| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. 1/1966
Hans Andreus levert in Kroniek & Kritiek zijn Reacties van een lezer op J. Bernlef, Ben even weg; Nico Scheepmaker bespreekt Het korte gedicht, of: Het geloof in de ooievaar naar aanleiding van het dubbelnummer van Maatstaf (oktober-november 1965), gewijd aan het korte gedicht.
| |
Raam. Nr. 23
Fons Sarneel in de Kroniek is van mening dat Geachte Muizenpoot van Ten Harmsen van der Beek behoort ‘tot dat zeldzaam maar heel duurzaam soort poëzie dat tijd vraagt en echt is.’
| |
Maatstaf. Januari
R.A. Cornets de Groot in Chemisch Reinigen houdt zijn lezers bezig met Jacob van Maerlants Torec. - In Tekenen van Tegenspraak wijdt o.m. Hendrik de Vries aandacht aan het Maatstafnummer Het korte gedicht.
Februari
A. Roland Holst publiceert een aantal korte notities, o.m. een beschouwing over Het korte gedicht. - Gerrit Achterberg, goochelaar of tovenaar is een studie over het werk van Achterberg van de hand van H.G. van den Doel.
| |
Merlyn. Januari
H.U. Jessurun d'Oliveira in Twee werelden aan zee behandelt Zeemorgen, een gedicht uit de bundel De eeuwige dag van Jacques Hamelink. - J.v.d. Sande ontleedt de Structuur van Achterbergs bundel Autodroom. - H.U. Jessurun d'Oliveira dient Jan van der Vegt van repliek in Vis en visjesmaat n.a.v. Van der Vegts verdediging van Hoorniks De Vis. - De ‘Valkuil’ wordt o.m. door d'O(liveira) opengezet voor het Maatstafnummer over Het korte gedicht in Polemiek op drukproeven en retourkutschen.
| |
Streven. XIX, Nr. 6
In de rubriek Boekbespreking beoordelingen o.m. van Willem Brandt, Verzamelde Gedichten, door E. van Tartwijk-Smals, en Max Dendermonde, Een blauwe maandag op aarde, door F. van Tartwijk.
| |
Tirade. Maart
Dit nummer is gewijd aan Jan van Nijlen door de publikatie van een nagelaten manuscript dat 's dichters jeugdherinneringen bevat, getiteld Druilende burgerij.
| |
Komma. Nr. 5/6
Deze aflevering, gewijd aan Louis-Paul Boon, bevat een Biografische verkenning door Weverbergh, Experimenten met de roman door Jean Weisgerber, De structuur van ‘De Kapellekensbaan’ - ‘Zomer te Ter-Muren’ door Paul De Wispelaere, ‘De Paradijsvogel’ of de binding met het verleden door Herwig Leus, Boon en de maatschappij enkele aspecten door Roger Tavernier, De invloed van Louis-Paul Boon op de jongere generatie door Hugo Raes en Een vergelijking van twee drukken van ‘Mijn kleine oorlog’ door René Gysen.
| |
| |
| |
Taal en Tongval. XVII, Afl. 4
M. Hoebeke drukt Een Weslvlaamse oorkonde van 1434 af, die in Oudenaards bezit is, en geeft daarbij geschiedkundige, naamkundige en taalkundige aantekeningen. - T. de Vries vermeldt voorbeelden van Relict en renovatie als welkome variatie in het Urks. -In het artikel van K. Heeroma, De herkomst van het Nederlandse vocalisme, trekt vooral de aandacht zijn hypothese aangaande de geografische herkomst van de uu uit oudere oe: in deze palatalisering ziet hij een vroeg-frankische trek, die zich vanuit het Rijn-Maasgebied heeft uitgebreid. - R. Vanrijkel houdt Enkele fonologische beschouwingen over het Landense a-vocalisme. - In de rubriek Boekbespreking beoordelingen o.a. van K. Heeroma, Taalatlas van Oost-Nederland, 2e en 3e aflevering, en E. Blancquaert e.a., Dialektatlas van Belgisch-Limburg en Zuid Nederlands-Limburg, beide door J. Leenen.
| |
Levende Talen. Maart
Twee voordrachten, gehouden in de jaarvergadering van de Vereniging van Leraren in Levende Talen op 27 december 1965, zijn in dit nummer opgenomen: J.G. Bomhoff heeft in de algemene vergadering zijn Bijdrage tot een definitie van literatuur geleverd; J.S. ten Brinke heeft in de sectie Nederlands wegen gewezen Naar een beoordelingsmodel van het zakelijke opstel. - J. van Roey stelt de vraag Attributief gebruikte substantieven in het Nederlands? naar aanleiding van het toenemende ‘losschrijven’ van samenstellingen. - Manfred Wolf heeft, als oefening in ‘kritisch proza’, De stille kracht van Couperus in San Francisco laten beoordelen door twintig studenten; de meesten daarvan, en wel juist degenen die het beste werk hadden geleverd, oordeelden zeer ongunstig over de roman. - Boekbeoordelingen o.a.: S. Dresden, Wereld in Woorden (W. Blok): Vondel, Adonias, uitgeg. door L. Strengholt (D.F. Kouwenhoven); C. Blokland, Willem Sluiter (E.v.d. Weele).
| |
Onze Taal. XXXV, Nr. 2
Een redactioneel artikel, Wonen en heten, gaat over bewonernamen met -aar of -er afgeleid van plaatsnamen; een ander over het hachelijk verschil tussen meenemen en meebrengen.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Januari
Als Epistolary Poetry brengt B.F. van Vlierden Gezelles poëtische bewustwording in de intimiteit (1858), waarin Schr. erop wijst hoezeer de dichterlijke briefwisseling met Eugène van Oye voor de dichter ‘neerslag en voedingsbodem (is geworden) van elkaar snel opvolgende nieuwe poëtische inzichten en ervaringen.’ - De Kroniek bevat: Johan Daisne of het schrijven als een onderonsje door Lieve Scheer; Uit Vondels huis en Vondels buurt door Lode Roose, waarin besproken worden: Het priester-koningsconflict in Vondels drama van Lieven Rens; Zwischen Himmel und Erde / Eine Studie über Joost van den Vondels biblische Tragödie in gattungsgeschichtlicher Perspektive, het proefschrift van Dr. K.L. Johannessen; Rodenburghs Eglentiers Poëtens Borst-weringh van S.F. Witstein, en de vierde bundel Filologische Opstellen van L.C. Michels.
| |
De Vlaamse Gids. Januari
M. Rutten onderneemt een inspectiereis In de contreien van Colibrant en bespreekt van de in '64-'65 uitgekomen dichtbundels bij deze uitgeverij o.m. Van Zuilen, Sneeuw en
| |
| |
Rozen van de uitgever J.L. Belder zelf, Geboorte van Pieter Aerts, Laïs van Luc Indestege en Het Ogenblik van Annie Reniers.
Februari
Willy Roggeman analyseert Paul De Wispelaeres roman Mijn levende schaduw in Het failliet van de tijddimensie. - ‘Kanttekeningen’ geeft De dichterlijke persoonlijkheid van Paul Van Ostaijen, n.a.v. Paul Hadermanns monografie over de dichter, door A. Merckx.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XVIII, Nr. 12
P(iet) v(an) A(ken) bespreekt in Agenda van een heidens lezer (8) onder meer enkele nieuwe romans (H.-J. Loreis ‘Is de boelijn over de nok?’ en J. Walravens ‘Negatief’).
| |
Nova et Vetera. XLIII, Nr. 4
In ‘Lessen en Methode’ belijkt W. Ver Eecke Jan Hendrik Leopold.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXII, Afl. 2
Josse De Cock vervolgt en besluit zijn in de vorige aflevering begonnen artikel over De automatisering in de Romaanse talen. - W. Gobbers overziet en taxeert de Beginnende Vlaamse literatuur en kritiek in de Bijdragen der Gazette van Gend (1836-39): in die Gazette van Gend hebben de leden van het genootschap onder de zinspreuk ‘De Tael is gantsch het Volk’ in de jaren 1836-1839 geregeld feuilletons geplaatst als ‘Bijdragen der G.v.G. voor Letteren, Kunsten en Wetenschappen’. - In de rubriek Boeken o.a. een korte bespreking, door W. Gobbers, van J.B. Wellekens, Verhandeling van het Herderdicht, uitgeg. door J.D.P. Warners.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1965, Afl. 9-10-11-12
In een artikel van P. Brachin over Alberdingk Thijms verhandeling ‘De la littèrature néerlandaise’ komen typerende trekken van dat werk duidelijk uit. - Wijlen P. de Keyser wijdt een onderzoek aan Cokerulle en Moerlemaye, de namen waaronder opstanden die in 1280 onderscheidenlijk te leper en Brugge plaatsvonden, bekend zijn gebleven; het eerste woord herleidt hij op Kyrie eleison, dat, als kreet tot uiting van velerlei stemmingen, in velerlei vervormingen tot in de 19e eeuw voorkomt: de opstand zou dan genoemd zijn naar de kreet waarmee de onderdrukten hun eis kracht bijzetten; met aarzeling geeft hij ook een verklaring voor de naam van de brugse opstand. -A.A. Weijnen vermeldt verscheiden lexicologische Oude Engels-Nederlandse parallellen, en laat in sommige gevallen de mogelijkheid van ontlening uit het Engels gelden; aannemelijk acht hij die vooral, als de nederlandse partner geografisch beperkt is tot het (zuid)westen van het taalgebied.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXV (1966), Nr. 1
De beschouwing van H. Combecher over Calvinistische trekken in de Nederlandse mentaliteit is, zoals G. de Smet in een naschrift opmerkt, ‘sterk persoonlijk gekleurd’. - F(rieda) van Tyghem maakt preciserende en corrigerende lexicologische opmerkingen bij Middelnederlandse terminologie voor bouwgereedschappen. - Het historielied als dichtsoort krijgt in de behandeling door S.A.E. van Puffelen weinig scherpe contouren.
| |
| |
- Onder ‘Nieuwe Uitgaven’ refererende aankondigingen van Klaas Heeroma, Der Mensch in seiner Sprache, en Eug. De Bock, Verkenningen in de achttiende eeuw, heide door V.P. (= Van Puffelen?).
| |
Spieghel Historiael van de Bond van Gentse Germanisten. VII (1965), Nr. 1-4
De vier nummers voor 1965 zijn verenigd tot een in 1966 verschenen boekje van 64 bladzijden, dat aldus met enig recht als ‘jaarboek’ betiteld zou kunnen worden. Karel De Clerck beschrijft erin de weinig verheffende geschiedenis sedert 1837 van de leerstoel voor ‘vlaamse letterkunde’ aan de gentse universiteit, die ten slotte in 1864 definitief door J.F.J. Heremans bezet werd (Kandidaten voor ‘Le Cours de Flamand’ aan de universiteit te Gent). - In de rubriek ‘Boekbespreking en -aankondiging’ wordt het uitvoerigst behandeld Verschuerens Modern Woordenboek en Atlas, door R. Haeseryn.
| |
Nu Nog. XIV, Nr. 2
Hierin een verslag van de A.B.N.-week 1966, en de rede waarmee G. De Rouck de deelnemers daaraan verwelkomd heeft in het bij de taalgrens gelegen Ronse, dat hij met recht Vlaamse stad mag noemen. - Stemmen uit de lezerskring reageren op het ‘je, jij, jullie’ van W. Penninckx in het vorige nummer. - Verder o.a. de gewone, gevarieerde rubriek Brievenbus-Taaladvies.
| |
Ons Erfdeel. IX, Nr. 3
Jozef Deleu opent het nummer met een In Memoriam Dr. J.E. Van den Driessche (1898-1966), die voor de nederlandse cultuur in Frans-Vlaanderen veel heeft gedaan, en een Proeve van een bibliografie van de overledene. - Luc Verbeke geeft zijn voorlaatste vervolgartikel over Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen. - Piet Simons behandelt De dichter J.H. Leopold; enige gedichten van Leopold volgen, met franse vertaling door André Piot. - Karel Hemmerechts begint een beschrijving van Het denationalisatieproces van Brussel tot 1830. - In de reeks ‘Taalminderheden in Europa’ handelt Guy Heraud over De Katalanen. - R. Debevere vervolgt zijn artikel over een Middelnederlands getijdenboek gevonden te Belle in Frans-Vlaanderen. - F. Pittery zet het stuk over Duinkerke voort. - De zesde lijst Het Nederlandse boek in vertaling van Jozef Deleu vermeldt 29 in 1965 en 3 in 1966 verschenen vertalingen in boekvorm. - Voorts verscheiden andere bijdragen (waaronder het gedicht Ziekentroost van Slauerhoff, met vertaling in het Engels door Peter Blum) en de gewone rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen, waaraan vele auteurs hebben meegewerkt.
| |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XXI, Afl. 4 (Okt. 1965)
W.J. de Klerk levert een korte Principiële beskouing oor strukturele dialektologie. - H.J. Lubbe bespreekt woorden en uitdrukkingen in verband met Die Dood in ons taal.
| |
Standpunte. XIX, Nr. 3
F.I.J. van Rensburg bespreekt 'n Opvallende konstruksie by D.J. Opperman, nl. diens ‘spesifikasiekonstruksie’ (type: 'n spritjie mos). Opperman blijkt dit type met nieuwe specimina te verrijken ('n takkie blare, wolke donder enz.). - P.D. van der Walt
| |
| |
vestigt de aandacht op 'n Vroeë satiriese werkie, nl. ‘Die eselskakebeen’ (1909) van W. Postma. - T.T. Cloete (Oë toets) bespreekt de dissertatie van Rialette Wiehahn ‘Die Afrikaanse poësiekritiek, 'n histories-teoretiese beskouing’.
| |
Neerlands Volksleven. XVI, Nr. 1
Het nummer voert als titel Geloof en Volksleven, en twee evenzo getitelde voordrachten, door P.J. Meertens en H.A. Sillevis gehouden op de jongste Volkskundedag, zijn erin opgenomen. Daarbij sluit aan A.J. Bernet Kempers met een referaat van een artikel van Richard Weiss over protestantse volkscultuur in Zwitserland. - Van de verdere inhoud volgen hier een aantal titels; een ander aantal blijft onvermeld. Henk Kooyman vertelt Sagen uit de Waarden. - H.J. de Feyfer verhaalt van Het vonnis dat geveld werd over Meester Jacob Vegeer, opper barbier chirurgijn aan boord van de Mauritius op de wereldreis 1623-1626, op beschuldiging van enige opvarenden te hebben vergiftigd. - Op Een bakkershoorn van 1587 herkent-H.W.M.J. Kits Nieuwenkamp het krakelingmotief, dat hij beschouwt als een ‘eeuwigheidssymbool’. - In een vergelijkende beschouwing door Tj. W.R. de Haan van verschillende dichterlijke bewerkingen van de zangwedstrijd tussen De nachtegaal en de koekoek slaat Bilderdijk een goed figuur. - M.C. Blöte-Obbes deelt een en ander mede over Het souvenir van haar (‘haar’ substantief). - J. Verhoeff levert een tweede bijdrage Volkskunde van Oud-Beierland (en omgeving), waarin o.a. een groot aantal speelliedjes. - J. Vader vertelt weer uit zijn walcherse jeugd in Varende luiden en ‘Eet smaokelik!’
| |
Lingua. XVI, Nr. 1
W. Kaper geeft, op grond van waarnemingen bij zijn eigen kinderen en gegevens bij andere auteurs over kindertaal, een voorzichtig bevestigend antwoord op de vraag Lässt sich beim noch nicht in die Schule gehenden Kind irgendein ‘Gefühl’ für die ‘Leistung’ des Genitivs und der Präpositionen festslellen?
|
|