Klikspil
In de door Dr. E. van Autenboer Volksfeesten en Rederijkers te Mechelen (Gent 1962) als Bijlage ii (biz. 248 e.v.) uitgegeven factie, een bijdrage van de kamer ‘De Lisbloem’ te Mechelen op het Antwerpse landjuweel van 1561, trof mij o.a. het click-spillekens in vs. 37:
Comt ghy clickspillekens die lecken en suypen
Besyen sweechs daermen siet sluypen
Lijnken en Aechtken ... enz.
Het woord schijnt in ongeveer dezelfde betekenis gebruikt te zijn als het in vs. 19 genoemde cltckoykens, al wordt hier het adjectief lichte toegevoegd:
Comt oock sonder toeuen ghy lichte clickoykens
Die vrolijck hippelen als ionghe vloykens, enz.
Voor beide woorden kan men in WNT terecht. In voce Klikspil leest men daar: ‘eig. een spil die (bij het draaien) klikt’. Die eigenlijke betekenis wordt intussen nergens aangetroffen. Het woord klikspil schijnt uitsluitend te zijn gebruikt voor een ‘dartel en ijdel of een licht meisje, of zulk een vrouw’, zoals WNT het uitdrukt.
Het komt me voor, dat de samenstelling klikspil nóch (voor het eerste lid) met klikken - althans in de bet., die WNT i.v. geeft, want die heeft uitsluitend betrekking op geluid, wat hier niet past - nòch met spil in de door WNT veronderstelde betekenis -maar dat is niet zeker, zoals nog blijken zal - iets heeft te maken. Voor het eerste lid verg. men WNT i.v. Klakkooi met de variant klikkooi, waarin klik de stam is van een werkwoord klikken in de bet.: ‘heen en weer gaan’, mede gesignaleerd in WNT i.v. Klikkebil. Deze betekenis, die onontkoombaar lijkt in het gegeven verband, is interessant en zou wel eens een nieuw licht kunnen werpen op andere samenstellingen met en afleidingen van klik. Men zou dan klakkooi willen scheiden van klikkooi. In klakkooi zou men het werkwoord klakken kunnen zien in de zin van ‘knoeien’, gebruikt voor sexuele handelingen (zie WNT i.v. Knoeien, bet. A. 5), maar nodig is het niet: klakken kan tot klikken in dezelfde verhouding staan als bam tot bim in bimbam of mak tot mik in mikmak.
Voor het tweede lid spil zou ik willen uitgaan van WNT i.v. Spil (i), bet. 3: ‘hoornschelp’, fig. cunnus, want dat zal toch wel bedoeld zijn in Tielman Susato Musyckb. 15:
Myn boel heet my cleker bille
noit en was ic dus ghepoelt!
Omdat ic haspe mijn spille
tsavens daer men druck vertoelt,
aangehaald in WNT i.v. Spil (i), bet. 1, waar ‘haspe’ de 1e persoon, enz. is van ‘haspen’ = haspelen in de zin van ‘heen en weer bewegen’, een bet., die niet ver afstaat van de in WNT i.v. Haspelen (dl. vi, kol. 109) genoemde. Ghepoelt zal in de aanhaling wel corrupt zijn, lees ghefoelt geplaagd, gekweld (van folen in MNW alleen onz., in WNT ook bedr.: bet. A, 5; ‘Plagen, kwellen, lastigvallen’), want bij de werkwoorden polen of poelen bieden de woordenboeken voor ons citaat geen aanknopings-