De Nieuwe Taalgids. Jaargang 58
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Naar het handschriftHandschriftonderzoek is tijdrovend, zegt men. Men heeft gelijk. Maar het is efficiënt: dikwijls verschaft het de eenvoudige oplossing in felle discussies. 1. Dr. J. Karsemeijer heeft in 1956 voor de Pantheonserie een herdruk verzorgd van Voorhout, Costelijck Mal en Oogentroost. Om begrijpelijke redenen heeft hij de tekst niet vergeleken met de manuscripten in de Koninklijke Bibliotheek. Toch zou ik hem in overweging willen geven, dat bij een volgende herdruk wel te doen: op vele plaatsen zal hij dan tekst en commentaar moeten veranderen. Hieronder volgen twee voorbeelden. In Oogentroost 138 wordt afgedrukt: Mijn uer-werck is voor twee dry ueren opgewonden. Deze regel is in het verleden aanleiding geweest tot onenigheid. H.J. EymaelGa naar voetnoot1 had veel omhaal nodig om de visie van Bilderdijk-Van Vloten (twee drie-uren = zes uren) te bestrijden. Het handschrift had hem veel moeite kunnen besparen; daar staat een komma: Mijn uerwerck is voor twee, drij uren opgewonden. In Oogentroost 425 lezen we: ‘maer Bos en Kas zijn blinden.’ Dit Bos is pas binnengedrongen in Koren-bloemen 2 (1672), zeker niet met goedvinden van Huygens, die in 1647 schreef (meteen na 423a; de verzen 423b, 424, 425a zijn in de marge tussengevoegd): Maer [kist] Bors en Cass zijn blindenGa naar voetnoot2. De verklarende voetnoot van Karsemeijer ‘Bos = bus, spaarpot’ berust dus op een zetfout in Koren-bloemen 2. Weliswaar vermeldt het W.N.T. bos als variant van bus, maar in Oogentroost is alleen Bors mogelijk: vergelijk 422, 423 borse, Kasse (autograaf: Borse, Casse).
2. S.J. Lenselink heeft aan zijn proefschriftGa naar voetnoot3 een aantal stellingen toegevoegd, die de belangstelling van vakgenoten prikkelen. Stelling ix getuigt echter van enige roekeloosheid: ‘In vs. 852 van Huygens' Zee-straet: O kostelicke Tyd; wat soecktm'? u te verdrijven? moet het eerste vraagteken als een drukfout beschouwd worden.’ Als de promovendus in het handschriftGa naar voetnoot4 gekeken had, zou hij dat niet beweerd hebben. Daar staat: O kostelicke Tijd; wat soecktm' 〈>;?〉 u te verdrijuen 〈;>?〉
U met de schouderen te stooten als een' Vodd
Die nerghens goet voor is?
In eerste lezing werd de trits vragen afgesloten met één vraagteken. Bij nader inzien veranderde Huygens de puntkomma's echter in vraagtekens. Het betwiste teken kon dus nauwelijks bewuster zijn aangebracht. Lenselink had blijkbaar moeite met het zinsritme: de elisie over het vraagteken heen leek hem verdacht. Maar deze figuur is heel normaal; vgl. Trijntje Cornelis 166 passeerd'. [Ick], 407 komse; en, 1190 Iaewe. hij, 1198 segge. eij, Oogentroost 360 of't spoockte. O beeld, 759 de Mode; enGa naar voetnoot5. | |
[pagina 261]
| |
3. Moeilijker wordt het als het manuscript verloren is gegaan. De May zijn hoverdij van Bredero heeft al heel wat gemoederen in beroering gebrachtGa naar voetnoot1. Uitgaande van wat er staat, heeft men getracht een verklaring te leveren van die onverklaarbare May . Men heeft eikaars mening als onaanvaardbaar verworpen en andere onaanvaardbare betekenissen voorgesteld. Van Haeringen wil tenslotte de kans open laten voor een meer overtuigende verklaring, die hij helaas zelf niet kan geven. Ik meen dat ik de sleutel tot de eenvoudige oplossing in handen heb. De emendatie van VerwijsGa naar voetnoot2 is waarschijnlijk juist; voor May moeten we Man lezen. De paleografie maakt deze oplossing zeer aantrekkelijk. Een stringent bewijs is niet te leveren: we beschikken niet over het handschrift van de Spaansche Brabander. Wel hebben we twee korte manuscripten die aan Bredero worden toegeschreven. Het eersteGa naar voetnoot3 is een spreuk in traditioneel schrift: Dat ghy niet wilt dat v geschiet
En doet dat aen een ander niet
De ondertekening is in Italiaans schrift toegevoegd: Garbrant A. Brederode Amstelredammer. Het tweedeGa naar voetnoot4 is uit hetzelfde jaar. Het is gericht aan Madalena Stocmans en heeft als beginregel: Oogen vol maiesteijt. Het bevat 63 regels in traditionele letters, met een onderschrift in Italiaans handschrift. Volgens De VooysGa naar voetnoot5 is dit de enige autograaf die we van Bredero bezitten. Jhr. F.A. Ridder van Rappard acht beide documenten authentiek. Ik constateer echter dat de manuscripten totaal verschillend van lettertype zijn, zowel in het traditionele als in het Italiaanse schrift. Het lijkt me uitgesloten dat ze door dezelfde hand geschreven zijn. De korte spreuk maakt ongetwijfeld meer aanspraak op echtheid dan het gedicht. Dit laatste is in ieder geval niet ‘het klad’: er komt geen enkele doorhaling in voor. Nu meen ik dat voor mijn bewijsvoering de vraag aangaande de authenticiteit niet erg belangrijk is: de paleografische kenmerken die ik hier nodig heb, zijn algemeen voor de traditionele handGa naar voetnoot6. | |
[pagina 262]
| |
Voor mijn betoog ga ik uit van het feit dat in het traditionele Hollandse handschrift de finale y en n sterk op elkaar lijken. Voor Huygens heb ik de volgende vormen genoteerd:
In de albumspreuk van Bredero vinden we in ghy een variant die nog dichter bij de -n komt: In de twee versregels komt de genoemde uitvoering van de finale n jammer genoeg niet voor: daar staat de -n steeds na e, in welke positie ze volgens de gewoonte ontaardt in een enkele neerwaartse haalGa naar voetnoot1. In ‘Oogen vol maiesteijt’ vinden we echter vele voorbeelden van de -n met de bedoelde benedenwaartse haal; voor ons doel zijn het merkwaardigst: 57 dan, 59 an, 60 man, 61 gewan, 62 van. Weliswaar duiken de n's niet zo ver onder de schrijflijn dat een verwarring met -y hier gemakkelijk kan plaatsvinden. Maar er zouden slechts enkele millimeters bij hoeven te komen en de verraderlijke situatie was geschapen. Hoezeer ligt het voor de hand, dat Bredero ongewild de fatale misgreep van de zetter veroorzaakt heeft, waarvan de filologen der twintigste eeuw nog steeds de dupe zijn. Een nauwkeurige studie van de 17de-eeuwse handschriften, waarbij we ook letten op schijnbare onbenulligheden, kan van groot nut zijn bij het oplossen van nijpende problemen.
St.-Anthonis, juni 1964 h.m. hermkens |
|