De Nieuwe Taalgids. Jaargang 59
(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Albert Verwey en Stefan GeorgeDit artikel is geschreven ter aankondiging van een belangrijk boekwerk: Albert Verwey en Stefan George. De documenten van hun vriendschap. Bijeengebracht en toegelicht door Mea Nijland-Verwey (Polak & Van Gennep, Amsterdam 1965, 335 blzz.; 9 ill.; prijs geb. f 32,-). In dit boek is, met uitzondering van enkele (door de uitgeefster vermelde) verloren gegane berichten, alles bijeengebracht wat deze twee dichters in brieven en gedichten, rechtstreeks of middellijk, tot elkaar gericht of in verbeeldingsvorm tot of over elkander gesproken hebben; dientengevolge bevat het ook Verwey's gedichtenreeks Bij de dood van een vriend en het essay Mijn Verhouding tot Stefan George. Bovendien zijn een aantal brieven en boekbesprekingen van kunstenaars uit beider kring opgenomen. De term documenten is zeer terecht gebruikt, want het betreft hier veel meer dan een briefwisseling tussen twee min of meer toevallig bevriende dichters. De verhouding tussen Verwey en George ging daar ver bovenuit. Begonnen als een ontmoeting tussen twee dichters van verschillende nationaliteit die zich tot elkaar aangetrokken voelden, groeide hun verhouding snel uit tot vriendschap, om dan door scherpe conflicten en daardoor teweeggebrachte verwijdering tenslotte te leiden tot een weemoedig terugziende genegenheid uit de verte. Beiden wisten zich baanbrekers, leiders van een beweging en vertegenwoordigers van een dichterlijke idee; beiden beseften dat elks idee zowel nationale als universele aspecten had. Maar bovenal realiseerden ze zich na ettelijke jaren van min of meer bewust gecultiveerde eensgezindheid, dat ieders diepste wezen zowel verwant als met dat van de ander in strijd was. Dit paradoxale gevoel van strijdende verwantschap is het, dat hun verhouding van zulk eminent belang maakt in de geschiedenis van de kultuur en de gedachtenwereld van West Europa. In het nationale en het ideële vlak leidde hun ontmoeting tot een onverzoenlijk conflict tussen twee geesteshoudingen, een autokratisch-nationale en een demokratisch-universele, welks onvermijdelijk verloop tot aan de crisis van 1910 en het naspel van 1919 in de documenten duidelijk te volgen is. De geschiedenis van dit uit internationaal oogpunt interessante conflict vormt een betrekkelijk eenvoudig en rechtlijnig zich ontwikkelend proces. Veel gecompliceerder en zowel psychologisch als artistiek oneindig boeiender is de ontwikkeling van hun dichterlijke verhouding. Hun gevoel van verwantschap, dat bij het eerste contact vrijwel onmiddellijk ontstond, werd steeds levendiger en sterker; het sloeg, alle fundamentele verschillen van opvatting ten spijt, aldoor dieper wortels. Niettemin werden de botsingen zo ingrijpend en zonder uitzicht op verzoening, dat beiden tenslotte van verdere ontmoetingen afzagen. Toch bleef de vriendschap bestendigd in een wederzijds gevoel van smartelijk terugziende genegenheid. Wederzijds - men hoeft maar twee ongewoon openhartige uitingen van beiden uit die laatste jaren naast elkaar te leggen om dit te zien. Mea Nijland-Verwey ontleentGa naar voetnoot1 aan Robert Boehringer's Ewiger Augenblick (Aarau 1945) een gesprek tussen George en enkele vrienden, waarin George na de peinzend gesproken woorden: Auf den Abschied schrieb er so: ‘Die grenzen die du setzest Tun dich selbst am meisten weh. Wenn du dich abscheidest Du kannst nicht hindern Dass wir dir nah sind’ - | |
[pagina 195]
| |
opmerkte: ‘Bewunderungswürdig und christlich. Es macht mich traurig.’ - En zij brengt tevens de volgende ongedateerde en ongedrukte schets van Verwey (bewaard op een briefkaart)Ga naar voetnoot1: Mijn arme koning, ik bemin u zoo
Omdat ge voor een ander mensch u niet
Verneedren kunt en nooit iets af kunt doen
Van d'aangenomen houding, laten u
Allen alleen die niet als ik uw zwakte
Erkennen naast uw grootheid. Niemand weet
Hoezeer ge een kind zijt en hoe hulpeloos
Gevangen in uw eensgekweekte waan
Van onvernederbare majesteit
Het is goed dat deze twee uitingen van de vergetelheid gered zijn, want voor het begrijpen van de menselijke verhouding tussen de twee kunstenaars zijn ze van onschatbare waarde. Toch belichten ze nog slechts éen aspect ervan. Misschien is het meest fundamentele van het onontwarbare complex van aantrekking en afstoting tussen deze twee het diepst gepeild in Verwey's Het Lied van de ErkentenisGa naar voetnoot2: ledre zin is vreemd.
't Zij zo: in ons beider denken
Niets dat naar 't gedenk van de andre zweemt.
Iedre zin is vreemd.
Maar zijn vorm bekoort.
Vorm aan vorm verwant
Heffen zich twee vreemdling-zielen
Aan de kimmen elk van 't eigen land,
Vorm aan vorm verwant.
Noem het liefde of haat:
Siddrend groeten bei elkander,
Daar hun open oog elks vorm verstaat,
Noem het liefde of haat.
Men moet deze verzen naar de geest verstaan, en bij ‘vorm’ wel degelijk ook de snit, de ‘habitus’ van beider denken inbegrijpen. Immers, beiden waren monist, voor beiden waren lichaam en ziel éen; beiden waren zich bewust dat ze in (George) of door (Verwey) de geschapen gestalte (liet accent verschilde bij hen!) het goddelijke aanschouwden. George dichtte eens:Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 196]
| |
Was kann ich mehr wenn ich dir dies vergönne?
Dass ich als thon mich schmiege deinen händen
Nach deines herzens schlag mein sinnen stimme?
Dass mich dein mark in mir dir leise ähnelt
Dein blick dein schritt mir eingibt wo ich gehe?
Du tränkst mit deiner farbe meine träume
Du hilfst den laut mir bilden wenn ich bete
Dein odem rinnt in meinem wort der sterne,
Verwey heeft dit gedicht vertaald, wel een bewijs dat het weerklank in hem vond. Hoezeer zijn besef van de eenheid van inspirator en inspiratus aan dat van George verwant was, ziet men uit zijn jaren later ontstaan gedicht De Ene:Ga naar voetnoot1 Er is niets dat mij baat dan uw nabijheid.
Maar meest uw spreken. Want ik vraag me vaak
Als ik mezelf hoor fluistren, of niet gij het
Zijt die daar spreekt.
Dit is het zoetst verkeer, als ik niet weet
Of gij en ik twee zijn of een. Ik luister
En in het luistren huwt zich ziel aan ziel. -
Vanwaar dan het onverzoenlijke conflict? Ook deze vraag wordt door de hier geboden documenten beantwoord. De wegen van deze zozeer verwante dichters scheidden zich onherroepelijk door George's ‘Maximin-Erlebnis’. Wel te verstaan, niet door deze beleving zelf, maar door George's interpretatie ervan. Beide dichters kenden de ervaring van het goddelijke dóór of in een mensengelaat; de aanhef van Verweys' gedicht ‘Mijn Meester’:Ga naar voetnoot2 Staat gij niet achter menslijke aangezichten,
Mijn lieve meester, als een nieuw gelaat
Dat heenschijnt door het oude? -
vindt zijn tegenhanger in George's verzen:Ga naar voetnoot3 (door Verwey vertaald, zie in de lijst in De Documenten etc. blz. 314, Als ich am andren abend bei dir sass
Merkt ich wie durch dein erstes durch: das zweite
Das gottesantlitz langsam dir erwiächst.
Toch is er verschil, getuige het woord ‘gottesantlitz’. Bij Verwey is een openbaring van iets goddelijks als voorbijgaand verschijnsel in elk mensengelaat mogelijk; bij George is de openbaring aan éen gelaat blijvend eigen:Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 197]
| |
Dem bist du kind, dem freund.
Ich seh in dir den Gott
Den schauernd ich erkannt
Dem meine andacht gilt. -
Men behoeft Verwey's ‘Emmausganger’Ga naar voetnoot1, de onmiddellijke weerslag op deze houding, er maar naast te leggen, om zelfs in de George's gevoel zorgvuldig ontziende verzen In de gestalte zien wat andren droomen,
Wat voor de meesten vaag verlangen blijft,
Dat was uw voorrecht, Vriend. Een nevel drijft
Dan voor uw oog en 't beeld is weggenomen. -
te voelen dat Verwey in George's beleving een volkomen natuurlijke ervaring zag, en zijn denkbeeld van een belichaming van het goddelijke afwees. Later, in de verzen, waar hij George karakterizeerde als ‘knieler voor het zelfgeschapen wonder’Ga naar voetnoot2 zou hij het scherper formuleren. Dit conflict was de rots waarop hun ‘broze eensgezindheid’Ga naar voetnoot3 schipbreuk leed, en nog na jaren klinkt de schok na; bij George in de haast angstige verzen:Ga naar voetnoot4 War der gott der mich erleuchtet
War der geist der mir erschienen
Fern aus unermessnen höhn?
Hab ich selber ihn geboren?
Schweig, gedanke! seele bete!
en bij Verwey in de door Mea Nijland-Verwey in de DocumentenGa naar voetnoot5 opgenomen passage: ... Ik kende een vriend die smeekte
Dat hem een god verscheen. Zijn denken kweekte
De god, zijn wezen, zijn verschijning, tot
Hij ze uitschreef, en daarná verscheen de god.
Een werklijkheid, maar door hemzelf geschapen,
Of slechts gezien? In alle dingen slapen
Mogelijkheden, talloos, en ons oog
Legt in de wereld wat ons hart bewoog. -
Het drama van deze dichtervriendschap is nergens aangrijpender dan in deze twee passages. Wij zien hier, hoe diep hun gevoelsverwantschap ging, hoezeer het onherroepelijk uiteengaan van hun wegen beiden moest scheuren tot in de teerste vezels van | |
[pagina 198]
| |
hun ziel. Terwijl elk van hen bij iedere confrontatie het standpunt van de ander met beslistheid verwierp, vroeg ieder zich in de eenzaamheid van eigen hart soms af, of ergens in hem verscholen toch niet een twijfel, een neiging was waardoor hij de ander bijna kon volgen, of althans verstaan. Dat het lezen van dit boek tot deze gedachten aanleiding gaf, is wel een bewijs dat wij het nodig hadden. Het heeft de onschatbare verdienste, dat wij voortaan al de bronnen tot het verstaan en verder onderzoeken van de verhouding tussen twee grote dichters van verschillende stam in chronologische volgorde bijeen hebben, zodat het gehele verloop van deze menselijk en ideëel volstrekt énige ontmoeting tussen twee in genegenheid elkaar bestrijdende persoonlijkheden thans vrijwel van maand tot maand te volgen is. De betrouwbaarheid en volledigheid van de uitgave moge blijken uit het feit dat mij, hoewel ik met het oog op eigen studie een volledig afschrift van de briefwisseling heb gemaakt, geen enkele lacune of fout is opgevallen; daarentegen bevat het boek een aanzienlijk aantal totnogtoe onuitgegeven gedichten en schetsen, sommige van groot belang voor het verstaan van de verhouding, benevens interessante reproducties, o.a. van portretten door Toorop en Hermann Schlittgen. Voorts bevatten de Bijlagen een litteratuur-opgave, een lijst van door George en Gundolf vertaalde gedichten van Verwey, een van door Verwey vertaalde gedichten van George, een lijst van besprekingen van George's werk door Verwey, en tenslotte twee lijsten van beider boeken bij eerste verschijnen, benevens een personenregister. Bij de uitgave is grote zorgvuldigheid en nauwkeurigheid betracht; zo zijn een aantal alleen in handschrift bewaarde vertalingen van gedichten of fragmenten opgenomen, en is de bruikbaarheid van de verzameling ten zeerste verhoogd door talrijke verwijzingen naar plaatsen in Mijn Verhouding tot Stefan George, waardoor anders wellicht moeilijk verstaanbare passages in brieven of gedichten worden verhelderd, of de vooral later steeds langere tussenpozen tussen de brieven worden overbrugd. Dat er tegenover Mijn Verhouding geen dergelijke reeks herinneringen van George stond, kon door de uitgeefster uiteraard niet verholpen worden, maar zij heeft naar vermogen een tegenwicht geschapen door het opnemen van talrijke brieven en uitlatingen, ook gedichten, van Gundolf, Wolfskehl en andere leden van George's kring, en door talrijke verwijzingen naar de ook in de litteratuurlijst vermelde op George betrekking hebbende werken van Wolters, Boehringer Salin, G.P. Landmann en Edith Landmann.Ga naar voetnoot1 Dank zij deze onpartijdige volledigheid en akribie is dit boek een onschatbare bron voor allen die deze documenten wensen te bestuderen. Londen t.h. weevers |
|