De Nieuwe Taalgids. Jaargang 59
(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingIn m'n Beknopte ABN-syntaksisGa naar voetnoot1 heb ik heel in het kort twee types behalve als zn-patroondeel besproken die ik nu veel uitvoeriger wil behandelen: het type behalve1 met de ondertypes a (alle jongens behalve Kees) en b (iedereen behalve Kees) die zich onderscheiden doordat ze in hun geheel voor een voor-pvGa naar voetnoot2 kunnen staan en het type behalve2 (behalve Kees ... ook Jan) en z'n varianten waarvoor dat niet geldt:
Behalve1 moeten we nevenschikkend vw noemen, behalve2 staat daar vrij dicht bij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De types alle jongens behalve Kees en iedereen behalve Kees1.1. Vormleera. Alle jongens behalve Kees De twee helften van deze groep (alle jongens en behalve Kees) kunnen in hun geheel en dan alleen in deze ene volgorde voor een voor-pv staan, maar die helften komen ook gescheiden voor. In dat geval is hun onderlinge volgorde onverschillig, maar wel heeft nu alle jongens enkel alle plaatsmogelijkheden van het geheel. Is dat bv. lv, dan kan alle jongens geen uitloop zijn (d.w.z. ‘achter een vd staan’), maar behalve Kees wel:
(Dit feit bewijst niets over de vraag of behalve Kees een nabepaling is bij alle jongens ofwel een nevenschikking daarmee vormt, want allebei die elementen onttrekken zich aan de plaatsregels van het geheel. Ik geef opnieuw enkele voorbeelden van een lv, waaruit blijkt dat z'n plaatsregels niet gelden voor z'n nabepalingen en voor een tweede en volgende elementen van een nevenschikking: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zn-patroon met behalve kent dezelfde mogelijkheden als een onbeperkt zn-patroon, maar als we van zo'n onbeperkt patroon als onderwerp of lv, een bw bep., vv enz. maken door er een vzaz voor te zetten, en daarna hetzelfde proberen met een zn-patroon met behalve, dan blijkt dat vzaz meestal na behalve nog herhaald te kunnen worden; dat is een heel groot verschil met dat onbeperkte zn-patroon (bv. alle jongens van jouw broer):
Maar maken we van een onderwerp of lv als alle jongens behalve Kees zo'n bw bep., vv enz. door voorplaatsing van een vzaz, dan wordt dat wél herhaalbaar na behalve:
Bij groepen met en, of enz. vinden we een dergelijk verschijnsel: maken we van een onderwerp of lv als Jan en Kees een bw bep. door voorplaatsing van een vzaz, dan krijgen we herhaalbaarheid daarvan na en, of enz.:
Behalve dit eerste feit wijzen nog drie andere erop dat we behalve1 een nevenschikkend vw moeten noemen. Terwijl de kern van een zn-patroon enz. die van z'n nabepaling niet beperkt tot gelijksoortige elementen, doen de kernen van elementen van een nevenschikking dat wel:
Welnu: behalve trekt weer een lijn met en, of enz. doordat de kern van de eerste helft dezelfde woordsoort moet hebben als die van de tweede: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar de beperkingen die behalve z'n omgeving oplegt, gaan nog veel verder en ook daaraan ontleent het z'n volkomen aparte plaats. Het kan nl. niet voorkomen tenzij de eerste helft een voorbepaling bevat als al(le), ieder(e), elk(e), hele of geen. Tussen alle enz. en behalve is een soort korrelatie in die zin dat alle wel voor kan komen zonder behalve, maar omgekeerd behalve1 niet zonder alle enz.Ga naar voetnoot2 In één van deze gevallen komt als in aanmerking als paradigmagenoot van behalve, nl. bij geen; in de andere gevallen doet het dat niet en op dit verschil baseer ik een indeling in tweeën:
Het derde argument dat pleit voor de benaming nevenschikkend vw bij behalve is het feit dat het behalve met mij, jou, hem enz. ook nog met ik, jij, hij enz. een groep kan vormen:
Een naamvalsvorm van het type hij heeft als kenmerk dat hij perse een van de kernen (of dé kern) van een onderwerp moet zijn; van een nietonderwerp kan hij nooit een van de kernen of dé kern zijn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kern van een nabepaling kan hij nooit wezen, zelfs niet van een binnen het onderwerp; daar kan weer enkel hem enz. staan:
Maar de groep behalve hij is zoals gezegd wél mogelijk; meer nog: hij bewijst evenzeer als de groep en hij dat het geheel per se onderwerp moet zijn:
Een vierde overeenkomst tussen behalve en en, of erz. is de onmogelijkheid van een verbinding met een onbeklemtoond woord:
Afgezien van, met uitzondering van en uitgezonderd zijn geen volwaardige vervangers van behalve: de twee eerste kennen bv. geen verbinding met ik, jij enz.:
Bovendien ontbreekt meestal de zo karakteristieke herhaalbaarheid van een vzaz als het hele patroon met zo'n vzaz begint:
b. Iedereen behalve Kees
Het begrip zn-patroon uit de titel van dit artikel moeten we in de ruimste zin verstaan, nl. zó dat ook enkele vn eronder vallen (iedereen, alles en niemand, niks en niets) en bovendien ook enkele onbepaalde woorden die onze traditie volkomen ten onrechte onder de restgroep van het bw rekent, maar die in werkelijkheid heel sterk verwant zijn met de genoemde vn, nl. overal, altijd en nergens, nooit. Ik noem die ‘vn’, en wel onbep. ‘vn’. Er bestaan drie reeksen onbep. vn en ‘vn’: de twee al genoemde reeksen iedereen enz. en niemand enz., en bovendien iemand enz. Ik moet bekennen dat ik geen vorm- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kriterium ken dat ze alle drie gemeen hebben, maar wel verenigt de verbindbaarheid met behalve de reeksen iedereen en niemand heel sterk:
Met name bij de vn gelden hier dezelfde vier argumenten die duidelijk gemaakt hebben dat behalve1a een nevenschikkend vw was:
De twee kolommen van voorbeelden van zoëven verschillen weer doordat alleen de rechter kolom ook niemand als, niks als enz. kent. In de linker kolom beantwoorden daaraan geen vervangingen als iedereen als enz. Ook nu komen afgezien van, met uitzondering van en uitgezonderd weer nauwelijks in aanmerking als vervangers van behalve. En zoals alle ... behalve bij 1a een korrelaat vormden, zo doen iedereen en behalve het hier bij 1bGa naar voetnoot1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. BetekenisleerIn alle ... behalve (type 1a, linker kolom) en in iedereen behalve (type 1b, linker kolom) betekent behalve ‘maar ... niet’; daarentegen betekent het in geen ... behalve (type 1a, rechter kolom) en in niemand behalve (type 1b, rechter kolom) ‘maar ... wel’:
Dat verschil hangt heel duidelijk samen met het betekenisverschil tussen de groepen woorden die telkens het eerste deel vormen van het korrelaat met behalve, want de types alle (1a, links) en iedereen (1b, links) betekenen ‘alles insluitend’ en de types geen (1a, rechts) en niemand (lb, rechts) ‘alles uitsluitend’. Ook in de betekenisleer blijkt duidelijk hoe sterk behalve gebonden is in een korrelaat. De stukjes niet en wel in ‘maar ... niet’ en ‘maar ... wel’ zijn geen deel van de betekenis van behalve; voor dat woord blijft als betekenis over ‘maar ... heeft een tegengesteld teken’ (‘tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld aan dat van alle enz. en geen enz.’), of ‘maar ... is een uitzondering’ (‘op wat alle resp. geen veralgemenend aangeven’). Met dat al heb ik nu nog niet gesproken over de semantische verwantschap tussen behalve en en, of enz. Allereerst dit: onder de nevenschikkende vw die onze traditie kent staat want zó apart naar vorm en betekenis, dat het er vrij zeker niet bij hoort:
Omdat het nu op dit laatste punt aankomt, geef ik hiervan wat voorbeelden; ik gebruik daarin uitsluitend zg. reeksvormers (‘speciaal type korrelaten waarbij nevenschikkende vw betrokken zijn’): sommige nevenschikkende vw zijn ook in hun eentje mogelijk, andere niet, en daarin komen ze overeen met behalve:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het type behalve Kees ... ook Jan2.1. VormleerIn de Inleiding heb ik er al op gewezen dat de bestaansreden van dit tweede type behalve het feit is dat de twee helften behalve Kees en ook Jan in geen enkele volgorde samen voor een voor-pv kunnen staan. In ditzelfde feit ligt tegelijk een bezwaar tegen de benoeming van behalve2 als nevenschikkend vw, al staat het daar ongetwijfeld heel dicht bij. Dat blijkt voornamelijk uit het feit dat behalve Kees onmogelijk een bw bepaling kan zijn: het heeft rechtstreeks niets met het gezegde en alles met ook Jan te maken want behalve Kees is uitgesloten tenzij er een soortgelijk patroon aanwezig is met ook, nog meer, andere of een dergelijk verbindend woord (zie evenwel noot vorige blz.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Jan kan weer elk zinsdeel zijn dat elk ander zn-patroon van dit type kan wezen. Heeft het een vzaz als deel (bv. ook naast Jan), dan móét - na behalve1 kón het maar hoefde het niet - hetzelfde of een ‘dergelijk’ vzaz ook na behalve2 voorkomen:
Ook nu zijn behalve ik en behalve mij weer mogelijk en ook nu verraden die vormen een onderwerpschap resp. nietonderwerpschap, en wel van ook JanGa naar voetnoot1. En tenslotte zijn ook nu groepen van behalve met een onbeklemtoond woord weer uitgesloten: behalve je enz. De basis van de eenzinsdeelproef ligt in de formulering: als het geen ww betreft mogen we zeggen dat alles wat hoogstens voor een voor-pv kan staan één zinsdeel vormt. Uit het voorbehoud bij het ww blijkt al duidelijk dat we hiermee niet in 100 % van de gevallen terecht kunnen; er zijn bovendien nog andere woorden (bv. niet) die we hier niet onder kunnen vangen en verder is er een verschil tussen ‘voor een voor-pv kunnen staan’ en ‘hoogstens voor een voor-pv kunnen staan’:
De greris tussen ‘een zinsdeel’ en ‘een zinsdeelstuk’ levert hier al stof voor veel diskussies, maar in het type behalve Kees ... ook Jan vinden we een variant waarvoor hetzelfde geldt. Wie behalve Kees de naam verbondenonderwerpsbepaling enz. geeft) staat ongetwijfeld een heel stuk dichter bij de waarheid als wie de naam bw bep. gebruikt, maar eigenlijk vereist behalve Kees toch een totaal aparte naam. Het lijkt me goed om die pas te maken als we wat beter ingelicht zijn over de aard van verwante types. Ik volsta nu met de voorzichtige konstatering dat behalve Kees ... ook Jan een iets minder hechte eenheid vormt als alle jongens behalve Kees. Een ander verschil lag in de aard van het woord waarmee behalve een korrelaat vormde: bij type 1 een onbep. woord, bij type 2 een kopbepaling (bv. ook) of iets dergelijks. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. BetekenisleerHet tweede behalve betekent ‘niet alleen’, ‘zowel’, ‘én’; ook dit vormt duidelijk een lid van een semantisch korrelaat. (Tegelijk doet ook deze betekenis weer heel sterk denken aan die van een nevenschikkend vw enz.: niet alleen ... maar ook ...; zowel ... als ...; én ... én ...). Dat het altijd een plus vertegenwoordigt en nooit een min zoals behalve1 scheen te doen, komt doordat z'n tegenpool ook enz. altijd stabiel is en niet de wisseling kent van iedereen tegenover niemand. Evenwel blijft toch een verschil dat behalve2 semantisch hetzélfde teken heeft als ook enz. De nadrukkelijke scheiding tussen behalve1 en behalve2 die twee feiten uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormleer ons met klem voorschreven, vindt dus zoals te verwachten een duidelijke parallel in de betekenisleer. Ik kan het ook omkeren en zeggen: de duidelijke semeantisch verschillen blijken met name voor de juistheid van de eenzinsdeelproef een sterke steun. In het Besluit zal z'n bruikbaarheid trouwens nog eens te meer oiijken. Aan gemeenschappelijks in de betekenis van behalve1 en behalve2 blijft er nu niet zo heel veel meer over als het korrelaatkarakter: ‘verbondenheid met een soortgenoot vanuit een uitzonderingspositie die bij type 1 aanzienlijk duidelijker is als bij type 2’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. BesluitEen artikel moet niet alleen ergens een natuurlijke grens zien te vinden, maar bovendien als het even kan, een ogenblik over die grens heen laten kijken. Vooral bij behalve2 is dat hard nodig, want het bewijst z'n sterke verwantschap met het nevenschikkende vw verder nog doordat het ook ww-, bwbn-, vzaz- en misschien zelfs vw-patroondeel kan zijn:
Het eerste voorbeeld kan evenmin als het tweede in z'n geheel voor een voor-pv; die twee vormen dus evenmin als behalve Kees ... ook Jan één zinsdeel:
En al kunnen we met een pv zelf die proef niet nemen (we kunnen hem moeilijk voor zichzelf zetten), we mogen met een vd en een ow toch een parallel trekken tussen én ... én ... en behalve ... ook:
Dan moet ik heel even het type behalve dat ie zingt noemen dat zover ik zie weer enigszins apart van de andere staat en dat een zin met een achter-pv (hier: zingt) verbindt met de rest van een zin met een voor-pv waarvan het een deel is:
Met onze kleine voorstudie kunnen we overigens ook andere kanten op: we kunnen er de ‘zelfstandige’ en ‘bijvoeglijke’ woorden formeel en semantisch mee verbinden van de twee types iedereen en alle en van de twee types niemand en geen. We kunnen ook via korrelaten als geen ... behalve naar korrelaten gaan als geen ... als en naar het beperkte zinstype met geen ... of waarin we natuurlijk eveneens een korrelaat ontdekken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dat alles blijkt naar ik hoop in elk geval hoezeer het smalle en moeilijke pad van de voorstudies de aangewezen weg blijft naar de hoge bergtop vanwaar we eens he. ABN-systeem in z'n eindeloze komplikaties glashelder beneden ons zullen zien liggen, Wie de voorstudies niet eert is dit vergezicht niet weerd!
Eindhoven, mei 1965 p.c. paardekooper. |
|