Devaluatie van het woord arbeider?
Ieder taalgevoelig mens is vertrouwd met de geleidelijke ontwaarding van menig woord. Gewoonlijk zijn dat processen, waarvan het resultaat duidelijk is, doch de oorsprong in nevelen gehuld blijft. Wie zal, om enkele voorbeelden te noemen, kunnen zeggen wanneer ‘commis-voyageurs’ in ‘vertegenwoordigers’ zijn veranderd? Of op welk tijdstip het uitstervende ras van Jansjes en Mietjes niet langer ‘meid’ heette, maar, via de benamingen ‘dienstbode’ en ‘dienstmeisje’, ‘hulp in de huishouding’ en ‘huishoudster’ is geworden? Aangezien we echter thans het ontstaan der mogelijke ontwaarding van een woord op heterdaad kunnen betrappen, schijnt het me wenselijk dit dadelijk vast te leggen.
In een gesprek met de afgetreden Directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, Jhr. W.J.H.B. Sandberg, dat de Haagse Post van 5 Jan. 1963 publiceerde, heeft deze onder meer het volgende gezegd:
‘...De meeste idealen van de sociaaldemocratie zijn eigenlijk verwezenlijkt, behalve dan het ideaal van gelijke mogelijkheden voor iedereen, mijns inziens. Zo zijn er nog wel een aantal op te noemen. Maar veel is in vervulling gegaan. Wij zijn er ook hier in het museum mee begonnen om het begrip “arbeider” af te schaffen. We hebben iedereen ambtenaar gemaakt, iedereen werd gelijk. En ik heb er nog onlangs aanmerking op gemaakt dat onze werksters, zoals ze dan nog heten, nog in een “arbeidersklasse” staan, terwijl alle anderen ambtenaren zijn, ambtenaren op jaarsalaris of ambtenaren op week-salaris...’.
Niet over de sociale zijde van deze beweringen zal ik spreken. Laat een ieder daar zijn eigen mening over hebben. Hier gaat het uitsluitend over de semantische zijde ervan. Allereerst dan de opmerking, dat met hetgeen Spreker het ‘begrip’ arbeider noemde, naar uit het verband duidelijk blijkt, beter geformuleerd de ‘benaming’ arbeider is bedoeld. Trouwens, wie kan een begrip afschaffen? Vast staat ondertussen dat de heer Sandberg ‘arbeider’ een lichtelijk vernederend woord acht. Wellicht zal zijn opvatting veld winnen. De mogelijke consequenties? Een nog groter ambtenarencorps? Op den duur geen arbeiderswoningen, land-, mijn- en havenarbeiders meer? Zullen degenen, die tegenwoordig tot de categorie der ‘hoofdarbeiders’ worden gerekend, ‘hoofdambtenaren’ worden? Komen ze dan niet in conflict met de huidige, echte hoofdambtenaren? En welk een revolutie in het woordgebruik dreigt te volgen, zo ook het woord ‘arbeid’ in de lawine wordt meegesleurd. Weg met arbeidscontracten en arbeidsprestaties, met de Partij van de Arbeid en de Raad van Arbeid.
Zal ten slotte de devaluatie van het woord ‘ambtenaar’ de volgende stap zijn? Misschien worden deze dan altegader functionarissen of waardigheidsbekleders.
Raadselen van het toekomstig taalgebruik. Wij kunnen slechts belangstellend blijven afwachten, hoe en of de Amsterdamse innovatie zich verder zal ontwikkelen. Persoonlijk zou ik het woord ‘arbeider’ - en zelfs ‘arrebeier’ - met leedwezen zien verdwijnen. Het te vervangen door het saaie en kleurloze ‘ambtenaar’ is een slechte ruil.
's-Gravenhage, Jan. 1963.
M.E. Kronenberg.