De Nieuwe Taalgids. Jaargang 56
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Maatstaf. December 1962.Piet Calis vervolgt zijn Topkonferentie (VII) met H. Marsman: experiment en klassiciteit. | |
De Nieuwe Stem. Oktober 1962.Anthonie Donker bespreekt de poëzie van De dichter Jan Campert, uit wiens werk een keuze is gemaakt door Remco Campert; Clara Eggink schreef de inleiding. In Ex libris bespreekt A(nth.) D(onker) o.m. het derde deel van W.A.P. Smit, Van Pascha tot Noah en T. H(aan) wijdt aandacht aan J.H.W. Veenstra, D'Artagnan tegen Jan Fuselier, een werk dat beoogt een correctie te zijn op het boek dat Ada Deprez vervaardigde bij wijze van Du Perron-biografie. | |
Forum der Letteren. III, Nr. 4.Deze aflevering, gedateerd november 1962, verschenen in januari 1963, bevat de voordrachten die gehouden zijn op een congres dat het ‘Oosters Genootschap in Nederland’ heeft georganiseerd in september 1962 over het centraal onderwerp: ‘De poëzie, haar wezen en haar plaats in de cultuur’. Een van de sprekers, J.C. Brandt Corstius, had tot taak, als vertegenwoordiger van op het Westen gerichte literatuurwetenschap, van de voorafgegane ‘oosterse’ lezingen en een van J.C. Kamerbeek over Aspecten van de poëzie in Hellas een samenvattende beschouwing te geven. Hij heeft die taak volvoerd met een voordracht, getiteld De poëzie, haar wezen en plaats in de samenleving, waaraan hij, in navolging van J.G. Bomhoff, die een overeenkomstige taak had bij het congres van 1959 over de roman, de ondertitel geeft: ‘Beschouwingen van een buitenstaander’. | |
Levende Talen. December 1962.De leraar in de taal- en letterkunde kan, zo meent E.W. Stieglis, nut hebben van en waardering hebben voor de nieuwe ‘Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal’, zonder er onverdeeld voldaan over te zijn; hij mist er ook het een en ander in. - J. Schoon roept de handleiders verontrust toe: Meer zorg voor de eigen taal!. -J. Hoogteijling zet in zijn artikel Taalwaardering als aanvang en doel bezwaren uiteen tegen de synthetische leergang voor het moedertaalonderwijs van L.M. van Dis, F. Jansonius en J. Naarding. - Een bijdrage van P.J.H. Vermeeren, Constanter in Engelse lijst gevat, bevat, zoals een ondertitel aangeeft, marginalia bij A.G.H. Bachrach, ‘Sir Constantine Huygens and Britain’, een boek dat door V. dankbaar wordt verwelkomd. - E. Ternoo geeft Notities over de stijl in ‘De Redding van Fré Bolderhey’; drie aspecten daarvan, het analytische, het dynamische en het bizarre geven hem aanleiding, de roman als in grote lijnen barok te kwalificeren. - Onder de boekbeoordelingen is er een van R. Henrard, Grammaire du néerlandais, door C.A. Z(aalberg). | |
Driemaandelijkse Bladen. XIV (1962), No. 4.K. Heeroma opent de aflevering met een artikel over De taal van het oude Emmeloord, voornamelijk gebaseerd op gegevens die in 1935 waren verkregen door navraag bij toen nog te Vollenhove levende ‘Schokkers’; het Emmeloords vertoont merkwaardige | |
[pagina 125]
| |
overeenkomsten met het dialect van Huizen, - H.T.J. Miedema beschrijft de werkzaamheid van Mr. T.P. Tresling (1809-1844) als schrijver in het Fries en in het Gronings. - Het Middeleeuwse Gronings van J. Naarding is een betoog tegen de mening waarin K. ter Laan zich niet laat schokken, nl, dat er in de middeleeuwen in Groningen geen Fries zou zijn gesproken (zie onder ‘Boekbeoordelingen’ in dit nummer de bespreking van K. Heeroma en J. Naarding, ‘De ontfriesing van Groningen’). - Van Naarding zijn er verder drie kleine bijdragen, een over de groningse spelroep Allings, bij het knikkeren, een die een aanvulling is op een vroegere, Nog eens: klank, en een over de namen Schinkellanden-Schinkelsloot in Noordwest-Overijsel. - H.T.J. Miedema vermeldt hoopgevende Veranderingen in de Achterhoek ten aanzien van de belangstelling voor regionale geschiedenis, taal en folklore. | |
Taal en Tongval. XIV, Afl. 2-3.Het dubbele nummer, dat als datum van verschijning voert 1 oktober 1962, begint met een herdenking van Dr. Hubert Joseph Edmund Endepols, voornamelijk als dialectoloog, door P.J. Meertens. - Jacques Oosterlynck heeft, aan de hand van de ruim 2400 eenlettergrepige substantieven die in de Woordenlijst - 1954 voorkomen, nagegaan de Distributie van de fonemen in de Nederlandse eenlettergrepige monomorfematische substantieven. - Een artikel van Ha. C.M. Ghijsen, Kenmerken van het Zeeuws accent, handelt over reductie of vervorming van kleine woorden in samenhangende rede, over de behandeling van n aan het woordeinde, en over het ‘klankkarakter’ van de zeeuwse klinkers. - C. Tavernier stelt van Schouw ‘schoorsteen’ de Etymologie voor: leenwoord, te herleiden op een vulgairlatijns *excava, dat zich voortzet in italiaans scavo ‘uitholling’ (>*excavus) en provencaals escava ‘vogel- of visnet’. - J. Naarding komt via Apmoal, Apmits, Apmet tot een verklaring van de p in Helpman (ouder Heltman en varianten), maar wil niet met W. de Vries in het eerste lid een persoonsnaam zien. - M. Hoebeke behandelt uitvoerig en gedetailleerd Het woord meinsel (ring van de zeis) en varianten; hij beschouwt het als een ontlening aan de romaanse groep van frans manche ‘mouw’. - Jan van Bakel demonstreert noordwaartse expansie van Beloken Pasen aan afwijkend vocalisme van het participium te midden van zijn tegenwoordige omgeving. - Een inventaris van Het huisraad in het bisschoppelijk paleis te Gent in 1587, berustend op het Rijksarchief te Gent, is om het lexicologisch belang afgedrukt.en van een glossarium voorzien door M. Gysseling. - J. Naarding verwacht weinig nut voor het onderwijs van een door vijf auteurs samengesteld rapport Tweetaligheid in Nederland, een uitgave van het Christelijk Paedagogisch Studiecentrum. - H.T.J. Miedema vertelt iets over Schrijvers in het Schiermonnikoogs. - Boekbesprekingen: Woordenboek der Zeeuwse dialecten, afl. 2, en H.T.J. Miedema, Paedwizers fan deFryske Filology, beide door Jo Daan; Lodewijk van Woensel, Goej Volk, door Jan van Bakel. - Verder: enige bladvullingen; 6 bladzijden gevarieerde Kroniek van Jo Daan; 9 bladzijden Tijdschriften-schouw van G. Winnen. | |
Onze Taal. XXXI (1962), Nr. 12.H. Beem schrijft over Joodse woorden in het Nederlands. | |
XXXII (1963), Nr. 1.Het Genootschap Onze Taal heeft op 13 oktober 1962 een congres gehouden, waar Het Nederlands en het Onderwijs behandeld is; de voordrachten van de sprekers, voorafgegaan door een Openingswoord van de voorzitter, W.F.J.M. Krul, zijn in deze aflevering opgenomen. C. Rudolph | |
[pagina 126]
| |
heeft Het taalonderwijs op de Lagere School gedemonstreerd met een ‘proefles’; de inleiding daarop is afgedrukt en van het verloop van de les is een kort overzicht gegeven. Daarop volgt de volledige tekst van de drie andere voordrachten: J.W. Fossen, Het Nederlands op de Kweekschool; L.M. van Dis, Het Nederlands op de Middelbare School; K. Heeroma, Leren om te leven. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XV, Nr. 11.In de rubriek betoog komen bijdragen voor van A. Mussche, Bij een ‘vertaling’ van de Reinaert, en van R.A. Schröder, Karel van de Woestijne (1933). XV, 12. Karel de Clerck publiceert een aritkel over P.C. Boutens, dichter van de ‘waazge schemerkimmen’. XVI, 1 (Jan. '63). In de rubriek betoog komt een bijdrage voor van Mare Galle, Couperus en de psychoanalyse, enkele bedenkingen. De bedenkingen betreffen het boek van H.W. van Tricht ‘Louis Couperus - Een Verkenning’. - In de rubriek zoek de mens schrijft J. Brants over Chaplin in de Noord- nederlandse Literatuur. | |
De Vlaamse Gids. December 1962.M. Rutten, Poëzie, poëziestijl, constateert dat de huidige poëziestijl ‘er een is van versoheurdheid, misschien ook uitputting... die bij sommigen tot radeloosheid voert’. Januari 1963. In deze aflevering is opgenomen De litteraire zelfverloochening van Hendrik Conscience, de rede die Herman Teirlinck gehouden heeft op 3 december 1962 ter herdenking van de 150ste verjaaring van de geboorte van Hendrik Conscience. - Onder de titel Wij kunnen alleen de doden schuldloos en volkomen beminnen schrijft W.L.M.E. van Leeuwen over Achterbergs poëzie; hij geeft tevens enkele persoonlijke herinneringen aan de dichter. | |
Spiegel der Letteren. VI, Afl. 2.R. Henrard schrijft over Albert Verweys en P.N. van Eycks idealisme, waarbij hij erop wijst dat hun idealistische gemeenschapsidee zowel afweek van de christelijke als van de marxistische visie. - In de Kroniek wordt de artikelen-reeks van W. Gs Hellinga en P.J.H. Vermeeren over Codicologie en Filologie (VII) voortgezet met een uiteen- zetting over Perkament en Papier(watermerken). - In Margine bevat van J.C. Arens: Descriptio per dialogismum: Revius en Euricius Cordus. - E. Willekens heeft samengesteld het Bibliografisch Overzicht 1961. | |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXVIII (1962), Afl. 6.Op een vraag van een lezer over de juiste volgorde van hulpwerkwoord(en) en deelwoord in constructies als / Het kan niet meer gerepareerd worden / en / Anderen, die hij zou bedrogen hebben / antwoordt J.F. in de rubriek ‘Varia’; het antwoord is over het tweede geval vrij uitvoerig, met verwijzingen en veel bewijsplaatsen. - In de rubriek ‘Boeken’ een korte aankondiging, door L.G., van de nieuwe Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal. | |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. XXXVIII (1962), Afl. 3-4.In Calais zijn uit het laatste kwart van de dertiende eeuw antroponymische gegevens bewaard in een omvang als nergens elders in de Nederlanden; M. Gysseling en P. Bougard (de laatste kent aan de eerste de voornaamste eer van het werk toe) hebben het rijke materiaal alfabetisch geordend, met korte etymologische aantekeningen; deze publikatie, L'onomastique calaisienne à la fin du 13e siècle, bevat voorlopig | |
[pagina 127]
| |
alleen geslachtsnamen tot en met de letter M, en zal worden vervolgd. - O. Leys ziet in de naam Vleurgat, waarvan oudere vormen de r niet hebben, een Symptoom van een kontaktsituatie, nl. tussen Nederlands en Frans: de frans-taligen hoorden de nederlandse velaire spirant als hun uvulaire r. - F. Debrabandere verklaart De familienaam Ballegeer als een vernederlandste spelling van frans b o u la n g e r (oudfrans b o l e n g i e r). - H.F.W. Luiking maakt juridische opmerkingen bij het in de vorige dubbele aflevering opgenomen artikel van J. Ph. de Monté Verloren onder hetzelfde hoofd, Bestaan er nog heerlijkheden en hoe te handelen met aan heerlijkheden ontleende namen?; De Monté Verloren geeft er een kort Naschrift bij. - Een artikel van D.P. Blok, Een Nederlandse Ekwall? [Ekwall is de auteur van een ‘Concise Oxford Dictionary of English Place-Names’], voert vele en velerlei bezwaren aan tegen het ‘Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen’ van J. de Vries. | |
Leuvense Bijdragen. LI (1962), Afl. 4 (Bijblad).Van de talrijke boekbe-sprekingen gaan de volgende over werken met specifiek neerlandistische inhoud: R. Van Passen, Toponymie van Kontich en Lint (O. Leys); J. de Vries, Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen (O. Leys); A.P.L. Vermeersch, De taalschat van het laat-Middelnederlandse ‘Knerbouc van Werveke’ (F. Debrabandere); M. Draak, Lanceloet en het hert met de witte voet (N. De Paepe); G.G. Kloeke, Uitgave van Seer Schoone Spreeckwoorden oft Proverbia (J.L. Pauwels); W.A.P. Smit, Van Pascha tot Noah III (D.J. Noë, s.j.); P. Brachin, La littérature néerlandaise (R.F. Lissens); H. Heidbuchel, ABN-Woordenboek en Hoe zeg en schrijf ik het? (J.L. Pauwels); W.J.H. Caron, Uitgave van H.L. Spiegel, Twe-spraack, Ruygh-bewerp, Kort Begrip, Rederijckkunst (J.L. Pauwels); J. Goossenaerts, De Taal van en om het Landbouwbedrijf in het Noordwesten van de Kempen (J.L. Pauwels). - Verder noemen we nog: H. Hempel, Gotisches Elementarbuch3 (K. Roelandts; ruim 4 bladzijden); Stephen Ullmann, Semantics (C. Kruyskamp). - Ook in de ‘Kroniek’, die van vier niet door afzonderlijke naamtekening te onderscheiden handen is, en in totaal 53 nummers telt, over 18 bladzijden verdeeld, komen heel wat aankondigen voor van in 1961 en 1962 verschenen geschriften op het gebied van nederlandse taal- en letterkunde en algemene taalwetenschap. | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXII (1962), Nr. 10.Uit een artikel van J. Behets, De Vlaamse Beweging tegenover het Dietslandisme en het Pangermanisme (1848-1864) vernemen wij van de denkbeelden waarmee figuren als H. Delecourt, Dautzenberg, P. Vermeire en C.J. Hansen de Vlaamse Beweging meenden te dienen. XXIII (1963), Nr. 1. J.L. Pauwels geeft een scherp antwoord op het artikel van J. Leenen in het nummer van juni 1962 over Aaneenschrijven van Straatnamen, met veel gegevens over het feitelijke gebruik in België. | |
Nu Nog. XI, Nr. 1.J. Leenen doet in De Kempense kwestie uitspraak ten gunste van Kempens en vonnist Kempisch als slecht Nederlands. - W. Penninckx geeft praktische aanwijzingen voor Taalzorg bij telefoongesprekken. - J. Verhasselt beoordeelt van J. Grauls, P. Melis, C.H. Peeters en M. van Nierop, Taalkundig Handboek, de elfde druk van 1962, die naar zijn mening te weinig verschilt van de derde van 1933. - In dezelfde rubriek, ‘Boekbeoordelingen’, | |
[pagina 128]
| |
nog enkele besprekingen en aankondigingen. - Verder de gewone rubriek Brievenbus-Taaladvies. | |
Tydskrif vir Letterkunde. XII, Nr. 4 (December 1962).A. Demedts schrijft over De toekomst van het Nederlands. | |
Standpunte. XVI, Nr. 2 (December 1962).J. du P. Scholtz schrijft over Pulvermacher, 'n vroeë Afrikaanse versiesmaker. - H. Venter publiceert de tekst van een lezing, getiteld Funksionele taalonderrig, met besondere toespitsing op woordsoortonderskeiding. - M. de Villiers levert een bijdrage over Die aanduiding van tyd in Afrikaans. - In Waankonstruksie beoordeelt Rob. Antonissen de bundel Die blombaar is Requiem van Pieter Venter. | |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. Afl. 4 (Okt. 1962).Dit nummer bevat o.m. bijdragen van S.J. du Toit, Woorde en betekenisse, van A. Coetzee, Woorde wat onbruikbaar word, en G.T. Ferreira, Die werkwoord als struktuurmonurnent III. | |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. II, Nr. 4.J. du Plessis Scholtz deelt belangrijke biezonderheden mede, verkregen door stelselmatig onderzoek van het Kaaps Archief, over de Aanspreekvorme aan die Kaap in die 18de Eeu; o.a. geeft hij een aantal bewijsplaatsen van U als subjectsvorm, en van julluy, jullij, julle; deze laatste zijn vooral interessant, omdat jullie in europees Nederlands totnogtoe niet vóór Klikspaan aangewezen is. - J.G.H. Combrink geeft 'n Prinsipiële Beskouing oor WAT IV (deel IV van het ‘Woordeboek van die Afrikaanse Taal’), waarin hij, met beknopte erkenning van veel goeds, uitvoerig tekortkomingen en gebreken van verschillende aard aanwijst. | |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXIX, Heft 2 (Augustus 1962).In deze aflevering worden besproken: het Album Edgard Blancquaert, door H. Teuchert; K. Heeroma, Taalatlas van Oost-Nederland en aangrenzende gebieden, door G. de Smet en S.A. Louw, Afrikaanse Taalatlas, door W. Mitzka. |
|