Zetel en raadpleging van het W.N.T.
Het bureau van het Woordenboek der Nederlandsche Taal is in zijn eerste periode, tot de dood van Matthias de Vries, gevestigd geweest in het huis van zijn stichter, en daarna in het gebouw van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Toen het W.N.T. op 22 februari j.l. zijn honderdjarig bestaan vierde werd de laatste hand gelegd aan een nieuwe vestiging, een nieuw opgetrokken pand onmiddellijk naast de bibliotheek, door het Rijk bekostigd, dat op 1 mei geopend werd en direct door het Woordenboek als eerste eigen zetel betrokken. Het adres van het W.N.T. is thans: Rapenburg 68.
Deze nieuwe vestiging vormt een ongezochte gelegenheid om voor een ruimer publiek iets te zeggen omtrent de mogelijkheid tot raadpleging van het materiaal van het Woordenboek. Vaker dan vroeger het geval was bereiken ons thans vragen om inlichtingen betreflende het materiaal voor nog niet gepubliceerde gedeelten van het alfabet. Voor een goed begrip van de mogelijkheden die dit materiaal biedt is het nodig met nadruk te zeggen dat dit materiaal, d.w.z. de bewijsplaatsen, niet gereedligt zoals het ten slotte in het Woordenboek wordt afgedrukt, maar slechts potentieel aanwezig is. Dat wil zeggen: ons materiaal bestaat alleen uit plaatsen, niet uit complete, uitgeschreven citaten. Het uitschrijven door onze assistenten gebeurt pas als het betrokken deel van alfabet aan de beurt is voor behandeling. Op het ogenblik wordt gewerkt aan de woorden beginnende met re-, tr-, ver- en vl-. Voor de rest van het nog te behandelen gedeelte hebben wij alleen een zeer grote massa strookjes en fiches waarop alleen een woord en een titel staan, dus b.v. voorzien a. bijns 190; uiterlijk bredero 3, 394; wagen hooft 1, 115. Voor woorden van enigszins algemeen gebruik, ‘gewone’ woorden, zijn er vaak honderden van zulke opgaven. Het zal daarom duidelijk zijn dat wij er niet aan kunnen beginnen vragen te beantwoorden als: welke 17de-eeuwse bewijsplaatsen hebt u van wil, of woord, of (er) uitzien. Dat zou onze assistenten weken werk kosten en zij hebben al hun tijd nodig om het materiaal van de lopende woorden te bewerken. In zulke gevallen moeten wij de vragenstellers verzoeken zelf naar ons bureau te komen om het beschikbare materiaal in te zien. Wij geven daartoe gaarne gelegenheid, voor zover onze beperkte ruimte het toelaat, en na voorafgaande schriftelijkeaanvrage. In geen geval kan materiaal worden opgestuurd. Zeer
speciale vragen daarentegen, waarbij niet te verwachten is dat er meer dan een paar bewijsplaatsen aanwezig zullen zijn, of die de interpretatie van een woord in een bepaalde context betreffen, zullen wij gaarne voor zover in ons vermogen is schriftelijk beantwoorden, t.w. voor studiedoeleinden, niet voor puzzelaars! Men richte deze vragen aan de redactie, zonder verdere naam.
Leiden, Mei 1964
c. kruyskamp
voorzitter der redactie