| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. September.
R. Nieuwenhuys publiceert het eerste deel van Op zoek naar het land van herkomst en haalt o.m. eigen indrukken op aan de figuur van E. du Perron. - Pierre H. Dubois in Een vermeende autobiografie van Marcellus Emants noemt de novelle Op zee eerder dan een biografie een psychografie die de schrijver van zichzelf heeft gegeven. - De rubriek Nieuwe Boeken bevat een bespreking van Hugo Claus, De verwondering, door V.W.D. Schenk; P.J. Meertens waardeert het proefschrift van dr. R.G.K. Kraan over Ons Tijdschrift 1896-1914.
| |
Roeping. April.
Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het tijdschrift in oktober 1962, is thans, vertraagd, een nummer verschenen dat voor het grootste deel gewijd is aan de problematiek van het litteraire tijdschrift. Het bevat o.m. van Gerard Knuvelder, Het verborgen leven van Roeping, van Anton van Duinkerken, Brabantse herinneringen, van Karel Jonckheere, Roeping veertig, van Gabriël Smit, De Gids: algemeen cultureel en van Ben Wolken Vraaggesprek met Bert Bakker.
| |
Maatstaf. Augustus.
Piet Calis vervolgt zijn Topkonferentie (XII) met de behandeling van de dichter Sybren Polet: de werkelijkheid anders, zichtbaarder.
September. Piet Calis besluit met dit XIIIe stuk zijn Topkonferentie en concludeert dat sedert Gorter in de poëzie de roes steeds meer plaats maakt voor de intelligentie.
| |
Het Nieuwe Boek. September.
Als Regeneratie van het moderne proza bespreekt Johan van der Woude Werk van drie jonge auteurs: van Peter van Gestel, Buiten de grens; van Steven Membrecht, De Eerstelingen en van Micha de Vreede, Oorlog en liefde. - F.W. van Heerikhuizen vat in Nieuwe Pockets, voornamelijk over literatuur een oordeel samen over August Vermeylen, De Vlaamse letteren van Gezelle tot heden; Bernard Kemp, De Vlaamse letteren tussen gisteren en morgen; Literair Akkoord 6 en Jacques den Haan staart uit het raam.
| |
Ontmoeting. Augustus.
Jo Datema tracht in Elsschot en de Bijbel situaties in Het Been, Lijmen, Het tankschip, Kaas en Tsjip te passen op bijbelse gebeurtenissen.
September. J. van Ham schrijft Iets over compositie bij Vestdijk en komt tot de conclusie dat in Vestdijks werk zijn zelfprojectie van falend mens terug te vinden is.
| |
De Nieuwe Stem. September.
In de Kroniek van het proza besteedt C. Buddingh' aandacht aan het werk van jongeren, onder wie Jan Wolkers en Bert Schierbeek. - Margaretha Ferguson, Eppur si muove, neemt het werkje van Marc Galle, Couperus in de kritiek tot uitgangspunt voor een boutade tegen de vermoraliseerde litteraire kritiek. - In Ex Libris besteedt Anthonie Donker aandacht aan het Proza van P.N. van Eyck, waarvan thans drie delen in het Verzameld Werk zijn uitgekomen.
| |
| |
| |
Forum der Letteren. IV, No. 3.
J.J.A. Mooij schrijft Over de methodologie van het interpreteren van literaire werken. - J. Kamerbeek Jr. analyseert Vijf gedichten van J.C. Bloem.
| |
Merlyn. Augustus.
J.J. Oversteegen, Vier maal experimenteren met de roman, analyseert de factor ‘experiment’ in een verhaal. Van de door hem besproken romans De ridder is gestorven (Nooteboom), Breekwater (Polet), Hoogseizoen (Vinkenoog) en Raes' De vadsige koningen blijkt alleen het laatste boek als roman volkomen geslaagd te zijn. - Kees Fens, Kamertoneel in de winter, acht van de vier verhalen die G.K. van het Reve publiceerde als The acrobat and other stories (Ned. vert. Vier wintervertellingen), De acrobaat het beste. - C.W. van de Watering geeft onder de titel Ik beproef het te lezen een uitvoerige en heldere analyse van Klein Essay door Gerrit Kouwenaar.
| |
Streven. Oktober.
B.M. van den Berg bespreekt De romans van Jos. Panhuysen.
| |
Kultuurleven. XXX, Nr. 7 (Aug./Sept. 1963).
In de rubriek Kronieken komt een bespreking voor van Drie werken van Jan Wolkers, nl. ‘Kort Amerikaans’, ‘Gesponnen suiker’ en ‘Serpentina's petticoat’.
| |
De Vlaamse Gids. September.
Pierre H. Dubois handelt over Emants' Een nagelaten bekentenis.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Juli.
B.F. van Vlierden bespreekt onder de titel Onuitroeibare ‘heldenverering’ de nieuwste roman van Vestdijk, De Held van Temesa, een werk dat hij weliswaar ‘schitterend, vinnig, incisief’ noemt, maar tevens karakteriseert als levenloos in zijn brillante pracht.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXIX, Afl. 4.
H. Uyttersprot analyseert Uit Paul van Ostaijens lyriek het gedicht Geologie en het begin van Bezette Stad als proeve van het geheel. - Onder de titel De illusie van het geluk maakt L. Gillet Opmerkingen bij de roman ‘Op leven en dood’ van Anna Blaman.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen, XXIII, Nr. 7.
E. Eylenbosch begint de aangekondigde publikaties Uit het optekeningen van Mr. E. Possoz [zie NTg. LVI, 190] met Een trias: het ei, de eieren en de dooier.
| |
Nu Nog. XI, Nr. 5.
Het nummer begint met een artikel van Willem Pée, Hard of zacht begin bij Nederlandse vocalen, dat eerst in het Duits gepubliceerd is in de ‘Festgabe für L.L. Hammerich’ (Kopenhagen, 1962). - J. Leenen is Steeds van mening dat voor De inwoners van Kortrijk de naam Kortrijkenaar de voorkeur verdient. - Ook komt hij terug op de eenheidsschrijfwijze van ‘Rijkstechnischeschool’. - Verder de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies en o.a. het Jaarverslag 1962 van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal.
| |
Ons Erfdeel. VII, Afl. 1.
Een van de Vier overwegingen die Jozef Deleu, bij het begin van de zevende jaargang, van belang acht, is zuiverheid en eenheid in de benaming van onze taal. - Van P. Brachin is een rede afgedrukt over De Nederlandse letterkunde in de Romaanse taalgebieden. - Luc Verbeke vervolgt zijn Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen. - Een causerie
| |
| |
van Robert Victoor, Kapelle bij Duinkerke, is getiteld Waarom ik Nederlands onderwijs. - Een artikel van R.F. Lissens over De dichter Pieter G. Buckinx wordt gevolgd door enige van diens gedichten met franse transpositie ernaast van André Piot; zo ook een van Raymond Herreman over De dichter Bert Decorte. - Willem Pée schetst de huidige stand van Het A.B.N. in Vlaanderen. - Onder ‘Grote Frans-Vlamingen’ behandelt Jozef Declercq Priester Lemire; onder ‘Steden van Frans-Vlaanderen’ schrijven Lieselot en Frits Pittery over Kassel. - Jozef Deleu, Pour un rapprochement objectifet serein dans le problème des langues en Belgique, gaat in tegen een onbillijke en scheve voorstelling van zaken die Jean Mayer gegeven heeft in het tijdschrift ‘Esprit’. - Verder de gewone rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken (waarin o.a. een korte bespreking van J.M. Jalink en M.C. van den Toorn, ‘Praktisches Lehrbuch Niederländisch’, door P.C. Paardekooper) en Aantekeningen en Verslagen.
| |
Standpunte. XVI, Nr. 6 (Aug. 1963).
Dit nummer bevat bijdragen van N.P. van Wyk Louw (En nog is die ende nie, verdere gedagtes oor ‘sensuur’ en Oor toneel I), Anita de Kock (Kort gedagtes oor die kwatrijn, die epigram, die kort gedig), Jan Greshoff (Nog eens over reizen en aesthetica), R. Schutte (Die Sindelinghaan, 'n Ondersoek na die ratio van 'n irrasionalistiese drinkspreuk), Rob. Antonissen (Hoorspele) en P.G. du Plessis (Sakspieëltjies vir 'n raaisel, n.a.v. Opperman's ‘Joernaal van Jorik’.
| |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks, I, Nr. 3.
Dit nummer bevat o.m. bijdragen van Abel Coetzee (Die skrywer en die gemeenskap teenoor mekaar), André Demedts (Stromingen in de hedendaagse Nederlandse Letterkunde - het Naturalisme) en B. le Roux (Enkele gedagtes oor die behaviourisme van woorde op die verhoog).
| |
Volkskunde. LXIV = Nieuwe Reeks XXII, Nr. 2.
J. van Haver behandelt oorsprong en ontwikkeling van Christus op de (koude) steen als uiting van volksdevotie, en, daarbij aansluitend, de symbolische betekenis van de steen in bezweringen. - H. Knippenberg schrijft over De slang in het volksgeloof van vele landen en tijden. - R. Foncke maakt opmerkingen over Spreekwoorden en volkse zegswijzen over schoonheid, kunst en kunstenaar. - P.J. Meertens wijdt een artikel aan het standaardwerk van Maurits de Meyer, De volks- en kinderprent (in de Nederlanden van de 15e tot de 20e eeuw). - Een In Memoriam K. ter Laan is eveneens van de hand van Meertens.
| |
Neerlands Volksleven. XIII, Nr. 3 (Zomer 1963).
De aflevering bevat vier ‘vertogen over volkskunst’, die gehouden zijn op de Nederlandse Volkskundedag te Antwerpen, 1 juni 1963: J. van Beylen, De versiering van jachten, binnenschepen en vissersvaartuigen in de Nederlanden; Hervé Stalpaert, Uithangborden in West-Vlaanderen; Roger Pinon, Marionetten en de officiële cultuur, d.w.z. de kansen van het poppenspel in onze tijd; Jan Verbesselt, De herkomst van de siervoorwerpen in onze gewesten. - A.J. Bernet Kempers licht het programma toe van de Volkskundedag 1963 (5 oktober) over het onderwerp Onze voornamen. - C.A. van Swigchem schrijft over Verlichte schilderstukken, schilderingen op doorzichtig materiaal. - R.C. Hekker beschrijft een merkwaardig prentenboekje van P. Kikkert, verschenen in 1798: Kikkerts etsen van Leidse straattypen. - Siets Proemstra vertelt over twee Historische figuren uit Oud-Emmen, namelijk Geert Veenegeerts (Wevergeert), 1849-1927, en Jan Holties
| |
| |
(‘Het jagertje op den krooi’), 1866-1932. - B.W.A. Veurman geeft van Het maken van ‘oude overleveringen’: een romantische liefhebberij als voorbeeld De sage van Volendam. - Mea Nijland-Verwey ziet in Vondel's ‘Heikruit’ een grondstof voor bier, waarvoor ook de gruyt en de griet dienden. - Julien de Vuyst geeft Nogmaals enige aantekeningen bij het lied van ‘pastoor zijn koe’. - Het uitvoerigste artikel is dat van Tj. W.R. de Haan over Sagepoëzie van B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis, met een aantal proeven daarvan. - Voor een gezelschap haarlemse lyceïsten, die Op heemverkenning in Noord-Brabant waren, heeft H.A.M. Ruhe gesproken over Heemkunde in Noord-Brabant; ‘het principiële gedeelte van zijn vertoog’ is in zijn geheel, cursief gezet, opgenomen. - Verder een aantal korte bijdragen.
| |
Neerlandia. LXVII (1963), Nr. 7/8.
Mevr. A.C. Gewin-Salm, ‘Lektorin für Niederländisch’, vertelt over Nederlands onderwijs in Heidelberg.
Nr. 9. Hans Combecher noemt Oorzaken van de Duitse onderschatting van het Nederlands.
| |
Studia Linguistica. XVI, No. 1.
In dit nummer komt een artikel voor van Albert Lange Fliflet Gespannte und ungespannte vokale, waarin - zij het terloops - ook het Nederlands genoemd wordt.
| |
Comparative Literature. XIV (1962), Nr. 4.
In dit nummer bespreekt Walter Thys het boek ‘Ben ik mijn broeders hoeder? Verbeeldingen van Kaïn en Abel’ van Anthonie Donker. Hij noemt het ‘a very valuable addition to the evergrowing contributions of the Low Countries to comparative studies’.
|
|