De Nieuwe Taalgids. Jaargang 55
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
Gravure naar ontwerp van M. de Vos, uitgegeven door P. Baltens, voorstellende een door Beza ontworpen allegorie van de Religio. Het origineel van deze prent bevindt zich in de Atlas van Stolk te Rotterdam (Nr. 607).
| |
[pagina 309]
| |
Beza's religio-allegorie als ‘prentpamflet’Ga naar voetnoot1)Naar aanleiding van een gedicht van Jacobus Revius over de ‘Godsdiensticheyt’, dat de beschrijving is van een allegorische voorstelling in de vorm van een dialoog, heeft L. Strengholt een speurtocht naar de oorsprong van de in Revius' gedicht beschreven allegorie van de Religio ondernomen, waarvan hij de resultaten heeft medegedeeld in de eenenvijftigste jaargang van dit tijdschrift, blz. 289-305. Het is hem gelukt, de auteur van het dialogische gedicht, die ook de Religio-voorstelling heeft ontworpen, te vinden. Deze tegen het einde der zestiende en in het begin van de zeventiende eeuw zowel in de literatuur als in de beeldende kunst vrij populaire allegorie is het werk van de Franse hervormer Theodorus Beza. In de verschillende uitgaven van Beza's werken komt deze allegorie enige malen voor onder de gedaanten van emblema en epigram; het gedicht zowel in het Latijn als in het Frans. De vroegste Latijnse versie treffen we aan in een uitgave van Beza's gedichten van 1569. De tekst luidt:
Religio
Quaenam age tam lacero vestita incedis amictu?
Relligio, summi vera patris soboles.
Cur vestis tam vilis? opes contemno caducas.
Quis liber hic? patris lex veneranda mei.
Cur nudum pectus? decet hoc candoris amicam.
Cur innixa cruci? crux mihi grata quies.
Cur alata? homines doceo super astra volare.
Cur radians? mentis discutio tenebras.
Quid docet hoc fraenum? mentis cohibere furores.
Cur tibi mors premitur? mors quia mortis ego.
De populariteit van deze allegorie strekte zich tot buiten de Franse hugenotenkringen uit. Door de Italiaan Cesare Ripa werd ze al spoedig ‘gecanoniseerd’, doordat hij Beza's ontwerp opnam in zijn allegorieënverzameling Iconologia. We treffen haar ook in zeventiende-eeuwse Nederlandse werken aan: de afbeelding reeds in 1603 op een gravure van Hendrik Hondius, het gedicht wat later bij Revius, C.P. Biens en G. Brandt. Ook Gijsbert van Hogendorp schijnt het gedicht te hebben gekendGa naar voetnoot2).
Een nieuw bewijs voor de populariteit van Beza's Religio-allegorie levert een prent die zich bevindt in de verzameling van historieprenten van de Stichting Atlas van Stolk te Rotterdam. Het drietalige opschrift van de prent luidt: Tsamensprekinghe. den Mensch en Religie:/ Relligionis et hospitis Colloquium./ Dialogue de la Religion et du Passant. De prent toont ons Religie als een vrouwenfiguur die geheel beantwoordt aan de in Beza's gedicht gegeven beschrijving. Zij houdt het Evangelium Pacis in de hand. Op de achtergrond zien we een legerkamp, gevechten, een brandende stad en grote schepenGa naar voetnoot3). Onderaan de prent | |
[pagina 310]
| |
bevindt zich een drietal zestienregelige gedichten, waarin we een Nederlandse, een Latijnse en een Franse bewerking van Beza's Religio-epigram herkennen. Omdat deze bewerkingen alle afwijken van de tot nu toe bekende, druk ik ze hier af.
Tsamensprekinghe. den Mensch en Religie:
Mensch, Seght my Religie, vanden hoochsten geboren.
Ghy geestelijck ghebruyck. vanden heere vercoren
Ga naar margenoot+Warom is U hoot verciert, met sterren schoone?
Ga naar margenoot+Om dat ick U den wech tot den hemel vertoone
Ga naar margenoot+Tis wonder dat ghy draecht sulcken verscheurde cleet.
Ga naar margenoot+Dats om dat my sweerelts hooverdije verleet.
Ga naar margenoot+T. is scande. dat ghy staet. met U borsten naeckt.
Ga naar margenoot+Ic begheer dat ghy myn Inwendighe liefde smaeckt.
Ga naar margenoot+Den boeck my dan Oorcont? R: dats myns vaders verbont
Ga naar margenoot+Steundij dan opt Cruijs met lust? R. ia ick dat is myn rust.
Ga naar margenoot+En ghij hebt vleughels aen? R. Ick doent hert tot god opgaen
Ga naar margenoot+Waer by den toom geleken? R. men moet gramscap breken
Ga naar margenoot+Die ghy vertreet ist dootGa naar voetnoot1)? R. Jaet want ick ben des doots doot.
Ga naar margenoot+Doorloghe die ick hier sie U niet. aen en gaet?
Ga naar margenoot+Neent, maer geveynsde, doen onder myn decksel quaet.
Beroovende my. en den Coninck elck synen staet!
Relligionis et hospitis Colloquium.
Ga naar margenoot+Dic pia relligio. supremi nata Tonantis.
AEterni cultrix officiosa Dei.
Cur caput exornat stellis diadema refertum?
Ga naar margenoot+Sijdereae ostendo conditionis iter.
Ga naar margenoot+Cur vestis tam vilis? opes contemno caducas.
Ga naar margenoot+Cur liber hic? Patris Lex veneranda mei est.
Ga naar margenoot+Cur nudum pectus? decet hoc candoris amicam.
Ga naar margenoot+Cur innixa cruci? Crux mihi grata quies.
Ga naar margenoot+Cur alata? homines doceo super astra volare.
Ga naar margenoot+Cur radians? lustro pectora luce nova.
Ga naar margenoot+Quid docet hoc frenum? mentis cohibere furores
Ga naar margenoot+Cur tibi mors premitur? mors quia mortis ego.
Ga naar margenoot+Martia quid prope te designant foedere rupto.
Prelia? et accensus mutua in arma furor?
Ga naar margenoot+Vota metu simulans: et Relligionis amorem,
Illicitas raptat Miles Iberus opes.
Dialogue de la Religion et du Passant.
Passant. Di moy Religion, du grand Dieu fille aisnee,
Servante a l'Eternel tres affectionee
Pourquoy ce diademe estoille ton chef pare?
Ga naar margenoot+Quelle est la voix au. ciel par cela ie declare!
Ga naar margenoot+Pourquoy l'habit tant vil? R. Mespris du perissable,
Ga naar margenoot+Et ce livre quoy? R. la loy de mon dieu Venerable.
Ga naar margenoot+Pourquoy le sein tout nud? R. Simplicite me plaist.
Ga naar margenoot+Et sur croix appuyee? R. la croix doux repos m'est.
Ga naar margenoot+Pourquoy aellee es tu? R. Ie guide au ciel sublime.
Ga naar margenoot+Lumineuse? pourquoy? R. coeurs humains ie illumine.
Ga naar margenoot+Que denote ce frein? R. la fureur reprimer.
Ga naar margenoot+Pourquoy sous pieds la mort? R. Mort ie puis opprimer.
Ga naar margenoot+Que font aupres de toij dissensions, alarmes
Combats plus que civils, et furieux. gendarmes?
Ga naar margenoot+Sous le titre, du Roij et de Religion:
Souffrent Religion: Roij et sa Region.
| |
[pagina 311]
| |
Als we het Latijnse gedicht onder de prent vergelijken met Beza's tekst, ontdekken we enige verschillen. De eerste twee regels van Beza ontbreken in het ‘Colloquium’ en de inhoud daarvan is in de bewerking enigszins gewijzigd. Het antwoord op Cur radians? - lustro pectora luce nova is een bij Beza niet voorkomende variant. Aan het einde van het gedicht zijn vier regels toegevoegd, waarvan de inhoud niet aan Beza's gedicht is ontleend. Afgezien van deze verschillen is de tekst verder vrijwel gelijk aan die van Beza. Nieuwe elementen zijn de benaming van de Religie als aeterni cultrix officiosa Dei en de met sterren bezette diadeem, die ook op de prent is afgebeeld. Lustro pectora luce nova is hoogstens iets positiever dan Beza's mentis discutio tenebras. De vier aan het slot toegevoegde regels geven ons echter pas het recht van een bewerking te spreken. Terwille van het goede begrip laat ik hier de vertaling er van volgen: ‘Wat betekenen die gevechten van Mars, waarbij het verbond verbroken is, daar bij U? En de ontbrande waanzin die maakt dat men de wapens tegen elkaar opvat? R: Geloften veinzend en liefde tot de godsdienst rooft de Spaanse soldaat schatten die hem niet toekomen’Ga naar voetnoot1). De Nederlandse en de Franse bewerking zijn vertalingen van de Latijnse, waarbij op bepaalde punten de weergave echter vrij sterk van de grondtekst afwijkt. Dat is o.a. het geval bij de benaming van de Religie in de tweede regel van beide bewerkingen en vooral bij de weergave van de laatste vier regels van het Latijnse gedicht. Op het eerste gezicht lijkt het er zelfs veel op, dat de strekking van de slotregels van het Nederlandse en het Franse gedicht lijnrecht staat tegenover die van het Latijnse. Worden in het Latijn de Spaanse soldaten beschuldigd, in de vertalingen schijnt het tegen protestantse opstandelingen te gaan die de koning en de godsdienst kwaad berokkenen. Wat de drie bewerkingen gemeen hebben is, dat er in alle gesproken wordt over ‘geveynsde’, die trouw aan de koning en liefde voor de godsdienst simuleren. Alleen in het Latijnse gedicht worden ze met name genoemd: het zijn de Spaanse soldaten. Het komt mij echter voor, dat ook in de Nederlandse en de Franse bewerking gedoeld wordt op de roofzuchtige Spaanse soldaten en dat de drie gedichten dus van gelijke strekking zijn. Als we de gegevens uit de drie bewerkingen combineren, komen we tot het volgende. De Religie klaagt, dat de Spaanse soldaten onder het mom van trouw aan de koning en liefde voor de godsdienst schatten roven die hun niet toekomen, waardoor de koning en de godsdienst geschaad worden. Zij distantieert zich nadrukkelijk van de door de roofzuchtige Spaanse soldaten ontketende strijd, die haar niet ‘aen en gaet’, hoewel de ‘geveynsde’ voorgeven in haar naam te strijden. Daarmee verdedigt zij zich tegenover een derde partij, die Religie er van beschuldigt de Spaanse euveldaden met haar naam te dekken. Aan de laatsten houdt zij, op de prent, het Evangelium Pacis voor. De bedoeling van het geheel is een verzoening aan te prijzen tussen de aanhangers van Religie, dat zijn de overtuigde rooms-katholieken, en de derde partij, dat zijn kennelijk de protestanten, om de gezamenlijke vijand, de Spaanse soldaten, beter te kunnen bestrij den. In de geschiedenis van Beza's allegorie nemen de hierboven afgedrukte bewerkingen een unieke plaats in. Zij zijn het minst ‘literair’ van alle tot nu toe bekende versies. Van louter emblematekst, literair spel, is het gedicht geworden tot pamflet. De afbeelding is, door de achtergrond, van emblematische | |
[pagina 312]
| |
voorstelling geworden tot een actueel-politieke allegorie. Afbeelding en onderschrift vormen een eenheid, die duidelijk met propagandistische bedoelingen is ontworpen, waarschijnlijk ter gelegenheid van een bepaalde politieke of militaire gebeurtenis uit onze vrijheidsstrijd. Welke gebeurtenis? Daar de prent geen jaartal draagt, is dat niet gemakkelijk vast te stellen. De Religio-prent is een gravure naar ontwerp van Maarten de Vos (1532-1603), de bekende italianiserende Antwerpse schilder en ontwerper van prenten. Op het blad van de zeis lezen we de woorden ‘P baltens excud(it)’. De Antwerpse schilder, graveur en dichter Pieter Baltens (1525-1598) heeft de prent dus uitgegeven. De graveur is onbekend, maar waarschijnlijk een der gebroeders Wierix, Antwerpse graveurs, die veel naar voorbeelden van Maarten de Vos hebben gewerktGa naar voetnoot1). De mogelijkheid dat Baltens zelf de prent heeft gegraveerd is niet uitgesloten. Misschien heeft deze schilder-dichter ook wel de hand gehad in de bewerking van Beza's gedicht. Deze gegevens stellen ons in staat Antwerpen als de plaats van herkomst van de prent te noemen en de tijd van ontstaan te bepalen op de tweede helft van de zestiende eeuw. Muller veronderstelt, dat we te maken hebben met een zinneprent op de Pacificatie van Gent in 1576. Bij het lezen van de laatste vier regels van de Latijnse bewerking denkt men onwillekeurig aan de Spaanse Furie van 1576, waar dan de Pacificatie van Gent snel op volgt. De achtergrond van de voorstelling met de brandende stad, de vechtende soldaten en de schepen biedt helaas te weinig houvast om het gebeuren te kunnen lokaliseren. Op grond van de hierboven gegeven interpretatie van de slotverzen lijkt het mij echter zeer waarschijnlijk, dat de prent inderdaad betrekking heeft op de gebeurtenissen in en rond het jaar 1576. Het is bekend, dat de haat tegen de roofzuchtige Spaanse soldaten in deze jaren het Noorden en het Zuiden naar elkaar toe dreef, totdat tenslotte de Spaanse Furie de gehele bevolking der Nederlandse gewesten als één man tegen hen in het geweer bracht. Het godsdienstige geschilpunt tussen het Noorden en het Zuiden kwam daardoor op de achtergrond, waarmee aan een van de belangrijkste voorwaarden voor het tot stand komen van de Pacificatie van Gent was voldaan. Ondanks het verzet tegen de Spaanse soldaten was en bleef het overgrote deel der bevolking in het Zuiden rooms-katholiek en, althans in theorie, trouw aan de koning, terwijl men toch met de gewesten in het Noorden voeling wenste te houden. De welwillende gezindheid van het Zuiden ten opzichte van de opstandige Noordelijke gewesten, zolang het er om gaat een gemeenschappelijke vijand te bestrijden en zolang daarbij het godsdienstige geschilpunt op de achtergrond blijft, wordt geïllustreerd door de hier besproken prent en bewerkingen van Beza's Religio-gedicht. Dat men daarbij gebruik maakte van deze door een protestant ontworpen allegorie kan misschien als een blijk van welwillendheid tegenover het meer protestantse Noorden worden beschouwd. Uit het laatste blijkt niet alleen de populariteit van Beza's allegorie, maar ook de door Strengholt gesignaleerde ‘katholiciteit’ er van. De prent verschaft ons tevens de eerste en tot nu toe enige bekende zestiende-eeuwse Nederlandse versie van Beza's Religio-allegorie, zowel wat de afbeelding als wat het gedicht betreft. Het belangrijkste van de prent is echter, dat hij ons toont, hoe Beza's ontwerp in rooms-katholieke handen geworden is tot een wapen in de vrijheidsstrijd der Nederlanden. Rotterdam. B. de Ligt. |
|