze wel erg | |
[pagina 14]
| |
[pagina 15]
| |
schamele rest komt overeen met de vrij recente gegevens van H.J.E. Endepols voor MaastrichtGa naar voetnoot1: ‘negatiepartikel in enige gevallen niet alleen in afhankelijke zinnen nog sporadisch voorkomende: iech en weit 't neet; iech en doon 't neet’. De verste oostelijke uitloper is de plaats Raren, ten zuiden van Aken in de belgische provincie Luik gelegen, met twee en's. In belgisch Limburg is Eigenbilzen de enige vindplaats, met één en, dat facultatief is. Naar het westen gaande wordt de frequentie groter. Aarschot leverde geen enkel en op, hoewel er blijkens de dialectbeschrijving van J.L. Pauwels nog resten zijnGa naar voetnoot2. Broechem is de enige plaats in de provincie Antwerpen met en, en wel in één zin. Het kerngebied is op grond van deze gegevens duidelijk zuidoostelijk Vlaanderen. Kleiner, maar toch altijd nog aanzienlijk, is de frequentie in Noord-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen. Langzaam maar zeker lijkt en naar de periferie van het nederlandse taalgebied teruggedrongen te worden. Vrij sterk staat het in het geïsoleerde Frans-Vlaanderen. Op noordnederlands terrein heeft Zeeland nog het meeste bewaard, vooral Zeeuws-Vlaanderen, al betreft het in al de zeeuwse plaatsen niet meer dan één of hoogstens twee zinnen van de 27. In oostelijk Zeeuws-Vlaanderen zijn het Filippine, Zaamslag, Boskapelle, Zuiddorpe (2 keer en) en De Kauter/Nieuw Namen, in het westelijk gedeelte de plaatsen Sint-Kruis en Aardenburg. Het gebruik van en in laatstgenoemde plaats wordt ‘katholiek’ genoemd. Wemeldinge, Ierseke en Brouwershaven lieten elk nog één en horen. Dat en in Zeeland er nog wel wat beter voorstaat dan de atlasgegevens doen zien, blijkt uit het artikel en van het zeeuwse woordenboekGa naar voetnoot3, waar het voor alle zeeuwse eilanden en voor Zeeuws-Vlaanderen wordt opgegeven, voor een vrij groot aantal plaatsen, al komt het dan alleen bij oudere dialectsprekers nog voor. Voor zover de volle vorm in het materiaal naar voren komt, is het overal ən. Soms valt de aanwezigheid van de negatie alleen nog op te maken uit de lichte rekking van de slot-n van het voorafgaande woord, bijvoorbeeld in zin 16 (... dat ik met hen niet meegegaan ben). De uit het middelnederlands zo bekende vorm ne blijkt hoogst zeldzaamGa naar voetnoot4. Als vanouds staat en onmiddellijk voor de persoonsvorm, met één te verwaarlozen uitzonderingGa naar voetnoot5. In de twee vragende zinnen (65 en 77), beide met de persoonsvorm als eerste woord, blijkt en uiterst zeldzaamGa naar voetnoot6, het is met andere woorden als zinsopenend woord bijna uit de nederlandse dialecten verdwenenGa naar voetnoot7. | |
[pagina 16]
| |
De frequenties per zin per streek, die hier niet in extenso vermeld kunnen worden, zijn op sommige punten opmerkelijk. Waar en schaars is, komt het soms nog opvallend vaak voor in de beide zinnetjes van nummer 136 (deed hij het maar, deden zij het maar), die in het zuiden - vertaald - heel dikwijls luiden: dat hij het maar en deed, dat zij het maar en deden. Dat doet zich onder andere voor in Klein-Brabant, maar vooral in Vlaams-Brabant: en handhaaft zich naar verhouding nog het best in bijzonder gebruik. Het al eerder genoemde Broechem in de provincie Antwerpen heeft en eveneens in 136, daar de enige zin met en. Wat voor nummer 136 geldt, gaat ook - zij het in mindere mate - op voor zin 122 in hetzelfde Vlaams-Brabant (het hooi is nog groen; 't is nog maar pas gemaaid). En eveneens in Vlaams-Brabant lijkt de bijzin (zin 16) het verdwijnende en beter vast te houden dan de hoofdzinGa naar voetnoot1. In de andere provincies van België blijkt van een betere handhaving van en in de afhankelijke zin nietsGa naar voetnoot2. Zelden tenslotte komt en voor in zin 124 (dat boompje zal daar moeilijk kunnen groeien), veel vaker nog in zin 134 (het is een eeuwigheid geleden dat ik u gezien heb), maar dan vooral in West- en Frans-Vlaanderen. Voor het nog niet door Blancquaert's atlassenreeks bestreken deel van Noord-Nederland zijn weinig recente gegevens over de negatie en beschikbaar. Voor een schets van de hedendaagse verbreiding in Noord-Nederland, waarvoor een nieuw onderzoek nodig zou zijn, kunnen de betrekkelijk talrijke oudere bronnen niet zonder meer dienen. Waar en vijftig jaar geleden nog als rest bestond, kan het nu spoorloos verdwenen zijn. Toch noem ik hierna ook oudere gegevens, waaruit althans blijkt in welke streken van Noord-Nederland en als relict tot in de twintigste eeuw is blijven leven. Behalve de al eerder genoemde gegevens voor Maastricht en Zeeland, zijn de mededelingen van Landheer voor Overflakkee en van Broekhuysen voor Zelhem van vrij jonge datumGa naar voetnoot3. Volgens Landheer wordt en in Overflakkee nog hoogst zelden gebruiikt wad nied en weet, wad nied en deert; je mo mar zääge, da'k nied en kan; as se 't in de gääten häbbe, da je der nied in (in = en, L.K.) bint, dan krieg je en stantje. De eerste zin zou men als voorbeeld van en-gebruik in een hoofdzin wel weg kunnen redeneren: spreekwoorden bewaren wel vaker relicten. In het tweede en derde voorbeeld wordt en in een bijzin gebruikt en dat blijkt in Noord-Nederland meestal het geval te zijn, al zou men graag een groter aantal voorbeelden en een royaler toelichting wensen. Voor Zelhem en het oostelijk deel van de Graafschap geeft Broekhuysen en nog, maar voor de oudere generatie en alleen in bijzinnen (als: waj now doet of niet en doet). Verder noordelijk dan Overflakkee noemt Weijnen en voor 's-Gravenzande, maar alleen in bijzinnenGa naar voetnoot4. | |
[pagina 17]
| |
Van 1948 zijn Wanink's mededelingen voor het twents/achterhoeksGa naar voetnoot1: en ‘wordt zelden gebruikt en dan meestal in bijzinnen. Echter hoort men ook wel: Hêe hef 't neet en edoane’. Van Haeringen kent en in 1947 in het alblasserwaards, in afhankelijke zinnenGa naar voetnoot2. Voor Katwijk aan Zee noemt OverdiepGa naar voetnoot3 in 1940 resten van het ontkennende en in de bijzin, in hetzelfde jaar moet L. Bosch het kennen voor Heerde op de VeluweGa naar voetnoot3: ‘En (ontkennend bijwoord) Wat niet en mag wórd nog 'n ènkeld maol eheurd.’ Van omstreeks 1900 dateren de gegevens van Opprel voor Oud-Beierland, van Van Weel voor West-Voorne, van Van Schothorst voor het noordwesten van de Veluwe, van Draaijer voor Deventer, van Gallée voor het gelders-overijselsGa naar voetnoot4. Opprel kende en nog in het oud-beierlands: het kwam er een enkele keer voor, in afhankelijke zinnen. Op West-Voorne vond Van Weel het nog in afhankelijke zinnen. Van Schothorst merkt op dat en op de noordwestelijke Veluwe soms nog als ontkenningswoord dienst doet en geeft een hoofdzinsvoorbeeld (vertaald: ik en doe 't niet. Draaijer hoorde en nog vaak in de bijzin (vertaald: ik geloof dat ik het niet en doe; zeg maar dat ik niet en kom); in de tweede druk van zijn boekje voegt hij evenwel nog een hoofdzinsvoorbeeld toe (vertaald: hij weet 'n eens niet hoe laat of 't is), dat overigens niet zo erg overtuigtGa naar voetnoot5. Gallée vermeldt en als negatie zeer kort, met de voorbeelden (vertaald): hij zei dat hij 't niet en wist; als ik 't niet en heb, dan kan ik het ook niet geven. In het tweede voorbeeld heeft de bijzin en, de ‘hoofdzin’ niet. De resten van en in oostelijk Nederland, bijvoorbeeld in het twents-achterhoeks, weerleggen de mening van WinklerGa naar voetnoot6 dat en ‘frankisch’ zou zijn en in de ‘saksische’ dialecten zou ontbreken. Jonge import zal het in het oosten bepaald niet zijn: oostelijke middelnederlandse tekstenGa naar voetnoot7 kennen al en's. Bij het overzien van deze oudere en jongere noordnederlandse gegevens rijzen verscheidene vragen. Kwam en komt het verdwijnende en hoofdzakelijk voor als begeleider van niet of is het toeval dat het leeuwendeel van de voorbeeldzinnen niet en heeft? Doen nietsGa naar voetnoot8, geen, nergens enz. niet meer mee? Zijn langere afhankelijke zinnen, met scheiding van niet en en, in de genoemde bronnen alleen met het oog op de plaats- | |
[pagina 18]
| |
ruimte vermedenGa naar voetnoot1 of is en het best bewaard wanneer het, zoals in bijna alle voorbeeldzinnen, direct op niet volgde? Werd niet en of nieten misschien als een (bijzins)variant van niet opgevat, die dan ook wel eens vreemd verdwalen kon, als in Wanink's voorbeeldzin: hêe hef 't neet en edoane, en als in de eerder genoemde, in Zuid-Nederland opgenomen zin: ga je vandaag niet en kaarten? Vragen die bij gebrek aan een uitvoeriger noordnederlands materiaal voorlopig onbeantwoord moeten blijven.
l. koelmans |
|