Mnl. wedemaent = widumanoth (N.Tg. 59, 117 v.v.)
Aan Van den Berg's semantische ‘combinatielust ... om de middeleeuwse wedemaent met de widumanoth van het Utrechtse handschrift te verbinden’ zou ik steun willen geven door een argument van formele aard: de Vlaamse wēde-vorm bevat wel ē gerekt uit i, en niet ê voortgesproten uit de diftong ai, blijkens de ronding na w die men aantreft in het Vlaamse wenke: ‘week’ (Brugge, Kortrijk) en wuedemaent (zie mijn Mnl. Spraakkunst, ii Klankleer, 4de uitg., 1965, § 57), waarvan andere vindplaatsen met betekenis ‘juni’, uit Ieper, ao 1326, nog. zijn: wodemaent, woedemaent, woidemaent (bij mijn Spraakk. nog te voegen: Ieper ii 551.8, 562.4, 563.10, 565.23, 567.24, 569.19, 579.8). Van de ‘scherplange’ ê uit ai komen bij mijn weten in het middeleeuwse Vlaams geen vormen met o voor; van ē uit i of e daarentegen wel (bedoeld wordt natuurlijk ø:): woeke, gone, joghen, woeghe = weg, en ... wodemaent.
a. van loey