| |
Uit de tijdschriften
De Gids. April.
James Brockway, Over Jan en Daniël, is van oordeel dat Wolkers' roman Een roos van vlees geen hecht geheel is geworden. - Hans Andreus' Reacties van een lezer op de ‘nieuw-realistische schelmenroman’ van Jan Cremer, Ik, Jan Cremer, zijn biezonder gunstig. - In Nieuwe Boeken verklaart O.M. Vaal in Van het Reve, Op weg naar het einde, ‘veel meer betekenis voor onze cultuur dan in dat van menig tijdgenoot’ te zien.
Mei. Dit aan Shakespeare gewijd nummer bevat o.m.H.H.J. de Leeuwe, Shakespeare op het Nederlandse toneel; Nienke Begemann, De Engelse komedianten in de Nederlanden; W. van Maanen, Zeven vertalingen van Shakespeares Sonnet I en Erik Vos, Ritmische aspecten bij het vertalen.
| |
Het Nieuwe Boek. II, No. 4.
Willem Enzinck is In gesprek met Gerard Walschap. - In Wereld en Geloof beoordeelt Joh. van der Woude Gerard Walschaps Muziek voor twee stemmen. - Willem Brandt geeft een beknopte indruk van M.A. Jacobs' ‘lijvige, studieuze en wèl-gedocumenteerde werk’ over Een schrijfstersleven, nl. Carry van Bruggen, haar leven en literair werk.
No. 5. Voor De nieuwe dichtkunst, gedemonstreerd in een speciaal nummer van het tijdschrift Gard Sivik, heeft Willem Brandt geen goed woord over, wel voor de laatste bundel van Ankie Peypers, Woorden als jij, eveneens behorend tot het nieuwste ontwikkelingsstadium in de poëzie. - Als Op weg naar het niets vat Willem Brandt zijn negatief oordeel samen over de bundel literaire brieven van G.K. van het Reve, Op weg naar het einde.
| |
Raam. Februari.
S.M. Benjamins wijdt een uitvoerig artikel aan Het oeuvre van Sierksma als ‘grensconflict’ en ‘testbeeld’. - Het Journaal bevat twee kolommen van Tegenbosch over Nijhoff, ‘school gelegen’ bij Van Ostaijen.
Maart/April. Dit nummer is gewijd aan het versdrama en bevat o.m. artikelen van Martien G. de Jong, Dramaturgie en lyriek; J. Swart, Het Engelse toneel en de poëzie; H.H.J. de Leeuwe, Bertolt Brecht en het Duitse versdrama en Lieven Rens, Het Nederlandse versdrama.
| |
| |
| |
Merlyn. Maart.
Kees Fens wijst in Secondenwijzer en Uurwerk op het belang van het kritisch principe dat Merlyn voorstaat, voor de dagbladpers. - J. van de Sande bespreekt als Onsterfelijk Behang, Achterbergs vers Rath & Doodeheefver. - Eppure is de reactie van J. Kamerbeek op de bestrijding van zijn artikel Vijf gedichten van J.C. Bloem door H.U. Jessurun d'Oliveira in Merlyn II, 1. - Jessurun d'Oliveira dient hierop van repliek met ... si muove? - J.J.O(versteegen) weerlegt Kamerbeeks verwijt van Merlyns anti-wetenschappelijkheid in Anti-, On- en Niet-wetenschappelijk. - Rein Bloem onderneemt De derde beproeving n.a.v. een interpretatie van Kouwenaars Klein Essay door C.W. van de Watering.
| |
Forum der Letteren. V, Nr. 1.
C.F.P. Stutterheim verstaat in een artikel Enkelvoudige en samengestelde prominentieverhoudingen onder ‘prominentie’ al datgene wat veelal onder de term ‘accent’ wordt verenigd; in die meer traditionele, maar weinig bevredigende terminologie zou het onderwerp van de belangrijke studie ongeveer te omschrijven zijn als: de semantische en grammaticale waarde van woordaccent, woordgroepaccent en zinsaccent. - C.A. Zaalberg bespreekt Peter van Eeten, Dichterlijk labirint.
| |
Levende Talen. April.
P.W. van Buul wijdt een bladzijde In Memoriam G.W. Wolthuis. - Een artikel van F. Balk-Smit Duyzentkunst wijst op de samenhang tussen Grammatische structuur en tekstinterpretatie. - J.J. Mak maakt enige aantekeningen bij Het ringmotief in Manken van Nieumeghen. - J. van Ham schrijft over Simon Vestdijk en de school in de romans van de auteur. - J.C. Arens heeft opgemerkt dat Saint-Amant's Assis sur un fagot bewerkt is door Focquenbroch. - H. Bruch heeft ernstige historische bezwaren tegen de hypothesen van J.W. Vorrink (in het decembernummer van 1963) omtrent De Hollandse graven en het Gudrunepos. - Boekbeoordelingen o.a.: J. Wille, Literair-historische opstellen (S.J. Lenselink); J.D.P. Warners, Mozes-Mozaïek (J.J. Mak); Ada Deprez, Briefwisseling van Jan Frans Willems en Hofmann von Fallersleben (H.A.W. = H.A. Wage); J.M. Jalink en M.C. van den Toorn, Langenscheidts praktisches Lehrbuch Niederländisch (M.H. Würzner).
| |
Onze Taal. XXXIII, Nr. 5.
In een herdenking van de hoogleraar J. Wille als Zachtganger en vasthouder is, enigszins verkort, een artikel opgenomen dat de overledene in 1937 geschreven heeft over -er of -se in aardrijkskundige bijvoeglijke naamwoorden. - Verder o.a. een stukje over het toenemend gebruik van Dus als zinloos vulsel.
| |
De Vlaamse Gids. April.
Karel De Clerck publiceert een briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en de jonge Boutens.
Mei. Hedwig Speliers geeft in Een profiel van de hedendaagse dichtkunst een ‘repliek op ... enkele principiële beschouwingen over de dichtkunst’ van Christine D'haen.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Maart-April.
In De Laatste Ronde schenkt P.G. Buckinx aandacht aan Herman Teirlinck en het Toneel.
Mei. André Demedts monstert een Naoogst der Expressionisten met Achilles Mussche, Langzaam Adieu; Marnix Gijsen, The House by the leaning Tree en Marnix Van Gavere, 30 Sonnetten. - Tussen weelde en waarheid: Paul
| |
| |
Snoek is de titel van Piet Thomas' beschouwing over Snoeks dichterschap. - Jozef Deleu bespreekt de nieuwste bundel van Elisabeth Eybers, Balans.
| |
Spiegel der Letteren. VII, Afl. 3.
Als resultaat van het Schaken met De Castelein vindt G. Stuiveling 38 zeer bepaalde balladen op het ‘schaeckberd’. - Fl. van Vinckenroye werpt licht op J.B. Houwaert en zijn afhankelijkheid van Cornelis van Ghisteles en D.V. Coornherts vertaalwerk. - De Kroniek vervolgt Codicologie en Filologie, XI: Rubricatie door P.J.H. Vermeeren en W. Gs. Hellinga. - In Margine zet O. Dambre De cyclische bouw van ‘Roosemond’ in het zoeklicht. - J.C. Arens wijst op Latijnse gedichten van Th. Beza vertaald door J. de Decker en anderen. - Dezelfde toont aan dat Van Velden bekend was met het beroemde handboek van Nat. Comes: M. van Velden (Campanus) en de Mythologia van Natalis Comes. - E. de Bock geeft Conscience-Varia: Het gewijzigde ‘Wonderjaer’; Conscience en zijn uitgever. - M. Rutten is Op zoek naar Lodewijk van Deyssel te Mont-lez-Houffalize. - Boekbeoordelingen bevat: Uit Hoofts Lyriek, ed. C.A. Zaalberg, door L. Roose.
No. 4. K. Iwema geeft Beschouwingen over de Gloriant. - M. Janssens handelt Over het Geef-motief bij Arthur van Schendel. - Kronieken houdt in: de voortzetting van P.J.H. Vermeeren en W. Gs. Hellinga, Codicologie en Filologie, XII: Illuminatie, alsmede Enkele aspecten van de studie der minnelyriek sinds 1945. Een bibliografisch essay van de hand van N. De Paepe. - In Margine constateert J.C. Arens: J.B. Wellekens idylliseert Ovidius en J. van Ham stelt voor Methoden bij de karakterisering en waardering van poëzie. - Boekbeoordelingen publiceert kritieken van: N. De Paepe op Lulofs' editie van de Beatrijs; W.J.C. Buitendijk op J. Wille, Literair-historische Opstellen; M. Janssens op Corn. de Deugd, De eenheid van het Comparatisme alsmede op J. Kamerbeek jr., Tenants et aboutissants de la notion ‘couleur locale’.
| |
Leuvense Bijdragen. LIII, Afl. 1.
H.K.J. Cowan past in zijn artikel Old Limburgian and the Quantitative Classification of West Germanic Dialects een werkwijze toe die in taalkundige publikaties wel heel ongewoon is: zijn ‘kwantitatieve’ classificatie taxeert de fonische en morfologische trekken die de zogenaamde ‘westgermaanse’ dialecten gemeen hebben of waarin ze verschillen, naar hun relatieve waarde als indelingskenmerken met wiskundige berekeningen; het resultaat is o.a., dat het Oudlimburgs, dat met goed recht Oudnederlands kan heten, het naast staat aan het Oudsaksisch, en dat de term ‘Frankisch’, als zijnde misleidend, vermeden dient te worden, of ten hoogste beperkt tot de ‘frankische’ dialecten van het Hoogduits. - L. Roose maakt aannemelijk, dat De rol van het gilde der Mechelse smeden geen originele Nederlandse oorkonde is, maar een vertaling van een latijnse. - P. Maximilianus o.f.m. cap. † behandelt in zijn uitvoerig overzicht over De Nederlandse vertalingen van het Dies Irae van af de Romantiek achtereenvolgens Het Dies Irae en de Protestanten, de Katholieke vertalingen in Nederland in de 19e eeuw, Vlaamse vertalingen in de 19e eeuw en Jongere vertalingen in Zuid en Noord; als slot geeft hij een opsomming van Vertalingen in proza.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXX, Nr. 2.
L. Gillet en R. Galderoux hebben een lijst samengesteld van belangrijke Zuid- en Noordnederlandse pockets, die ongeveer 400 nummers bevat. - Onder ‘Boeken’ een korte bespreking van W.P. Gerritsen, Die Wrake van Ragisel, door L.G.
| |
| |
| |
Nu Nog. XII, Nr. 2.
Een afdeling van de V(ereniging voor) B(eschaafde) O(mgangstaal) heeft Het taalgebruik bij de jongeren in het bedrijfsleven nagegaan in een groot bedrijf, dat Nederlands als voertaal heeft; een andere heeft een onderzoek ingesteld naar het A.B.N. in de huiselijke kring, waar nog sterke weerstanden moeten worden overwonnen; een derde formuleert desiderata voor Het A.B.N. in het onderwijs. - Boekbeoordelingen: H. Heidbuchel, A.B.N.-Woordenboek, derde druk; H. Heidbuchel, Hoe zeg en schrijf ik het?, derde druk; Sociaalrechtelijk Woordenboek, tweede uitgave; alle door J. Verhasselt. - Verder o.a. de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies en het Verslag over de vertelwedstrijden 1964.
No. 3. F. Van Mechelen wijst op de dringende eis van A.B.N. in het gezin. - W. Px. (die wel niet identiek zal zijn met de redacteur Willem Pée) waarschuwt tegen een te vlotte afwijzing van alle Vreemde eenden in de bijt, ontleende woorden. - Boekbeoordelingen: P.C. Paardekooper, C. Moeyaert, J. Peperstraete, Beknopte A.B.N.-Spraakkunst (bestemd voor gebruik in Vlaanderen, en steunend op de Kleine A.B.N.-Syntaxis van de eerste auteur) en J. Moors, Frans-Nederlands, Nederlands-Frans juridisch woordenboek, beide door J. Verhasselt. - Voorts een uitgebreide rubriek Brievenbus - Taaladvies en zakelijke mededelingen.
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. IV, Nr. 1.
In een artikel over Intervokaliese labiodentale en bilabiale konsonante in Afrikaans beschrijft J. du P. Scholtz eerst nauwkeurig de tegenwoordige toestand in het Afrikaans ten aanzien van w tegenover ndl. v of b, met als verder stadium het uitvallen van die w; daarna leidt hij uit kaapse gegevens af dat het eerste stadium ± 1750 bereikt was, en het tweede vroeg in de 19e eeuw; aan het slot komen ook enige, schaarse, gevallen ter sprake van uitvallen van v in zuidhollandse dialecten. - Onder ‘Boekbespreking’ een beoordeling van N.P. van Wijk Louw, Vernuwing in die prosa (nieuwe, uitgebreide uitgave, 1963), door T.T. Cloete.
| |
Standpunte. XVII, Nr. 4.
In ‘Wespark’: Ironie as poëtiese middel onderzoekt Rena Pretorius de verstechniek van Elisabeth Eybers. - F.I.J. van Rensburg betoogt - n.a.v. het vijftigjarig bestaan van de Hertzogprijs in 1965 - dat o.a. het beste deel van de Zuidafrikaanse poëzie niet bekroond werd. - J. du P. Scholtz levert Kritiek op Afrikaanse taalgebruik. Het ongunstig oordeel betreft het reisverhaal ‘Sempre diritto’ van André P. Brink. - Rob. Antonissen bespreekt in Die nuwe roman ‘Die Ambassadeur’ (A.P. Brink), ‘Mens-alleen’ (J. Rabie), ‘Ons wag op die Kaptein’ (Elsa Joubert) en ‘Man in die Middel’ (C. Barnard). - T.T. Cloete wijdt waarderende besprekingen aan de bloemlezing ‘Op die mespunt’ uit de poëzie van Ernst van Heerden (Kaneel, geen eikenschors en aan 'n Debuutbundel van Louis Eksteen, nl. ‘'n Fluit in die riet’.
| |
Volkskunde. LXI = Nieuwe Reeks XXIII, Afl. 1.
M. de Meyer heeft een voorstelling van ‘De wyze en de dwaze maegden’ aangetroffen op een 19e-eeuwse volksprent, gedrukt van het blok van een 17e-eeuwse houtgravure, die vermoedelijk door een van de houtsnijders Christoffel van Sichem gesneden is. - M. Blöte-Obbes geeft een ‘kleine mededeling’ over De symboliek van de uil (t.w. verschillende uilen) bij Jeroen Bosch. - Een In memoriam Dr. Jozef Goossenaerts (1882-1963) is van K.C. Peeters.
| |
| |
| |
Neerlands Volksleven. XIV, Nr. 2 (Lente 1964).
Het nummer draagt de titel ‘Verwonderlijk land’, ontleend aan de Walchersche Arcadia van M. Gargon (1717). Het bevat namelijk ‘opstellen over het Walcherse Volksleven’, afgewisseld door gedichten of gedichtfragmenten die op Walcheren betrekking hebben. Die opstellen zijn voor het merendeel van de hand van J. Vader, geboren in 1875, van wie een Levensschets, door Tj. W.R. de Haan, is opgenomen. De titels van Vaders bijdragen volgen hier: Over het dorpsleven; De dienstbaren op de hofstede; Vruchtbaarheid; ‘Moetertjes’ (gedwongen huwelijken); Over schunnige straatliedjes (volgens auteur afkomstig van oud-militairen, die in de tijd van de ‘remplaçanten’ niet van het beste zedelijk en maatschappelijk gehalte waren); Walcherse volksgeneesmiddelen; Walcherse namen en bijnamen; Over leven en mentaliteit van de Walcherse boer; Vijftig jongensspelen. Niet ondertekend is een stukje over Oud-Walchers bijgeloof; een ander over Vlissingse kinderspelen, is van P.L. Gillissen.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit van Brussel. V (1962/3), Nr. 4.
Dit nummer bevat een kort artikel van Yvan Lebrun over Het begrip structuur in de taalwetenschap. Zijn slotsom is, dat het begrip complex is en moeilijk omlijnd kan worden. Vaak moet men uit de samenhang opmaken wat in bepaalde linguistische publikaties onder ‘structuur’ verstaan wordt.
| |
Language. XXXIX, Nr. 4.
W.Z. Shetter heeft heel wat bezwaren tegen de Studies op het gebied van het hedendaagse Nederlands (Acta Linguistica Rheno-Trajectina, Bijdragen van het Instituut voor Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit te Utrecht, no. 1).
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXX, Nr. 3.
Dit nummer bevat een In memoriam van de hand van Jo Daan (Bij het overlijden van Prof. G.G. Kloeke (1887-1963)).
| |
Word. XX, Nr. 1 (April 1964).
In dit nummer komt een beoordeling voor van A.W. de Groot, ‘Inleiding tot de algemene taalwetenschap’, geschreven door Milca Ivic. Hij is van mening dat het boek geen vooruitgang betekent wanneer men het vergelijkt met het vroegere werk van De Groot, dat hij overigens hogelijk waardeert.
|
|